width and height should be displayed here dynamically

Jonas Mekas

De nacht, zo weten we sinds Hegel, is bij uitstek het tijdstip voor contemplatie. Wanneer de schemer is gevallen stijgt de uil van Minerva op. Het is ook tijdens de nacht dat de van origine Litouwse, maar in New York wonende filmer en dichter Jonas Mekas (1922) verkiest te werken. Het Keulse Ludwig Museum wijdt aan hem een retrospectieve tentoonstelling. ‘Editing work late at night’, klinkt de stem van Mekas op de geluidsband van een van zijn films. En je ziet het voor je: hoe hij zich in het holst van de nacht heeft teruggetrokken in zijn montagekamer, te midden van zijn herinneringen, te midden van het reusachtige archief aan zelfgeschoten filmbeelden, die hij heeft verzameld sinds hij in de late jaren 40 als vluchteling in New York arriveerde en met een Bolex 16mm-camera zijn nieuwe leefomgeving begon te documenteren.

Veelal gaat het om beelden die het niveau van het amateurfilmpje amper overstijgen: overduidelijk met de hand gedraaide opnamen van alledaagse en minder alledaagse gebeurtenissen uit het persoonlijke leven. Zelf spreekt Mekas over schetsen, dagboeknotities opgetekend met een camera. De eerste stapjes van zoon Sebastian, een picknick in Central Park, sneeuw in de straten van Brooklyn, een kat die zich loom uitstrekt op de vensterbank. Maar ook: huisvriend Andy Warhol spelend met de kinderen, een drinkgelag met Hermann Nitsch, het debuut van The Velvet Underground, Harmony Korine die zijn nieuwe geliefde voorstelt. Uit dit persoonlijke beeldarchief, dat inmiddels duizenden uren aan ruw materiaal bevat, stelt hij zijn films samen. Het maken van een film is voor Mekas vooral een kwestie van montage. Opgediepte beelden worden associatief verbonden met andere, reeds bestaande of nieuwe beelden. Chronologie doet er niet toe. De films vertellen geen coherent verhaal. Er is geen handeling, laat staan een plot. Noch gaat Mekas bij de montage uit van een script. Kijken naar een film van Mekas laat zich misschien nog het beste vergelijken met een film- of dia-avondje in familiekring. Het is alsof je meekijkt over de schouder van een goede vriend, die je wil laten delen in enkele van zijn dierbaarste momenten – ‘brief glimpses of beauty’, die hij in min of meer willekeurige volgorde uit het projectieapparaat tovert. Hierin schuilt de onmiskenbare charme van deze Diary Films, zoals Mekas zijn vorm van cinema typeert: ze maken de toeschouwer tot lotgenoot, geven hem het gevoel te worden opgenomen in een kleine kring van intimi. De voice-over, waarmee Mekas het publiek voortdurend rechtstreeks toespreekt, verstrekt dit gevoel: ‘I drink to you, dear friends!’

 De mede door Mekas gecureerde tentoonstelling, die in aangepaste vorm nog zal doorreizen naar de Londense Serpentine Gallery, is grotendeels rond de Diary Films opgebouwd. De nadruk ligt op het artistieke werk. Daarnaast is er ook aandacht voor de andere, meer activistische kant van Mekas’ loopbaan: Mekas als medeoprichter, curator en artistiek directeur van het New Yorkse Anthology Film Archive, als drijvende kracht achter The Film-Makers’ Cooperative, als gezaghebbend criticus van The Village Voice en het eveneens mede door hem opgerichte Film Culture Magazine, kortom: als de grote roerganger van de Independent Film. De invloed die hij in deze rol heeft uitgeoefend, kan moeilijk worden overschat. Bij vrijwel alle initiatieven die in de jaren 60 en 70 in de Verenigde Staten op het gebied van de experimentele film werden ontplooid, was Mekas direct of indirect betrokken – als de spreekwoordelijke spin in het web. Het was Mekas die Warhol inspireerde tot het maken van zijn eerste films en die hem leerde hoe hij een camera moest hanteren. (Bij diens legendarische Empire stond Mekas zelf achter de camera.) En het was Mekas die een podium schiep voor de experimenten van uiteenlopende vernieuwers als Jack Smith of Nam June Paik. (De laatste was als curator van de afdeling video aan het Anthology Film Archive verbonden.)

Intrigerend zijn met name enkele archivalia die, samen met dichtbundels, verzamelde filmkritieken en autobiografische geschriften, liggen uitgestald op een leestafel in de centrale zaal van de tentoonstelling. Ze hebben betrekking op een schandaal dat zich begin jaren 60 afspeelde rond Jack Smiths Hollywoodtravestie Flaming Creatures (1962). Mekas had een vertoning weten te regelen tijdens het Derde Internationale Experimentele Film Festival, dat in 1963 plaatsvond in het Belgische Knokke. Toen de film wegens zijn vermeend obscene karakter te elfder ure van het programma werd geschrapt, trad hij af als jurylid. Een jaar later werd hij in New York gearresteerd op verdenking van het verspreiden van pornografie. Aanleiding was een filmavond in het Anthology Film Archive met onder meer Flaming Creatures op het programma.

Men kan zich afvragen in hoeverre Mekas uiteindelijk is geslaagd in de missie om de experimentele film op de kaart te zetten. In het inmiddels sterk vercommercialiseerde reguliere circuit van bioscopen en filmhuizen lijkt voor experiment nauwelijks ruimte. Zelfs op het Internationale Filmfestival van Rotterdam, waar sporadisch nog wel eens een film van Mekas wordt gedraaid, is de expanded cinema hooguit een randverschijnsel. Je moet er al voor naar het museum voor hedendaagse kunst. Maar ongetwijfeld is dit ook de plek waar deze vorm van cinema het beste tot zijn recht komt.

Het is een sterk punt van de tentoonstelling dat zij bijna terloops laat zien hoe een min of meer rechte lijn loopt van de toenmalige avant-gardefilm naar de huidige kunstenaarsvideo’s en videoinstallaties. Het interessantst is in dit verband Mekas’ recente werk. Het beeldmateriaal is hetzelfde. Dikwijls gaat het zelfs om een recycling van fragmenten uit eerdere Diary Films. Maar de niet-narratieve structuur maakt de films zeer geschikt voor andere vormen van presentatie, zo blijkt hier. Bij de allereerste Diary Film, de klassieker Walden (1969), werd het publiek al aangemoedigd om niet passief op de stoel te blijven zitten, maar naar believen in en uit te lopen. In Dedication to Fernand Léger (2003) heeft de Diary Film de vorm gekregen van een ruimtelijke installatie. De toeschouwer wordt omringd door een cirkel van twaalf monitoren, waarop gelijktijdig twaalf verschillende ‘homemovies’ te zien zijn, elk met een duur van twee uur. Samen leveren ze 24 uur aan film, een etmaal uit het leven van het gezin Mekas. Stof voor een opera, want daar heeft deze kakofonie van ruimtelijk in elkaar overvloeiende beelden en geluiden nog het meeste van weg. Hoe anders daarentegen is het 365 Day Project (2007), hier gepresenteerd als een installatie van twee computerterminals en een projectiescherm. Een jaar lang heeft Mekas elke dag een film gemaakt met de lengte van een doorsnee popsong. De filmpjes, waarvan enkele ook te zien zijn op YouTube, kunnen worden gedownload van zijn website. ‘iPod Poems’, noemt hij deze miniaturen.

Jonas Mekas tot 1 maart in Museum Ludwig, Heinrich-Böll-Platz, 50667 Köln (0221/221.261.65; www.museenkoeln.de/museum-ludwig).