width and height should be displayed here dynamically

Jong talent: kiezen en zoeken

Dat de kunstwereld na de recente economische recessie op apegapen ligt, zal haast niemand tegenspreken. Vooral de afwachtende houding van de verzamelaars maakte brokken. Geen vraag, groot aanbod: het dramatische gevolg is bekend. In een helse, moeilijk te doorbreken neerwaartse spiraalbeweging werden vooral slachtoffers gemaakt in de periferie van de kunstwereld, waar vaak de boeiendste kunst voor het eerst te zien is. Kleinere of avontuurlijke galeries moesten hun deuren sluiten. Alternatieve ruimten geraakten in ademnood en dikwijls werd het herkauwen van gevestigde namen door op veilig spelende galeries als een verdienste gehonoreerd.

Of het schijn of werkelijkheid is, kan nu nog niet uitgemaakt worden maar het tij lijkt wel gekeerd: het fatalisme van gisteren ruimt baan voor een nog schuchter optimisme. Hier en daar worden initiatieven genomen om ontluikend talent opnieuw een kans te geven. Er is een heroplevende belangstelling voor jonge kunst en sommige galeries steken opnieuw hun nek uit en schuwen het avontuur niet meer. Maar de kaarten zijn grondig door elkaar geschud. Kunstenaars nemen (opnieuw) het heft in eigen handen, galeriehouders doen een beroep op onafhankelijke curatoren en tentoonstellingsmakers nodigen dan weer kunstenaars uit om nieuwe concepten te ontwikkelen.

In die lijn passen ook “Choix de Bruxelles” en “Prospectus”, twee grote kleinschalige projecten uit een hoek waar je het evenmin verwacht. Enkele Brusselse galeriehouders (Albert Baronian, Isy Brachot, Etienne Ficheroulle, Xavier Hufkens, Rodolphe Janssen en Etienne Tilman) slaan de handen in elkaar en tonen gezamenlijk, in één gebouw, avontuurlijke en redelijk onbekende kunst.

Voor de tentoonstelling “Prospectus” daarentegen tekenen enkele verzamelaars die, in een coördinatie van Philippe Braem, nog nooit eerder getoond werk van onbekende kunstenaars willen presenteren. “Prospectus”gaat op zoek naar kwalitatief hoogstaand werk van jonge mensen die na hun kunstopleiding wel actief bleven maar desondanks geen onderdak vonden bij een galerie of geen kans kregen hun werk elders te tonen. Een gedurfd en uiterst riskant project, maar misschien ook een vermanende vingerwijzing naar de galeriehouders die in gebreke gesteld worden omdat ze niet snel genoeg jong talent kansen bieden.

Voor “De Witte Raaf” wilden Xavier Hufkens, galeriehouder, en Luc Steels, verzamelaar, toelichting verschaffen en commentaar leveren bij respectievelijk “Choix de Bruxelles” en “Prospectus”.

Jos Van den Bergh: Mogen we “Prospectus” als een statement interpreteren of moeten we deze tentoonstelling eerder begrijpen als een parallel, aanvullend initiatief?

Luc Steels: We willen inderdaad jong en onbekend talent de kans geven hun werk te tonen. Onze werkwijze is anders dan deze van een galerie of een museum…

J.V.d.B.: Omdat jullie sneller reageren op wat er zich aandient?

L.S.: Niet alleen om die reden. Ik denk ook dat galeries andere belangen hebben. Dat klinkt misschien als een verwijt of kritiek maar dat is het niet.

J.V.d.B.: Xavier Hufkens, wat zijn jouw bedenkingen bij “Prospectus”?

Xavier Hufkens: Ik had die naïeve gedachte dat er een link, een verstandhouding was tussen de galeriehouder, de verzamelaar en de kunstenaar. Die “driehoeksverhouding” vind ik persoonlijk ontzettend belangrijk en bij “Prospectus” wordt het initiatief genomen door verzamelaars en verdwijnt of ontbreekt die relatie met de galerie. Ik kan natuurlijk naar “Prospectus” gaan kijken en eventueel de door hen aangeboden kunst recupereren maar dat levert dan uiteindelijk toch hetzelfde resultaat op… Ik heb daar niet echt wat op tegen maar het feit dat die groep verzamelaars die “Prospectus” organiseren, toch de behoefte voelen om de rollen om te keren intrigeert mij.

L.S.: Ik begrijp die zorg wel maar het is zeker niet onze bedoeling een correctie aan te brengen. De galeries leveren een ander soort werk dan wij van plan zijn. Het gaat eerder om het doorbreken van een bepaald patroon. Een museum is voor de kunstenaar een soort eindpunt. Het instituut erkent de kwaliteiten van het individu. Een galerie fungeert als een aangever, brengt nieuwe ontwikkelingen onder de aandacht van de kunstliefhebber of – om het met een lelijk woord te zeggen – de consument. Wij pogen nu een veel actievere rol te spelen. Doorgaans wacht de verzamelaar af wat anderen hem te bieden hebben.

J.V.d.B.: Maar wat met de bedenking van Xavier Hufkens… wat verwachten jullie van “Prospectus”. Is het de bedoeling dat galeries jullie opties oppikken?

L.S.: Persoonlijk hoop ik dat we meer contact krijgen met de kunst en dat we op een minder passieve manier deelnemen aan het debat over wat nu precies aan de orde is. De verzamelaar staat doorgaans aan de kantlijn.

X.H.: En dus ervaren jullie het toch als een gemis of willen jullie in elk geval een ander soort contact met de kunstenaar. Een museumdirecteur bijvoorbeeld gaat op een bepaalde manier om met de kunstenaar, waarbij hij in mindere of meerdere mate moet rekening houden met zakelijke belangen. Bij een galeriehouder is dat aspect misschien nog sterker aanwezig. Ik heb natuurlijk wel een sterke, hechte band met de kunstenaars waarmee ik werk. De verzamelaar staat daar een beetje buiten. Hij heeft niet die zakelijke belangen met de kunstenaar – hij toont natuurlijk wel zijn appreciatie door het eventueel kopen van kunstwerken. Nu doorbreken jullie dat… De museumdirecteur, de galeriehouder of andere initiatiefnemers hebben allen een “publiek leven”. Nu heeft de verzamelaar, in jullie groep, dat ook want hij stelt zich bloot aan kritiek.

L.S.: Het is de bedoeling om op een actievere manier met kunst om te gaan, meer niet. We hebben het veld- en denkwerk reeds voor een stuk verricht maar ik moet toegeven dat het voor mij nog niet geheel duidelijk is of “Prospectus” er sowieso komt.

J.V.d.B.: Het zou kunnen beperkt blijven tot een denkoefening, een bijdrage om het debat aan te zwengelen? Stel dat het doorgaat, wie bepaalt er dan de lijn van de tentoonstelling want ik kan me voorstellen dat al die individuele keuzes, zonder globale visie, een verbrokkeld geheel opleveren?

L.S.: Het zou inderdaad bij een denkoefening kunnen blijven maar dat vind ik niet zo problematisch. We hebben nu met een aantal mensen, een groep van verzamelaars, poolshoogte genomen van wat ons inziens belangrijk is en nog geen aandacht kreeg. Ik kan me evenwel makkelijk voorstellen dat ons opzoekwerk, onze prospectie, te weinig oplevert om er een sterke tentoonstelling mee te bouwen.

X.H.: Ik blijf het toch wat vreemd vinden. Op een of andere manier… ben ik mijn geweten kwijt… (algemene hilariteit) Ik geloof nog steeds in die positie van de verzamelaar, de man of vrouw die afstand kan nemen van dat moeizame proces met allerlei economische implicaties. Hij kan onafhankelijk beslissingen nemen of steun geven. Mij lijkt het de puurste houding die je tegenover kunst kan hebben: zonder al teveel noodzakelijke invloeden met kunst bezig zijn. Ik heb de indruk dat we met wat jullie ambiëren op eenzelfde lijn dreigen te gaan staan. Ik raak hierdoor in de war. Het is alsof de museumdirecteur plots zelf kunst begint te maken.

L.S.: Ik denk dat je daarin wat overdrijft. Het gaat niet om jullie positie in te nemen of op eenzelfde lijn te gaan staan. We zijn momenteel bezig met een onderzoek, we willen zien wat er zich nú afspeelt. Het is zeker niet de bedoeling om statements te maken. Waar wij in geïnteresseerd zijn, is inzicht te krijgen in de verschillende stadia en niet enkel met een eindstadium geconfronteerd te worden. Neem Richter, dat is kunst die volledig geïnstitutionaliseerd is, daar zit je aan zo’n eindpunt. Wij willen nu eens aan de wieg staan en kijken wat er zich afspeelt.

J.V.d.B.: Is het in die zin dan toch geen kritiek op de galerie? Om perfect begrijpelijke redenen hebben heel wat galeries de laatste jaren het roer omgegooid en een behoudsgezinde koers gevaren. Dit is niet als kritiek bedoeld maar ik herinner me bijvoorbeeld jouw galerie als een plek die avontuur wist te koppelen aan knappe tentoonstellingen. Nu lijk je eerder voor dat laatste te opteren.

X.H.: Ik begrijp dat je denkt dat ik traditioneler ben gaan werken. Ik zou daar tegenover willen plaatsen dat je niet je hele leven aan een soort scoutisme kan doen. Die kritiek dat ik meer met gevestigde namen werk, poog ik te ondervangen door parallelle tentoonstellingen te programmeren. In mijn benedenruimte zie je een eerder bekend kunstenaar en boven kan je terecht voor kunstenaars die nog niet vaak de gelegenheid kregen om tentoon te stellen. Je mag niet vergeten dat ik als galeriehouder ook met een financiële realiteit geconfronteerd word. Ik kan in deze ruimte niet uitsluitend nieuwe namen, onbekende “ontdekkingen” brengen want dan kan ik mijn galerie binnen een paar seizoenen sluiten en dan kan ik helemaal geen zogenaamd traditionele of avontuurlijke kunst meer tonen. Vandaar die tussenoplossing om in de tentoonstellingsreeks “Upstairs”kunstenaars als Jérome Basserode, Marcus Taylor of Bethan Huws onder te brengen – trouwens ook kunstenaars die ik in “Choix de Bruxelles” presenteer.

J.V.d.B.: Hoe ging die selectie in zijn werk? Hebben jullie als collega’s mogelijkheden besproken of onafhankelijk van elkaar bepaald hoe “Choix de Bruxelles” er moest uitzien?

X.H.: Je moet je daar niet teveel theorieën bij voorstellen. Uiteindelijk verliep alles zeer informeel. Alle deelnemers kenden elkaar, sommigen zijn vrienden. We vonden het leuk om te doen en voor we het beseften kreeg het initiatief vorm. Het gaat zeker niet om een commentaar.

J.V.d.B.: Het valt me op hoe voorzichtig jullie zijn om toch maar niet de indruk te wekken dat het om een stellingname gaat.

X.H.: Met dit verschil dat wij tentoonstellingsmakers zijn. Door het samenbrengen van kleine tentoonstellingen krijg je natuurlijk een veel ruimer aanbod en dat leek ons het voordeel: met een minimum aan middelen een maximum aan verscheidenheid te bieden. Het gaat hierbij niet om één omlijnd idee. Kruisbestuivingen creëren monsters.

L.S.: Zie je, het is toch sterk vergelijkbaar. Jullie komen bij elkaar, becommentariëren de huidige situatie en voelen de behoefte om een tentoonstelling in te richten. Zo’n beetje dezelfde weg die wij aflegden.

X.H.: Tot op zekere hoogte wel maar ik stel me toch deze vraag: bij “Prospectus” is er geen osmose tussen de galeriehouder en de verzamelaar, gaat er iets fout? Ik heb nog die romantische idee dat de galeriehouder de link is tussen de kunstenaar en de verzamelaar.

J.V.d.B.: Kan je die bezorgdheid begrijpen? Hoe verliep trouwens jullie selectie zonder de inbreng van de galeriewereld? Het criterium van “Prospectus” is dat het om kunst gaat die nog nergens te zien was.

L.S.: We brachten mogelijke deelnemers aan. Er waren discussies die overigens in de grootste chaos verliepen. Maar we zijn nog niet rond. Vele dossiers dienen nog geëvalueerd, er zullen nog kunstenaars wegvallen. Zoals eerder gezegd, misschien gaat “Prospectus” zelfs uiteindelijk niet door!

X.H.: Komt alles toch ook niet een beetje voort uit een zekere frustratie, een gemis aan discussie en polemiek? Stel dat we met enkele critici, galeriehouders, verzamelaars en beleidsmakers regelmatig met elkaar in discussie konden treden op informele basis, zou dan het probleem niet van de baan zijn? Stel dat ik zoiets zou organiseren. Open deur, elke zondag een bijeenkomst en een confrontatie van ideeën.

L.S.: Ik blijf vinden dat je ons initiatief te negatief inschat. Frustratie is een gekleurd, beladen woord en dat is zeker niet ons uitgangsidee. Met de vaststelling van het gebrek aan communicatie ben ik het wel eens. In dat licht kan “Prospectus” gezien worden, een aanzet tot dialoog. Het is dus zeker geen agressieve stellingname van onze kant. We willen integendeel eerder een brug slaan tussen de verschillende groepen onderling.

J.V.d.B.: De opzet van “Choix de Bruxelles” lijkt me duidelijk maar wat verwachten jullie van “Prospectus”?

L.S.: Ik – en ik kan eigenlijk enkel namens mezelf spreken – hoop dat ik een beter inzicht kan krijgen in het proces en verloop van hoe je tot geconsacreerde kunst komt. Het zou mooi zijn als enkele door ons geselecteerde kunstenaars later in een galerie terechtkomen maar dat is niet echt de opzet. Wij twijfelen niet aan de bekwaamheid van de galeriewereld. We willen enkel een andere methode bedenken, zelf een wat actievere rol spelen.

J.V.d.B.: Is het de bedoeling om beide initiatieven te herhalen?

X.H.: Ik denk het wel. Het blijft natuurlijk afwachten hoe op “Choix de Bruxelles” gereageerd wordt. Wat de initiatiefnemers betreft bestaat die wil tot continuïteit wel. Het verliep allemaal uiterst spontaan en ongedwongen. Heel anders dan een beurs waar ieder voor zich gedurende enkele dagen zijn kunst slijt. Hier tonen we gedurende twee maanden een avontuurlijker keuze en kan bijvoorbeeld een werk van een kunstenaar van Isy Brachot naast Marcus Taylor, een kunstenaar die ik vertegenwoordig, terechtkomen.

L.S.: Zelf verwacht ik ook dat “Prospectus” herhaald kan worden. Maar laten we toch maar eerst bekijken hoe de eerste editie er zal uitzien. Als die er tenminste komt.

“Choix de Bruxelles” vindt van 22 april tot 5 juni plaats in de Espace Jacqmotte, Hoogstraat 139, 1000 Brussel. Galerie Rodolphe Janssen fungeert als secretariaat. De galerie bevindt zich in de Livornostraat 35, 1050 Brussel (02/538.08.18). “Prospectus” loopt van 5 mei tot 25 juni in een voormalige brouwerij in de Moorsledestraat in Laken. Deze gegevens waren nog niet bekend op het moment dat het bovenstaande gesprek plaatsvond. Voor meer info kan u terecht bij Philippe Braem: 02/223.03.66.