width and height should be displayed here dynamically

Kees van Dongen. Fauve, anarchiste et mondain.

Kees van Dongen (1877-1968) werd geboren in Delfshaven bij Rotterdam, waar hij studeerde aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. In 1897 trok hij naar Parijs en vestigde zich in Montmartre. In de cabarets waar hij karikaturen maakte, ontmoette hij kunstenaars, bohemiens en anarchisten. Zijn illustraties sleet hij aan diverse publicaties. Op een tentoonstelling bij Vollard toonde hij zich een beloftevolle jonge schilder, die met Parijse stadsgezichten van de Sacré-Coeur, Buttes de Chaumont en de Seinebruggen, in zuivere en felle kleuren, de geest van de moderne schilderkunst perfect wist te vertalen. Zijn gedreven en vaardig gemaakte tekeningen leunen, zowel wat de stijl als wat de onderwerpen betreft, aan bij het werk van Toulouse-Lautrec. Dat deze tekeningen vandaag sociale kritiek wordt toegedicht, is echter ongegrond en onterecht. Zijn belangstelling ging vooral uit naar het pittoreske van alledaagse situaties, die hij treffend wist weer te geven. Enige sociale betrokkenheid blijkt wel uit het speciale nummer van het Nederlandse satirische tijdschrift De Ware Jacob dat hij in 1902 maakte onder de titel Vrede. Het nummer handelt over de Boerenoorlog in Zuid-Afrika en kan gezien worden als een pamflet tegen de oorlog en de onderdrukking van de zwarten.Meestal wordt Kees van Dongen geassocieerd met les années folles, het Parijs van de jaren 20, een periode waarvoor hij in zijn schilderijen een nieuw type van de moderne, erotische vrouw ontwierp. Blijkens een tentoonstelling in het Musée d’art moderne de la Ville de Paris, was hij ook fauve en anarchist. De titel van de tentoonstelling verwijst volgens de makers niet naar de verschillende stilistische periodes van zijn oeuvre, maar naar zijn bijwijlen enigmatische, tegengestelde en paradoxale attitude. Stellen dat het werk van Kees van Dongen van ongelijke kwaliteit is, is een understatement. Dankzij een beperkte selectie van zijn vroege werken, tracht de tentoonstelling de schade enigszins te beperken.

In 1905 stelde hij tentoon op het fameuze Salon d’automne, waar hij, ondanks het feit dat hij niet in de ‘kooi van de wilden’ hing, maar enkele zalen verderop, medeverantwoordelijk was voor het schandaal van de fauvisten. Toch zou hij zich pas later, toen hij zich installeerde in het Bateau Lavoir, waar hij Picasso als buurman had, met de andere fauvisten Derain, Vlaminck en Matisse associëren. Deze laatste, die hij bestempelde als een bourgeois-schilder, beschouwde hij als zijn belangrijkste rivaal. Later zei hij daarover: ‘Notre métier est un métier de grues. Matisse fait la fenêtre à Nice et moi, le trottoir à Cannes.’

Dat Kees van Dongen hier als fauvist wordt opgevoerd, is begrijpelijk, ook al behoorde hij niet echt tot de kerngroep, waarvan de leden elkaar reeds kenden van tijdens hun opleiding in het atelier van Gustave Moreau. Uit de tentoonstelling blijkt dat zijn fauvisme (in de ruimste zin van het woord) zich eerder situeert tussen het neo-impressionisme en het Duits expressionisme van die Brücke.

Reeds als jongeman in Rotterdam had Kees van Dongen anarchistische sympathieën. Hij interesseerde zich voor de geschriften van Ferdinand Domela Nieuwenhuis, hij illustreerde L’Anarchie, sa filosofie, son idéal van Kropotkin, wat hem de door Picasso bedachte bijnaam Le Kropotkine du Bateau Lavoir opleverde, en hij was bevriend met de anarchistische criticus Felix Fénéon, die als theoreticus van het neo-impressionisme wellicht meer invloed op de schilder heeft uitgeoefend dan als anarchist. Kan er over zijn anarchistische overtuigingen onduidelijkheid bestaan, dan allerminst over het feit dat Van Dongen mondain was. In 1912 vestigde hij zich in Montparnasse, het toenmalige kosmopolitische centrum van de avant-garde. Toen in 1913 een provocerend naakt van hem wegens obsceen uit een tentoonstelling van Les indépendants werd gehaald, werd hij op slag wereldberoemd in Parijs. Aangezien hij zich niet aan een galerie wou binden – hij verliet Kahnweiler omdat hij niet van Braque en zijn kubisme hield – organiseerde hij in zijn atelier enorme feesten om zijn werk te tonen. Hierbij omringde hij zich met schrijvers, journalisten, antiquairs, modellen en andere kunstenaars en excentriekelingen, waaronder de modeontwerper Paul Poiret en de markiezin Luisa Casati.

Van Dongen toonde zich een zoekend kunstenaar met oog voor de artistieke vernieuwingen in zijn omgeving. Getuige hiervan een werk als Le Boniment (1905): in een neo-impressionistische stijl en op spontane wijze geeft hij de vrolijke bewegingen van de clown en de jonge danseres weer. Of het robuuste portret van Fernande Olivier (1905), Picasso’s vriendin en model tijdens zijn kubistische periode. In de veelheid van stijlen en invloeden heeft Van Dongen echter nooit een eigen stem gevonden. Hang zijn La penseuse uit 1907 naast een Jawlensky, zijn Marchandes d’herbes et d’amour uit 1913 naast een Matisse of Un bal des années folles uit 1925 naast een Beckmann en de vergelijking is snel gemaakt.

In 1929 kreeg hij de Franse nationaliteit en werden zijn eerste werken opgenomen in het Musée de Luxembourg. De tentoonstelling beëindigt het overzicht in 1931. In die periode trof de economische crisis de kunsthandel. De creatieve loopbaan van Van Dongen was op dat moment reeds afgelopen. Het late werk – hij overleed in 1968 op 91-jarige leeftijd – kwam terecht niet in aanmerking voor de tentoonstelling. Dat deel van zijn carrière wordt overigens nog ontsierd door zijn bezoek in 1941, samen met enkele andere Franse kunstenaars, aan nazi-Duitsland, op uitnodiging van Joseph Goebbels en Arno Breker. In 1945 werd hij hiervoor uitgesloten van deelname aan het Salon d’automne.

Kees van Dongen zal vooral gekend blijven voor de verleidelijke stijl waarmee hij acteurs en financiers, industriëlen en politici, kunstenaars en femmes du monde of demi-monde, in decoratieve en elegante poses vereeuwigde. Hij hield daarbij rekening met de smaak van zijn publiek. Het zwaartepunt in de portretten ligt niet op de fysionomie, wel op het decor, de kostuums en de eretekens. Sommigen zien in hem een chroniqueur van een hedonistische periode met decadente taferelen in casino’s en danszalen, maar zelfs dat is nog te veel eer. Vandaag hebben deze werken eerder iets van een curiosum. En toch ontbrak het deze kunstenaar niet aan een zekere luciditeit. Getuige hiervan twee citaten die elkaar mooi aanvullen en tegenspreken. ‘La peinture est le mensonge le plus beau’ en ‘Vivre est le plus beau tableau; le reste n’est que peinture’.

Kees van Dongen. Fauve, anarchiste et mondain tot 17 juli in het Musée d’art moderne de la Ville de Paris, 11 Avenue du Président Wilson, 75116 Parijs (01/53.67.40.00; www.mam.paris.fr).