width and height should be displayed here dynamically

Kerry James Marshall – Schilderijen en zo

De overzichtstentoonstelling Schilderijen en zo van De Afro-Amerikaanse schilder Kerry James Marshall (°1955, Alabama, VS) wordt treffend ingeleid door het werk Black Artist (Studio View) (2002). Dit met ultraviolet licht gefotografeerde zelfportret toont Marshall terwijl hij achteroverleunt in een zetel en zijn schilderij 7am Sunday Morning bestudeert. De lamp doet zijn witte hemd hel oplichten, terwijl zijn lichaam, zijn atelier en zijn werk amper te ontwaren zijn in de donkerblauwe duisternis van de foto. Marshall stelt al sinds het eind van de jaren zeventig consequent de ondervertegenwoordiging van Afro-Amerikanen in de westerse kunstgeschiedenis centraal in zijn werk. Hij doet dit door hen af te beelden in dagelijkse taferelen, zoals The Garden Party (2003), als iconische schoonheden in La Venus Negra (1984), als politieke rolmodellen met Believed to be a Portrait of David Walker (ca. 1830) (2009) of door zwarte tegenhangers te creëren van iconische werken uit de ‘witte’ kunstgeschiedenis zoals Nude (Spotlight) (2009), een verwijzing naar de naakte blanke vrouw in Olympia (1863) van Édouard Manet. Door de inhoudelijke consistentie die het oeuvre van Marshall kenmerkt, lijkt de thematische structuur waarin de tentoonstelling zijn werk vat, soms wat gekunsteld. De verdere onderverdeling in subthema’s als ‘het alledaagse’, ‘de notie van schoonheid’, ‘herdenking’, ‘de beeldbank’ en ‘de aanpak van de kunstgeschiedenis’ vormen niet echt een verhelderende toegang tot de werken. De categorieën voeren een vereenvoudiging door die botst met hun individuele kwaliteit en complexe gelaagdheid.

De centrale hal van het M HKA biedt plaats aan ‘het alledaagse’. In het oog springt de in grote lichtbakken gepresenteerde comic Adrift met de Afro-Amerikaanse superheld Rythm Mastr in de hoofdrol. Een man met afrokapsel bevindt zich op een rondzwevende rotsblok in het heelal. Tegenover hem een zwarte vrouw. ‘No, I can’t go back. Not now!’, schreeuwt ze hem toe. Om hen heen: sterren, kometen, satellieten. De futuristische vervreemding is echter niet helemaal doorgevoerd. Rythm Mastr houdt een djembé onder de arm. De personages staan op brokstukken die de contour van het Afrikaanse continent hebben. In de zijwanden is een Afrikaans masker gehouwen. Het werk maakt deel uit van Marshalls Dailies (1999-2000), een reeks stripverhalen waarin de superheld een groep tieners uit een Afro-Amerikaanse stedelijke wijk te hulp schiet om uit de vicieuze cirkel van straatcriminaliteit te ontsnappen. Hij maakt hiervoor gebruik van ritmische drumpatronen en traditionele Afrikaanse symbolen en gebruiken. De tekeningen maken een synthese van meerdere topoi die Marshalls werk overheersen: black power, de stedelijke realiteit van – utopische – woningbouwprojecten rond grote Amerikaanse steden, economische handicaps, etnische identiteit, de mate waarin ons referentiekader door de heersende beeldcultuur wordt gedetermineerd.

Dezelfde bekommernissen spelen in de panoramische twaalfdelige houtsnede Untitled (1999). Het vijftien meter lange werk vormt een filmisch beeldverhaal van een huiselijk gebeuren. In een anonieme rasterstad verschijnt een roze salon waar zes zwarte mannen verpozen. Ze serveren thee, zitten gemoedelijk te converseren, op de canapé of op het tapijt. Hun borden zijn her en der achteloos neergezet. De bloemen op de vensterbank staan in bloei, de deur naar de slaapkamer is halfopen gezet. Marshall construeert een klassiek burgerlijk tafereel, waarin de zwarte mannen bijna even zonevreemd lijken als de monochrome zwarte schilderwerken aan de muur van het salon. Achterin de mezzanine van dezelfde hal hangen de drie portretten Scout Boy (1995), Scout Girl (1995) en Scout Master (1996). Hier dwingt Marshall drie zwarte figuren in een statige en formele houding, en een scoutsuniform – een vrijetijdsbesteding die traditioneel voor de blanke middenklasse is gereserveerd. Stervormige aureolen lijken hen de status van held te verstrekken. Op hun rechtermouw is de Amerikaanse vlag gestikt. Hun houding is trots, maar de uitdrukking op hun gelaat is gespannen. De linkerhand van de Scout Master maakt een vuist. Marshall voorziet de schilderijen van een ongemakkelijke ondertoon, die zich in het vervolg van de tentoonstelling doorzet. In het deel ‘herdenking’ wordt die toon expliciet politiek. Zo toont het werk We mourn our loss # 4 (1998) de beeltenissen van Martin Luther King, John en Robert Kennedy. Het portret van JFK is evenwel vermengd met dat van Marshalls vader. Het zichzelf inschrijven in de geschiedenis door er nieuwe elementen aan toe te voegen of door er zelf beelden voor te creëren, is een belangrijke drijfveer die kadert binnen de ambitie van Marshall om mee de Afro-Amerikaanse identiteit vorm te geven. Tekenend hiervoor is bijvoorbeeld het schilderwerk Believed to be a Portrait of David Walker (ca. 1830). Marshall eert de negentiende-eeuwse kleermaker die zich verzette tegen de slavernij met een fictief statieportret.

Een gelijkaardige ambitie koestert de kunstenaar met betrekking tot de kunstgeschiedenis. Marshall bekwaamde zich eerst in schildertechnisch opzicht om zwarte figuren op indringende wijze weer te geven, zonder zich daarbij op veel historische voorbeelden te kunnen beroepen. De ‘crisis van de representatie’ die zijn blanke generatiegenoten zoals John Baldessari of Chris Burden over de kunstpraktijk uitriepen, liet hij aan zich voorbij gaan. ‘Vanuit een achtergestelde situatie strijd je nooit met gelijke wapens.’ Marshall kwam daarmee tot een eigenzinnige kunstpraktijk, die onder meer figuratieve schilderijen, experimentele fotografie, collages, stripverhalen en installaties omvat. Het luik ‘de aanpak van de kunstgeschiedenis’ illustreert ook de clash van de extremen die Marshalls werk soms kenmerkt. Het abstracte monumentale drieluik bestaande uit Red (If They Come in the Morning) (2011), Black (Untitled) (2012) en Green (Unititled) (2012) verwijst zowel naar het iconische werk Who’s afraid of red, yellow and blue van Barnett Newman als naar de kleuren van de pan-Afrikaanse vlag van Marcus Garvey, die overigens ook elders in de tentoonstelling opduiken. De harde, activistische toon van het werk, dat ook een citaat van schrijver en burgerrechtenactivist James Baldwin incorporeert, wordt in de aanpalende rotonde ‘gesust’ met de lieflijk ogende Vignettes (2005-2008): vijf in rococostijl uitgewerkte taferelen van een verliefd, zwart stel. Tussen de guirlandes door schemeren echter de kaart van Afrika, een gebalde vuist en de ogen van een panter.

 

Kerry James Marshall. Schilderijen en zo, tot 2 februari 2014 in het M HKA, Leuvenstraat 32, 2000 Antwerpen (03/260.99.99; www.muhka.be).