width and height should be displayed here dynamically

Kleur!

bij de Grieken en Etrusken

Sinds beeldhouwers zich in de renaissance lieten inspireren door Griekse en Romeinse sculptuur, is het archetypische beeldhouwwerk gemaakt van wit marmer. Beeldhouwers als Michelangelo, Bernini en Canova wisten niet dat beelden in de oudheid veelkleurig beschilderd werden en dus werd het onbeschilderde beeld het toppunt van schoonheid. In het verlengde daarvan had ook Johann Joachim Winckelmann, die Griekenland zelf nooit bezocht, een duidelijke opvatting over hoe beelden uit het oude Griekenland en het Romeinse rijk er uit moesten zien. Ze waren van gladgepolijst marmer, hadden heldere contouren en krachtige vormen. En ze waren bovenal smetteloos wit.

Het bleek een hardnekkige opvatting, want nog steeds worden de antieke beeldhouwkunst en bouwkunst ten onrechte vereenzelvigd met wit marmer. De tentoonstelling Kleur! in het Amsterdamse Allard Pierson Museum laat zien hoe rijk gedecoreerd de antieke beelden en gebouwen waren. Op deze bescheiden maar toch spectaculaire tentoonstelling zijn vooral Griekse en Etruskische beeldhouwwerken te zien die in meer of mindere mate restanten van de originele polychromie vertonen. Onder deze authentieke gekleurde voorwerpen bevinden zich Grieks aardewerk, terracottafiguurtjes, Etruskische askisten en architecturale versieringen van Etruskische tempels, afkomstig uit diverse museale en particuliere collecties.

De meeste aandacht gaat echter uit naar enkele felgekleurde kopieën, die een indruk geven van de oorspronkelijke kleuren van beelden en gebouwen. Volgens de laatste stand van onderzoek hadden veel Griekse beelden rijkversierde kleding en felgekleurde helmen. Zelfs het stoere marmeren standbeeld van de Romeinse keizer Augustus in de Vaticaanse Musea had een rozerode generaalsmantel, een veelkleurig harnas en roze lippen.

Het inzicht dat klassieke kunstwerken oorspronkelijk gekleurd waren, is allerminst nieuw en toch zal menig liefhebber vreemd opkijken bij het zien van de felgekleurde en met goud versierde reconstructies. In feite wist men al in de tijd van Winckelmann dat de Grieken en Romeinen hun beelden en gebouwen in uitbundige kleuren beschilderden. In het begin van de 19de eeuw werden de aanwijzingen in die richting steeds sterker, toen men tijdens opgravingen in Griekenland en Zuid-Italië regelmatig verfresten op sculpturen en gebouwen aantrof. Er ontstond een levendig debat over het belang van deze vondsten en men begon reconstructies te maken van de oorspronkelijke kleuren. Dit tot ongenoegen van de puristen, die beweerden dat de kleuren door latere generaties moesten zijn opgebracht.

Dergelijke bezwaren verstomden toen in 1886 allerlei gekleurde beelden op de Akropolis in Athene werden gevonden die aantoonbaar oorspronkelijk waren. De studie naar het kleurgebruik van de antieken zou vreemd genoeg na de Tweede Wereldoorlog weinig aandacht meer krijgen. In de catalogus schrijft de Duitse archeoloog Vinzenz Brinkmann dat de naoorlogse generatie “zijn toevlucht zocht in een formele, esthetische beschouwing van de antieke kunst, weliswaar het bestaan van polychromie in de oudheid erkende, maar zich daar geen concrete voorstelling van wilde maken”.

De tentoonstelling, eerder te zien in München, Kopenhagen, de Vaticaanse Musea en Basel, is het initiatief van Brinkmann, die sinds 25 jaar onderzoek doet naar het kleurgebruik in de Griekse oudheid. Met behulp van gebundeld strijklicht, uv-foto’s, chemische analyses van het oppervlak en andere natuurwetenschappelijke methoden, probeert hij patronen en schilderingen te achterhalen die met het blote oog vaak niet meer zichtbaar zijn. Brinkmanns onderzoek richt zich in het bijzonder op de collectie van de Glyptothek in München, waar hij adjunct-directeur is. De Glyptothek bewaart onder meer de gevelsculpturen van de Tempel van Aphaia uit Aegina. Een groot deel van deze beeldengroep is nu op ware grootte in kleur gereconstrueerd, waarbij vooral de figuur van Paris aan de linkerzijde een ware metamorfose heeft ondergaan. De stenen krijger is veranderd in een langharige boogschutter met een soort clownspak. Het witte marmer van de broek en armen heeft plaatsgemaakt voor een patroon van veelkleurige wybertjes. Bij nader inzien valt op hoe prachtig die geometrische figuren zijn aangebracht. Het patroon op de nauwsluitende broek loopt perfect door en vertoont nergens een verspringende naad. Bovendien worden de zigzagvormen bij de knie uitgerekt, waardoor ze de spierspanning van het gebogen been zichtbaar maken.

Ook Athena, de centrale figuur op de tempel van Aphaia, was oorspronkelijk versierd met een bont schubbenpatroon op het geitenvel dat zij over haar chitongewaad draagt. Opmerkelijk genoeg loopt dit patroon tot in detail door over de achterkant van het beeld, waar de derrière van de godin op een bijzondere manier geprononceerd wordt. Frappant, want dat gedeelte van het beeld was onzichtbaar voor toeschouwers die immers slechts de voorkant van het tempelfront konden zien.

Zulke geraffineerde effecten komen steeds terug in de reconstructies. Ze tonen aan dat het kleurgebruik van de Grieken niet louter decoratief was, maar ook diende om de ruimtelijkheid en het realisme van de beelden te versterken. Bovendien hebben de kleuren vaak ook een specifieke betekenis. De eerder genoemde boogschutter was door het fonkelende oosterse dessin van zijn kleren voor Griekse tijdgenoten herkenbaar als een Perzische of Scythische figuur, ofwel een vijandige barbaar.

Eenduidig zijn de reconstructies vaak niet en soms geven de samenstellers van de tentoonstelling meerdere kleurvarianten die op basis van het onderzoek mogelijk zijn.

Wie eenmaal deze reconstructies heeft gezien, kijkt voortaan met andere ogen naar de marmeren beelden in archeologische musea. Dat begreep Adolf Furtwängler, archeoloog en directeur van de Glyptothek, al in het begin van de 20ste eeuw, dertig jaar voordat de Elgin Marbles in Londen zorgvuldig werden schoongeboend, waarbij alle oppervlaktesporen voor eeuwig werden weggeschuurd: “Hoe oneindig belangrijk de kleuren van de tempels uit de oudheid zijn geweest, ervaart iedereen die na de beschilderde reconstructie het onbeschilderde beeld terugziet. Zonder kennis van de kleuren heeft men geen besef van de prachtige, vrolijke schoonheid van Griekse kunst uit de oudheid. We ervaren nu pas hoe belangrijk het is dat die kleuren in de meeste gevallen helemaal verloren zijn gegaan en ook hoe belangrijk het is dat we de kleuren die nog bewaard zijn gebleven, nauwkeurig bekijken en zo mogelijk gebruiken om het oorspronkelijk beeld te reconstrueren.”

•• Kleur! bij de Grieken en Etrusken loopt nog tot 26 maart in het Allard Pierson Museum, Oude Turfmarkt 127, 1012 GC Amsterdam (020/525.25.56; http://cf.uba.uva.nl/apm/).