width and height should be displayed here dynamically

Kramer Versus Rietveld

Het Stedelijk Museum heeft op 15 mei tijdelijk zijn deuren geopend in het modernistische Postgebouw aan de Oosterdokskade in Amsterdam. De verwachtingen zijn hooggespannen. Het gebouw is een nieuwe uitdaging voor het museum dat historie schreef op het Museumplein maar de laatste jaren in roerig vaarwater terecht is gekomen. Op haar nieuwe plek wil het Stedelijk een nieuwe koers varen, en een onderdeel daarvan is de wens om meer aandacht te besteden aan vormgeving. Een eerste aanzet hiertoe vormt de tentoonstelling Kramer vs. Rietveld, contrasten in de meubelcollectie, die met stukken uit de eigen collectie een overzicht geeft van anderhalve eeuw meubelontwerpen. Van de ruim duizend meubels die het Stedelijk Museum sinds 1934 heeft verzameld, zijn er 180 tentoongesteld. Aanleiding voor de tentoonstelling is de publicatie van de eerste bestandscatalogus van het museum: The Furniture Collection 1850-2000. From Michael Thonet to Marcel Wanders.

De meubels staan uitgestald op een groot podium bestaande uit houten paletten. Het lijkt op een soort magazijnopstelling, alsof de bezoeker een blik wordt gegund in het depot waar de hoogstaande meubelcollectie is opgeslagen. Om enige ordening aan te brengen heeft iedere ‘ruimte’ een thema meegekregen: concept, vorm, materie, oplage en functie. Stoelen, tafels, kasten, kamerschermen en banken van Thonet, H.P. Berlage, Ludwig Mies van der Rohe, Arne Jacobsen, Alvaro Aalto, Philippe Starck, Ettore Sottsass, Michele de Lucchi, Marcel Wanders, Piet Hein Eek en vele anderen, staan in een contrastrijke opstelling door elkaar. ‘Contrasten’ vormen een rode draad in de presentatie. Binnen elk thema wordt met tegenstellingen gewerkt: ‘rusten’ staat naast ‘werken’, ‘oplage’ naast ‘exclusief’, ‘afval’ naast ‘grondstof’, ‘oud’ naast ‘nieuw’. Korte teksten geven heel beknopt inzicht in de inhoudelijk achtergronden van de voorwerpen.

Naast deze thematische presentatie is er nog een gedeelte dat volledig is gewijd aan twee architect-ontwerpers: Piet Kramer (1881-1961) en Gerrit Rietveld (1888-1964). Door hun vernieuwende en spraakmakende stijlen behoorden deze twee tijdgenoten tot de absolute voorhoede. Het ‘contrast’ in deze presentatie is evident: zware, monumentale expressionistische meubels van Kramer, tegenover de constructivistische, heldere, transparante werken van Rietveld. In verschillende ‘kabinetten’ wordt het werk van beide ontwerpers belicht en tegen elkaar uitgespeeld. Bijzonder is de slaapkamer die Rietveld in 1926 ontwierp voor het huis van de familie Harrenstein aan de Weteringschans in Amsterdam. In 1971 kocht het Stedelijk de uit 76 bouwonderdelen en 15 meubels bestaande kamer in zijn geheel aan. Het ensemble geeft een prachtig beeld van de ruimtekunstenaar Rietveld die architectuur en inrichting niet van elkaar scheidde maar als onderdeel van een totaalconcept behandelde. Horizontale schotten markeren de plaats van de bedden, en schermen de slaapplaatsen af tegen de tocht. Het horizontale paneel dat als een zwevend stuk plafond is aangebracht, zorgt voor een visuele scheiding tussen de entrée en het slaapkamergedeelte. Alle meubels, van nachtkastjes tot en met spiegels en lampen, zijn speciaal gemaakt en toegesneden op hun functie en plaats in het interieur.

In een ander kabinet wordt de veelzijdigheid van Rietveld belicht. Achter in de ruimte staat de overbekende roodblauwe stoel, maar daarvoor staan een stoel van gebogen triplex, een beugelstoel, de bijzondere aluminium armstoel met grote ronde gaten en een stoel met canvasbekleding, afgewerkt met grote vissteken. Samen met de meubels, die vaak van een bijna ontroerende eenvoud zijn, wordt hier een prachtig overzicht gegeven van het werk van de man die grote invloed heeft gehad op de moderne meubelkunst.

Van Kramer bezit het museum geen totaalconcept. Zijn slaapkamermeubels, zware gesloten vormen met geïntegreerde ornamenten vervaardigd uit luxueuze materialen, zijn solitair opgesteld in een kabinet met enkele andere ontwerpen van zijn hand. De in de loop der jaren verbleekte meubels zijn na uitvoerige studie gerestaureerd, waarbij de bijzondere groene, oranje, paarse en rode beitskleuren in oude glorie zijn hersteld. Hoewel de warme kleuren van de meubels door de roze achtergrondverlichting van de ruimte niet echt tot hun recht komen, is de verrassing groot bij deze objecten, die als donker en somber in je geheugen gegrift staan.

Als architect van onder meer arbeiderswoningen zette Kramer zich ook in voor de sociale kant van de meubelkunst. In 1921 nam hij deel aan een tentoonstelling over woninginrichting die veel opzien baarde. Voor deze tentoonstelling, die bestond uit modelkamers – eenvoudig en voor prijzen die geacht werden binnen het bereik van de bewoners te liggen – maakte Kramer een woonkamer en een slaapkamer voor een arbeidersgezin. Ook toen viel Kramer op door zijn kleurstelling: wethouder R.M. Wibaut, die deze tentoonstelling ‘beschavingswerk’ noemde, prees de ‘helrode’ kleur van Kramers meubilair.

Aan de sociale betrokkenheid van Kramer en de belangrijke invloed van de ontwerpers op de popularisering van de ‘moderne’ meubelontwerpen, wordt in de tentoonstelling geen aandacht besteed. Het Stedelijk Museum wil met deze presentaties vooral een bijzonder onderdeel van haar collectie herwaarderen. De ‘depotopstelling’ en de kabinetten van Kramer vs. Rietveld komen in het modernistische gebouw van Piet Elling goed tot hun recht; maar de achtergrondinformatie is oppervlakkig. Door de bezoeker iets meer informatie te bieden over de ideeën achter het ontwerp, zou ook de wetenschappelijke functie van het museum meer tot zijn recht kunnen komen. Het is voor de geïnteresseerde bezoeker aanleiding om weer eens in de boekenkast te kijken.

 

• Kramer vs. Rietveld. Contrasten in de meubelcollectie loopt tot 29 augustus in Stedelijk Museum CS, Oosterdokskade 5, 1011 AD Amsterdam (020/573.29.11; www.stedelijk.nl).