Essays
-
Media_Mulder_McLuhan
'Over mediatheorie' van Arjen Mulder
Rudi Laermans -
Getroffen Machten
De staat, het spektakel en 11 september
-
De tijd van het woord
Jeroen Boomgaard -
Discours, mimesis, soundbite
Over kunstenaarsteksten
Sven Lütticken -
Taal en andere werktuigen
Een gesprek met Sean Snyder
Sven Lütticken -
De kunstenaar als interpreet
Over Now What? Artists Write!
Rogier Schumacher -
‘Tot aan de poort…’
Over de iconografie van de stadsmuren
Dirk Lauwaert -
De ontmanteling van Maastricht (1867-1870)
Achtergronden bij 24 albuminefoto's van Théodor Weijnen
Ingrid Evers
Besprekingen
-
William Klein/Paule Pia
Steven Humblet -
Juan Uslé
Dirk Pültau -
Sam Durant
Dirk Pültau -
Feel the Young – Jonge Belgische Mediakunstenaars
Jeroen Peeters -
Suchan Kinoshita – Archive of Problems
Ilse Kuijken -
Luc Delahaye
Steven Humblet -
Giuseppe Penone
Lieven Van Den Abeele -
Thomas Schütte
Ilse Kuijken -
Louise Lawler and Others
Sven Lütticken -
Kramer Versus Rietveld
Coosje Berkelbach -
Toon Tersas
Dirk Pültau
-
Perception of Space
Sven Sterken -
Marcel Breuer – Vitra in België
Fredie Floré -
Marc Newson
Rixt Hoekstra
-
Nieuw Engagement
Bregje Van Woensel -
Didier Vermeiren
Dirk Pültau
110
juli-augustus 2004
Marginalia
Zoals de groep Retort in haar neosituationistische pamflet Afflicted Powers stelt, werden de aanslagen van 11 september 2001 getekend door de lessen van de spektakelmaatschappij die juist het doelwit van de aanslag was. 9-11 was iconoclastische beeldproductie op blockbusterschaal. Het visuele onheilsteken van de brandende en instortende torens werd al spoedig tot inzet van een strijd om de macht over het discours; de implicaties ervan werden door talking heads op televisie en in de kranten uitentreuren bediscussieerd, maar tegelijk leek de traumatische kracht van de rampenbeelden de meest simplificerende antwoorden onweerstaanbaar te maken. Terwijl Jeroen Boomgaard de situationisten er in dit nummer van beticht de kunst volledig te hebben onderworpen aan een literair oninteressante, loodzware tekstproductie, pleiten T.J. Clark en zijn Retort-medeauteurs in de huidige beeldpolitieke constellatie juist voor een herbezinning op de analytische kracht van Debords teksten.
De nadagen van de Situationistische Internationale – de artistieke avant-garde die een politieke avant-garde werd of wilde worden, maar toch altijd in een esthetische visie op de wenselijke samenleving geworteld bleef – waren ook de tijd van de opbloei van de kunstenaarstekst. De conceptuele kunst wilde zich kritisch verhouden tot een spektakeleconomie die de beeldende kunst al lang aan het opslorpen was; maar zij trok niet de situationistische conclusie dat de kunst daarom moest worden opgegeven. Veeleer moest zij een zelfkritische Wende maken, hetgeen ook een wantrouwen ten opzichte van visueel vuurwerk inhield, en een opwaardering van de taal als medium om een meer analytische en reflexieve kunstpraktijk mogelijk te maken.
Of het nu gaat om een (neo)situationistische analyse die in een politiek in plaats van artistiek kader gerecipieerd wil worden, dan wel om kunstenaarsteksten die deel uitmaken van een artistiek oeuvre of er nauw mee samenhangen, nuchter bezien heeft men in beide gevallen te maken met marginalia, met kanttekeningen bij het spektakel. De één wil in de marge van de massamedia een analytisch instrumentarium ontwikkelen voor een politieke actie die uiteindelijk het centrum zelf zou moeten raken; de ander is vaak solipsistischer en zelfreflexiever, en streeft eerder naar het uitbouwen van randzones binnen de hedendaagse samenleving dan naar het omverwerpen van de maatschappij. Juist een montage, een constellatie van deze twee tendensen kan een meerwaarde opleveren; het eerste zonder het tweede zou uitdraaien op een abstracte negatie die de kunst in rook doet opgaan en daarmee de ruimte voor afwijkingen alleen maar kleiner maakt; het tweede zonder het eerste zou resulteren in een berusting die gelijkstaat aan medeplichtigheid.
Sven Lütticken