width and height should be displayed here dynamically

Le festival des chercheurs d’images

Mai de la Photo te Reims

Frankrijk heeft wat met foto’s of fotografie de laatste tijd. Onlangs werd iedereen verplicht fotogek – “Photofolie”. Even daarvoor, in mei om precies te zijn, vond in Reims de traditionele “Mai de la Photo” plaats. Een verslag van onze reporter ter plaatse.

Overdrive

“Solamente Photos! Verder niets te zien”, zo sprak een verdwaalde mediterrane toerist, die in het gewoel van de persopening van de Franse fotomanifestatie, de “Mai de la Photo” terechtgekomen was. Achterin het Palais de Tau, het bisschoppelijk paleis vlak bij de kathedraal  van Reims, vormden de foto-installaties van Thomas Lenden en de renaissance-naakten en stillevens van Nadine Tasseel inderdaad een niet alledaags contrast met de reusachtige, oorspronkelijke kathedraalbeelden, die tot de permanente collectie van het museum behoren. Niets te zien, dus. Aan de arme man en zijn gevolg zijn verder nog zo’n twintig fototentoonstellingen in en buiten Reims voorbijgegaan.

Samen vormden ze de zevende editie van de Mai de la Photo, een festival dat inmiddels stevige allures heeft gekregen en dat door de lokale overheden gretig wordt aangegegrepen om Reims en omstreken ook anders dan fotogeniek te promoten.

“Priorité Ouverture”, de initiatiefnemers van de fotomeimaand blijven hun jaarlijks feest evenwel “Le festival des chercheurs d’images” noemen; ze willen een maand lang een uitstalraam bieden voor actuele Europese fotografie, er “les artistes de demain” presenteren. Grote ambities, dus. De formule is nochtans betrekkelijk eenvoudig: elk jaar passeren een aantal Europese landen de revue: dit jaar Groot-Brittannië, Nederland en België. Per land maken een aantal commissarissen (fotografen, critici, galeristen,…) een persoonlijke selectie, niet gebonden aan een globaal concept of thema (zoals dat bijvoorbeeld  in de Fotografie Biënnale van Rotterdam wel het geval is). Naast die internationale keuzes blijft er in Reims ook steeds plaats voor een aantal eigen tentoonstellingen van Priorité Ouverture (meestal solo-exposities) en was er, nu voor het eerst, een internationale confrontatie met “pril” werk uit een vijftal kunstscholen (F, GB  en NL).

Toegegeven, als relatief onervaren observator van dergelijke geöliede manifestaties, word je licht overdonderd. Door de namen, de talloze interessante foto’s, de concentratie fotografen en tentoonstellingsmakers, de sympathieke organisatoren, enzovoort… Vandaar de noodzaak om het jeugdig enthousiasme te temperen met een aantal nuchtere vaststellingen van meer geroutineerde festivalgangers.

Een fotofestival (zoals de “Mois de la Photo” in Parijs, de “Primavera” van Barcelona, de “Mai” in Reims,…) ontstaat in eerste instantie meestal kleinschalig en vanuit een manifest ongenoegen; de vaststelling bijvoorbeeld dat er aan (hedendaagse ) fotografie zonder meer wordt voorbijgegaan. Na verloop van jaren nemen het succes en de impact van zo’n festival gevoelig toe, worden de initiatiefnemende organisaties overvleugeld door allerhande instanties (overheden, sponsors,…). De oorspronkelijke speldeprik die vanuit de marginaliteit werd gegeven, is niet meer de drijfveer of wordt in elk geval minder voelbaar.

Nog een vaststelling. Grote fotofestivals hebben, volgens insiders, op den duur ook de neiging een soort cirkelbeweging te maken: “ons kent ons, ons nodigt ons uit”.

Manifestaties van dit kaliber zijn dus altijd een stuk te nemen of te laten: al bij al is veel mogelijk, je krijgt hoe dan ook foto’s te zien die je wellicht nooit meer in die samenhang zal te zien krijgen. Daartegenover staat dan weer altijd een overweldigende overdaad, een indigestueuze stroom van beelden, zodat de vraag zich blijft opdringen naar de “menselijke draagkracht” inzake het verwerken van een dusdanige hoeveelheid foto’s: het oog blijft uiteindelijk in gebreke, het geheugen draait overdrive.

Toch een poging tot balans. Een select overzicht van wat is “blijven hangen”, begint met de tentoonstelling “Entre document et étonnement”, waarin 19de eeuwse Britse fotografie van onder meer Sir Benjamin Stone op een knappe manier werd verbonden met sixties-fotograaf Tony Ray Jones en met hedendaags fotowerk van Mari Mahr, Annette Heyer en Keith Arnatt.

Uit de selectie van Martin Parr onthouden we vooral de jonge fotografen Anthony Haughey  (net zo rauw realistisch als Parr, maar minder afstandelijk) en Robin Grierson  (alleen al voor het klassieke beeld van een jongetje bij de kapper).  De Britse kleurlinge van de tweede generatie, Ingrid Pollard, was de uitschieter van “Discursive Landscapes” een tentoonstelling van David Brittain.

Voor Nederland poneerde Agnes Wijers van de Rotterdamse stichting Perspektief  een duidelijk statement met (slechts) drie fotografen : de knipoog (Bob Negrijn), het biografische (Harry Sengers) en het conceptuele (Thomas Lenden) als tendensen in de fotografie aldaar.

Van de selectie van “Priorité Ouverture” zelf zouden we vooral de “Catalogue nostalgique” van Gilles Pernet, in Reims gepresenteerd in het schitterende art déco interieur van de Carnegie-bibliotheek, opnieuw willen zien. De dynamische Franse fotograaf Philippe Sohiez,die in opdracht van het Festival (én een belangrijke sponsor) het weinig verheffende thema “transport” diende uit te werken, krijgt deze zomer een herkansing aangeboden in het Oostendse Museum voor Schone Kunsten. Daar toont hij de reeks die ook gebruikt werd als affiche tijdens deze “Mois”: Ostende, malgré elle.

Over de bomen en het bos: Belgen in Reims

Voor België werden selecties gemaakt door Jean-Louis Godefroid (Contretype) en door de Parijse galeriehouder Jean-Pierre Lambert. Als een soort unicum binnen zijn selectie werd Nadine Tasseel gekoesterd in een voor haar werk ideale tentoonstellingsruimte. De rest van Lamberts overzicht was meer representatief voor het soort werk dat hij in zijn galerie pleegt te brengen,  maar bleek dan weer een heel eind buiten Reims, in Chalons-sur-Marne, gelogeerd (kwestie van de regionale sight-seeing te bevorderen).  Onder de weinig geniale titel “Jubilation Photographique” konden Alain Janssens, Paul Sochacki  en vooral Jean-Louis Vanesch en Lucia Radochonska hun werk in behoorlijke omstandigheden tonen.

Anders was dat in Epernay, de locatie waarheen de overige Belgen dienden uit te wijken. “A l’image de rien” diende zich tevreden te stellen met een niemendal van een tochtige kelder. Daarin doorstonden nochthans twee oudgedienden van de subjectieve fotografie, Julien Coulommier en Serge Vandercam, glansrijk een ontmoeting met een jonge garde fotografen: Hervé Charles, André Jasinski, Daniel Brunemer, Anne Denis, Gilbert Fastenaekens en Dirk Braeckman. Herkansing in boekendorp Redu van 11 juli tot 16 augustus, waar “A l’image de rien” integraal hernomen wordt.

Op de globale kwaliteit van de beide Belgische bijdragen aan Reims valt weinig af te dingen, wel wijst het werk van een aantal  individuele exposanten  ook hier weerom in de richting van een tendens, die voornamelijk bij de franstalige Belgische fotografen zichtbaar wordt. We denken aan mensen, gaande van  Fastenaekens, Jasinski, Janssens tot Albane Chotard  (die momenteel een eerste tentoonstelling heeft bij Contretype); en waarbij het wellicht ook niet toevallig is dat de meeste onder hen tevens hun “afkomst” (kunstschool La Cambre) gemeen hebben..

Ondanks een aantal subtiele accentverschillen, baseren deze fotografen hun beeldtaal veelal exclusief op natuurbeschrijvingen: het bos, de boom, de twijg als metafoor. Soms tot in den treure.

Het gevaar is niet denkbeeldig dat zij binnen afzienbare tijd de fotogeschiedenis ingaan als de “Belgische Woudlopers”. Waarbij dan nog geen uitspraken zijn gedaan over wie in deze bossen de paden heeft gebaand en wie ze volgt.