width and height should be displayed here dynamically

Les années pop

Met Les années pop tracht het Musée national d’art moderne aan te sluiten bij de grote tentoonstellingen uit de begindagen van het Centre Pompidou, waarbij een periode uit de moderne of de hedendaagse kunst in al haar facetten getoond en bestudeerd werd. Bij Les années pop ligt de nadruk vooral op het tonen en minder op het bestuderen. Meer dan vierhonderdvijftig objecten, van platenhoezen en stripverhalen tot radio’s en mini-jurken, van schilderijen en foto’s tot maquettes en designmeubelair, staan er zonder onderscheid naast elkaar. Typerend is de manier waarop het manifest van de Internationale Situationniste uit 1958, een mooi ingelijste poster, achter de fameuze Marshmallow zetel (1956) van George Nelson hangt. Ze stammen inderdaad uit dezelfde periode en worden allebei gekenmerkt door… dezelfde oranje kleur.

Les années pop is geen tentoonstelling over de pop art. Daarvoor is ze te uitgebreid. Maar ook geen tentoonstelling over de kunst van de jaren zestig. Daarvoor is ze dan weer te beperkt en houdt ze geen rekening met de conceptuele en de minimale kunst, die ondanks hun verschijningsvorm veel meer met de pop art gemeen hebben dan algemeen wordt aangenomen. Ook de periode die in de ondertitel vermeld wordt, van 1956 tot 1968, geeft geen uitsluitsel over de inzet van de tentoonstelling. De eerste datum slaat op de tentoonstelling This is Tomorrow, die dat jaar door de Independent Group in de Londense Whitechapel Gallery werd georganiseerd. Voor de affiche maakte Richard Hamilton zijn beroemde collage, Just what is it that makes today’s homes so different, so appealing, die algemeen beschouwd wordt als de eerste popicoon. Richard Hamilton definieerde pop art toen als: “Popular (designed for a mass audience), Transient (short-term solution), Expendable (easily forgotten), Low cost, Mass produced, Young (aimed at youth), Witty, Sexy, Gimmicky, Glamorous, Big business”. Een definitie die in 1956 visionair was, maar vandaag eerder clichématig klinkt. 1968 is in Frankrijk – om andere redenen – nog steeds een mythische datum. De moordaanslag op Andy Warhol in dat jaar markeert echter ook het symbolische einde van de pop art als revolutionaire kunstvorm, en het begin van de commerciële recuperatie ervan, zowel binnen de kunstwereld als in de consumptiemaatschappij.

Het eigenlijke onderwerp van Les années pop valt dus buiten het tijdsbestek van de tentoonstelling. De invloed van de pop art op de mode, de muziek en de zogenaamde alternatieve jeugdcultuur, begint immers pas eind jaren zestig en loopt gemakkelijk door tot de opkomst van de punk in de tweede helft van de jaren zeventig. Men kan zelfs zonder overdrijven stellen dat de invloed van de popcultuur tot vandaag is blijven doorwerken.

Les années pop pretendeert ook iets te zeggen over de relatie van de pop art met het Nouveau Réalisme. Dat is altijd een heikele kwestie geweest. Maar het is pertinent onwaar dat deze tentoonstelling, zoals de persteksten beweren, de eerste zou zijn die de beide richtingen confronteert. Dat gebeurde reeds in de tentoonstelling pop art, in 1991 in de Londense Royal Academy (een boeiende manifestatie overigens, waarin ook werk van Gerhard Richter, Sigmar Polke en Pistoletto te zien was, en die uitging van de kunst en niet van de cultuur). Het verschil tussen beide richtingen wordt al samengevat in de gang die naar de tentoonstelling leidt. Er hangt een enorme décollage van Villeglé, Carrefour Sèvres-Montparnasse (1961) naast Still Life # 35 (1963), een vers geschilderd reclamepaneel voor Libby’s en Royal Crown Cola van Tom Wesselmann.

In de verweerde, verscheurde affiches van Villeglé gaat het om de esthetiek van het vergankelijke. Hun poëtische kracht schuilt in hun nostalgische kwaliteiten. Het Nouveau Réalisme is een romantische beweging die bestaat bij gratie van recuperatie en recyclage, terwijl de pop art uit is op een onmiddellijke beleving van de werkelijkheid. Het meest revolutionaire van de pop art is namelijk dat deze kunst – voor het eerst in de geschiedenis – enkel wilde bestaan in het hier en nu. We vinden die idee in de films van Andy Warhol, die voor het grootste deel in real time werden gedraaid, en in de muziek uit die periode; maar verder ook in de happening en de performance. De belangrijkste werken in deze tentoonstelling zijn daarom diegene die vandaag nog altijd die momentane frisheid hebben van veertig jaar geleden.

Deze kunst inspireerde op haar beurt architecten, designers en modeontwerpers, die niet alleen naar meer comfort, maar ook naar meer vrijheid zochten, en dat vooral uitdrukten door hun materiaalgebruik en hun felle kleuren. De intens beleefde vrijheid van het individu spreekt vooral uit de architectuur. Non-conformisme rijmt er wonderwel met materieel comfort. Veel constructies hebben een tijdelijk karakter, en soms zijn ze mobiel. Ze verwijzen afwisselend naar het nomadisme van de on the road-cultuur en naar het sciencefictionrijk van de ruimtevaart.

De enige originele bijdrage van Les années pop is tevens de meest betwistbare. Het laatste hoofdstuk, Rêve et contestation, suggereert namelijk dat de popcultuur verantwoordelijk zou zijn voor de contestatiegolf van ’68. De elektrische stoel van Andy Warhol en politiek geïnspireerd werk van Pistoletto hangen er naast goedkope affiches van Che Guevara, mei ’68 en the Gratefull Dead.

Pop art was één van de eerste kunststromingen die zich rechtstreeks inspireerde op de populaire cultuur, meer bepaald de stripverhalen en de publiciteit. Maar dat ze nadien ook door de populaire cultuur gerecycleerd werd, is geen reden om ze daarmee gelijk te stellen. Het is niet omdat pop art een oppervlakkige en tijdsgebonden indruk maakt, dat ze niet gebaseerd is op een artistieke reflectie over de kunst en de maatschappij, over de mens en de condition humaine. Het is niet omdat pop art verondersteld wordt populair te zijn dat ze dat ook is. En het is niet omdat een kunstenaar populair is, dat zijn werk ook op zijn juiste waarde geschat wordt. Borges beweerde trouwens dat de populariteit van een kunstenaar het grootste bewijs is van het feit dat zijn werk niet of verkeerd begrepen wordt.

Het grootste probleem van Les années pop is dat er geen enkel onderscheid gemaakt wordt tussen de kunst en de culturele of maatschappelijke fenomenen die er al dan niet uit zijn voortgekomen. Door de aandacht van kunst naar media, en van creatie naar lifestyle te laten verschuiven, herleidt deze tentoonstelling de kunst tot dure opsmuk van een modieuze levensstijl. Kunst wordt hier gepropageerd door dezelfde consumptiemaatschappij, die door veel popkunstenaars gecontesteerd werd. Toch eindigt de tentoonstelling nog met een – weliswaar onbedoelde – ironische vingerwijzing. De Beach Scene (1968) van Malcolm Morley toont tegen een helblauwe lucht een gelukkig gezin op het strand met twee kinderen. Deze kinderen behoren tot de generatie die hier vandaag in de rij komt staan op zoek naar herinneringen aan een tijdperk dat ze zelf niet bewust heeft meegemaakt. Jammer genoeg beantwoordt de tentoonstelling aan hun nostalgische verwachtingen: een plaatjesboek van een ver verleden, waarbij men zich afvraagt of deze ‘popjaren’ ooit hebben plaatsgevonden.

 

• Les années pop loopt nog tot 18 juni in het Centre Pompidou, Rue Beaubourg, 75191 Parijs (01.44.78.12.33).