width and height should be displayed here dynamically

L’image révelée

In 1839 werden twee concurrerende fotografische technieken boven de doopvont gehouden. In januari werd het door Daguerre in samenwerking met Nièpce ontwikkelde procédé aan de Franse bevolking voorgesteld, enkele maanden nadien volgde de officiële presentatie van een alternatief procédé door de Engelse uitvinder William Henry Fox Talbot. Terwijl de daguerreotypie de kijker overblufte met een extreem gedetailleerd beeld, leek het procédé van Talbot (ook bekend onder de naam kalotypie) heel wat minder gedetailleerd. Dat verschil in scherpte was vooral te wijten aan de verschillende dragers: werd bij de daguerreotypie de lichtgevoelige emulsie aangebracht op een fijn geslepen metalen oppervlak, bij de kalotypie werd ze uitgesmeerd op papier. Door de grovere structuur van het papier werd het beeld uiteraard waziger. Het had er dus alle schijn van dat het hier ging om een ongelijke strijd, met Daguerre duidelijk in het voordeel. Talbots procédé bezat echter een aantal kenmerken (zoals een grotere reproduceerbaarheid) die het in staat zou stellen de daguerreotypie alsnog te overtreffen. Rond 1850 stuikte het imperium van de daguerreotypie in elkaar, de kalotypie zou het tien jaar langer uitzingen om uiteindelijk te worden vervangen door een fotografisch procédé dat gebruik maakte van glazen negatieven.

Met de tentoonstellingen L’image révelée. Premières photographies sur papier en Grande-Bretagne 1840-1860 en Le daguerréotype français dans les collections de la musée. Naissance de la photographie keert het Musée d’Orsay nu terug naar die pioniersjaren van de fotografie. Van deze twee tentoonstellingen is de expo gewijd aan de Britse kalotypie ongetwijfeld de belangrijkste. Deze expo, een samenwerking tussen de National Gallery of Art in Washington en het Metropolitan Museum of Art in New York, moet echter ook worden gelezen als het Amerikaanse antwoord op een eerdere expo die in 2003 in het Musée d’Orsay liep en die een overzicht gaf van de Franse daguerreotypie. Het verklaart meteen de sterk nationale inslag van de huidige tentoonstelling. Net zoals men zich in 2003 beperkte tot de Franse beeldproductie wordt nu enkel de Britse getoond.

De tentoonstelling besteedt ook ruime aandacht aan de rol van de Britse overheid in het wereldwijde succesverhaal van de kalotypie. In dat verband was 1851 een scharnierjaar. In het zog van de wereldtentoonstelling in Londen werden verschillende projecten opgezet die het economische en artistieke potentieel van de kalotypie in de schijnwerpers moesten plaatsen. Net zoals in Frankrijk werd fotografie in eerste instantie ingezet als een industrieel bravourestuk dat vooral de vooruitstrevende moderniteit van de eigen industrie moest beklemtonen. De vraag is echter of het verschil tussen beide procédés – en dan vooral het verschil in succes – met dit verhaal volledig verklaard is. De aloude rivaliteit tussen beide landen speelde uiteraard een niet te onderschatten rol in de promotie van beide technieken. Zo schonk de Franse overheid de daguerreotypie gratis aan de wereld, maar erfvijand Engeland was van deze gunstmaatregel uitgesloten en moest dure licenties betalen. Door deze geopolitieke pesterijen zo sterk naar voren te schuiven bedekt de tentoonstelling echter een andere en potentieel veel boeiendere tegenstelling tussen beide beeldprocédés.

Talbot had niet zozeer een alternatieve fotografische techniek uitgevonden, maar een totaal andere beeldsoort die op een radicaal andere manier werd geproduceerd. In tegenstelling tot de daguerreotypie die een uniek, onreproduceerbaar beeld opleverde, was de kalotypie een negatief-positiefprocédé. Concreet betekende dit dat men van één negatief meerdere positieve beelden kon produceren. Deze eigenschap plaatste Talbots procédé meteen in het verlengde van de lithografie en zou uiteindelijk leiden tot de uiterst succesvolle koppeling van het fotografische beeld met de drukpers (het is niet toevallig dat W.H.F. Talbot met The Pencil of Nature ook het eerste fotoboek publiceerde).

Beide beeldsoorten verschillen niet alleen in de manier waarop ze geproduceerd worden, maar ook in de manier waarop ze door de kijker bekeken en ervaren werden. De daguerreotypieën waren meestal kleine, welhaast onooglijke beelden, aangebracht op een glad en door zijn spiegelend karakter relatief moeilijk te ontcijferen metalen oppervlak. Dit spiegelend oppervlak bracht een eigen soort van onscherpte met zich mee. In de zoektocht naar het juiste standpunt schuifelt de kijker voortdurend heen en weer totdat het beeld zich in alle helderheid aan hem openbaart. De papieren foto’s daarentegen zijn relatief grote beelden die, ondanks een algemene onscherpte, duidelijk leesbaar zijn. Men kijkt naar een kalotypie zoals men naar een tekening of schets kijkt, men omcirkelt de daguerreotypie als ware ze een wonderbaarlijke kermisattractie. De daguerreotypie verbindt twee werelden met elkaar: als product van 19de-eeuwse spitstechnologie is het tegelijkertijd een miraculeus beeld. Zij speelt onbeschroomd haar robuuste moderniteit uit en manifesteert zich als een radicaal nieuw beeld dat met niets anders kan worden vergeleken (en precies daarom mateloos fascineert). De kalotypie daarentegen plaatst zichzelf in het verlengde van een lange en overbekende beeldtraditie.

Dit verschil in kijkervaring wordt ook zichtbaar in de wijze waarop beide procédés omgaan met hetmenselijk lichaam. De harde metalen klank van de daguerreotypie is bij uitstek geschikt om een precieze beschrijving van het lichaam te geven. Zij reduceert het lichaam tot een protserige presentatie van zijn tastbare, materiële buitenkant. In de zachte contouren van de kalotypie daarentegen lijkt het lichaam soms op te lossen in de materie van de drager (kijk maar naar de schitterende portretten van David Octavius Hill & Robert Adamson). Hier wordt een aanwezigheid gesuggereerd, niet exhibitionistisch te kijk gesteld. Waar de daguerreotypie ‘gelijkenissen’ produceerde, maakte de kalotypie portretten. Meer dan de daguerreotypie zette de kalotypie de fotografie op het spoor van de beeldende kunst.

 

• L’image révelée. Premières photographies sur papier en Grande-Bretagne 1840-1860 & Le daguerréotype français dans les collections de la musée. Naissance de la photographie, beide tot 7 september in Musée d’Orsay, 1 rue de la Légion d’Honneur, Parijs (01/40.49.48.14; www.musee-orsay.fr).