width and height should be displayed here dynamically

Traces du sacré

Traces du sacré behoort tot het soort thematische tentoonstellingen waarmee het Centre Pompidou zich een stevige reputatie wist op te bouwen als specialist van 20ste-eeuwse kunst. Hoe verschillend en veelzijdig de thema’s van deze tentoonstellingen ook (Féminin/masculinLa VilleFace à l’histoireLe temps, vite…), telkens bleken ze een moeilijke evenwichtsoefening tussen kwantiteit en kwaliteit: iedereen die in de 20ste-eeuwse kunst iets betekend heeft, passeert de revue. Hoe goed ze ook gedocumenteerd en onderbouwd zijn, altijd zullen er belangrijke werken ontbreken en evenzovele overbodig zijn. Met Traces du sacré is dit niet anders. Bovendien valt het heikele onderwerp moeilijk te definiëren en hebben de tentoonstellingsmakers Jean de Loisy en Angela Lampe het niet aangedurfd om een duidelijk standpunt in te nemen.

De tentoonstelling vertrekt vanuit de eenvoudige vaststelling dat de kunst met de dood van god haar sacraal karakter verloor. Maar deze religieuze crisis betekende niet het verdwijnen van de metafysische vragen. Het wezen van de kunst kan immers moeilijk worden losgemaakt van wat de grenzen van de zintuiglijke ervaring overstijgt: het geestelijke, het oneindige, het eeuwige en het transcendente. Moderne kunst, zo tracht de tentoonstelling aan te tonen, is zelfs net uit deze religieuze crisis voortgekomen. In een twintigtal zowel thematische als chronologische hoofdstukken onderzoekt de tentoonstelling de manier waarop de kunst in een totaal geseculariseerde wereld blijft getuigen van de gene zijde van het materiële.

Vanaf de 19de eeuw tonen kunstenaars meer belangstelling voor het spirituele dan voor het heilige. Fundamentele vragen over het wezen van de mens en zijn bestaan staan buiten de godsdienst. Het kunstwerk ontleent zijn uitstraling eerder aan de mystieke kracht van de natuur, van exotische culturen, van oosterse filosofieën…

De tentoonstelling begint met de romantiek. De romantische kunstenaar is per definitie geïnitieerd. Een goddelijke schittering is hem niet vreemd. Even verder hangt een portret van Nietzsche door Edvard Munch. Zijn Zarathustra gold voor vele moderne kunstenaars als een bijbel. In een wereld zonder god gaan ze op zoek naar een nieuwe mens. Dit wordt geïllustreerd door de openingsscène van Murnaus verfilming van Goethes Faust. “God heeft veel mirakels verricht, maar het grootste wonder is dat hij de mens de vrijheid schonk te kiezen tussen goed en kwaad.” Om de hoek zit hij (Him), de geknielde Hitler van Maurizio Cattelan, te bidden. Vrij snel kwam deze ‘nieuwe mens’ in totalitaire vaarwateren terecht. De geschiedenis van de 20ste eeuw is er een van mislukkingen. Deze worden door de kunstenaars onverbloemd in beeld gebracht: De oorlog van Otto Dix, de Minotaur van Picasso, De gevallen mens van Lehmbruck.

Rothko, Newman en Pollock gaan op zoek naar de ‘intuïtieve metafysica’ van de eerste mens. Deze vonden ze in culturen die niet gediskwalificeerd waren door de gruwelen van de 20ste eeuw, (de Grote Oorlog, de Holocaust, Hiroshima…). Er bestaat belangstelling voor theosofie (Mondriaan), Rozenkruisers (Yves Klein), antroposofie (Beuys), zenboeddhisme (John Cage) of hallucinogene drugs (Michaux). Sacrale dansen, door Nietzsche bezongen, werden extatisch gedanst door Mary Wigman en expressionistisch geschilderd door Duitse kunstenaars als Nolde (Kerzentänzerinnen, 1912) en Kirchner (Die Negertänzerin, 1909).

Kunstenaars, als Matisse, Léger en Le Corbusier, verlenen het spirituele in de 20ste eeuw een nieuwe, moderne vorm. Daartegenover staan de dadaïsten en surrealisten die blasfemie hanteerden als een van de vele strategieën om de kleinburger te schofferen. Er zijn verrassende werken te zien van George Grosz, Picabia, Dalí en Man Ray. Van Max Ernst is er een schilderij met het Jezuskind dat van de Maagd een pak voor zijn broek krijgt. Het hoofdstuk The Doors of Perception toont dan weer een mooi staaltje van vintage jarenzestighallucinaties met psychedelische werken van Joshua White en Peter Sedgley.

In de jaren 60 en 70 groeit de idee dat kunst de mens beter kan maken. Uitbreiding van de perceptieve mogelijkheden leidt tot nieuwe ervaringen, beter inzicht en een hoger bewustzijn. Kunst wordt beschouwd als een middel tot zelfontplooiing. De dood van god heeft plaatsgemaakt voor het geloof in de creatieve kracht van het individu, een geloof dat merkwaardig genoeg ook gepaard ging met de nodige mystiek. Deze laatste grote utopie, met Beuys (iedereen kunstenaar!) als belangrijkste propagandist en de beatgeneration als model, slaat in de jaren 80 te pletter op de spektakelmaatschappij. Contemplatie wordt vervangen door consumptie.

Het sacrale gaat opvallend genoeg vaak samen met het duistere. De sporen van het sacrale zijn meestal zwart: een donkere wolkenhemel van Strindberg (Golgotha), Black, Red over Black on Red van Mark Rothko, een zwart drieluik van Damien Hirst met dode vliegen in de pasteuze verfmassa (Forgive Me Father for I Have Sinned) of een zwarte monochroom van Thierry De Cordier waarin plots een zwart kruis verschijnt (Nada!).

Het duistere en labyrintische parcours schept een onbehaaglijke, geheimzinnige sfeer. De theatrale opstelling leidt tot spectaculaire effecten. Maar niet alleen het parcours is grillig, ook het discours is niet altijd duidelijk en coherent. Het thematische draagvlak is tegelijk te breed en te smal. Werken zijn samengebracht vanuit een intuïtieve benadering en het geheel is helaas niet meer dan de som van de 350 afzonderlijke kunstwerken. De tentoonstelling moet het vooral hebben van verrassende keuzes en confrontaties. Zo zijn erLe Buisson (1910/11) van Marcel Duchamp uit de Arensbergcollectie in Philadelpia, een kleine aquarel van Johannes Itten, Einatmen, Ausatmen (1922) en een opmerkelijke pedagogische krijttekening van Rudolf Steiner, Am Anfang war die Wärme (30 juni 1924) – met de groeten van Joseph Beuys.

Een projectie van de performance van Beuys waarbij hij enige dagen samenleefde met een wilde coyote vormt met een film van de ‘drippende’ Pollock een sterke associatie die veel zegt over de bezwerende krachten van de kunstenaar.

Een van de weinige momenten van ondubbelzinnige spiritualiteit is een klein zaaltje met het zwarte vierkant van Malevitsj, de Compositie met twee lijnen, ruitvormig en in zwart-wit, van Mondriaan en de bijzonder elegante Vogel in de ruimte in zwart marmer van Brancusi. Als illustratie van het ‘absolute’ had men niet beter kunnen kiezen.

 

• Traces du sacré tot 11 augustus in het Centre Pompidou, Place Georges Pompidou, 75004 Paris (01/44.78.12.33; www.centrepompidou.fr).