Lucy McKenzie. Super Palace
‘A beautiful object for a beautiful object,’ stelt Adolf Loos terwijl hij een ketting om de hals van zijn echtgenote Elsie hangt in Lucy McKenzies (1977) film Náhrdelník (‘Necklace’) II (Loos’ dream) (2024). Het juweel ‘verbetert’ zijn vrouw niet alleen, het is ook een amulet dat haar volgens de Oostenrijkse architect tegen mysterieuze gevaren moet beschermen. De film is opgebouwd uit beeldmateriaal van een Tsjechische tv-serie uit de jaren negentig, die zich grotendeels in Loos’ modernistische Villa Müller afspeelt. McKenzie zette de beelden naar haar hand door er vreemde ondertitels op te monteren die aan het leven van de architect refereren. Dat juist een halsketting een sleutelrol in de film speelt, is opvallend, gezien Loos’ radicale afwijzing van het ornament en polemische uitspraken als: ‘Wij zullen maar een architectuur voor onze tijd hebben als de leugenachtige slogan ‘toegepaste kunst’ verbannen is uit de woordenschat van de naties.’
Met Super Palace in Vleugel 19 van Z33 bevestigt McKenzie dat de grens tussen de toegepaste en vrije kunsten sinds Loos’ manifest ‘Ornament und Verbrechen’ uit 1913 sterk vervaagd is. Naast Náhrdelník toont ze nieuwe schilderijen en installaties, zoals de nagebouwde winkeletalage waarmee de tentoonstelling opent. In deze Sports Shop (2024) stelt ze de nieuwe sportcollectie van Atelier E.B. voor, het label waaronder ze samen met ontwerper Beca Lipscombe sinds 2011 kledij produceert. De trainingspakken en voetbaloutfits worden frivool tegen een illusionistische achtergrond gepresenteerd – een voorstelling waarvoor McKenzie de vaste etalagisten van haar Britse galerij Cabinet inschakelde. Op de website waar de items van Atelier E.B. worden gepresenteerd en te koop aangeboden, schrijven McKenzie en Lipscombe dat ze kunst en design op gelijke voet plaatsen door methodologieën uit beide sferen toe te passen, maar ook dat hun ontwerpen categorieën uitdagen door zowel aan noties van ethiek, esthetiek, eenvoud als luxe te appelleren.
Naast mode bekwaamt McKenzie zich ook in interieur- en grafisch ontwerp en werkt ze vaak in opdracht. Zo maakte ze in 2020 op vraag van de organisatie Art on the Underground billboards voor het Londense Sudbury Town Station, waarvan ze zowel de reproducties op groot formaat als de originele tekeningen in de tentoonstelling presenteert. Dit is geen nieuw gegeven: reeds in 2011 waren zowel kunst in opdracht als vrij werk te zien in McKenzies eerste solo in Galerie Buchholz. Die tentoonstelling omvatte meerdere multifunctionele werken, zoals een meubel voor de presentatie van grafische kunst, ontworpen in opdracht van een kunstverzamelaar en schilderijen die na afloop van de presentatie als reclamebeelden of theaterdecors werden ingezet.
Herkenbaar is ook McKenzies gebruik van decoratieve technieken om illusionistische effecten te creëren. Het werk Monumental Street Lamp / 1938 Duchamp Mannequin Sketches (2017-2024) bestaat bijvoorbeeld uit een voor een straatlantaarn nogal omvangrijke geometrische houten constructie in marmerimitatie, bekleed met getekende pastiches van de paspop die Duchamp tijdens de internationale tentoonstelling van het surrealisme in 1938 toonde. Faux Verdigris Statue (Zoya) I & II (2024) bestaat dan weer uit paspoppen met het hoofd van Sovjetrevolutionair Zoja Kosmodemjanskaja, die als klassieke standbeelden beschilderd zijn. Vervalsing, imitatie en illusie zijn belangrijke thema’s in deze artistieke praktijk. In werken zoals de Quodlibets, McKenzies stillevens van objecten op oppervlakken zoals houten tafels of marmeren platen waarvan er één te zien is in de tentoonstelling, creëert ze trompe-l’oeileffecten aan de hand van typisch negentiende-eeuwse schildertechnieken, die vandaag vooral in commercieel verband voorkomen.
McKenzie integreert ook nieuwe illusionistische elementen in de tentoonstelling, zoals twee bewegende panorama’s en een orgel van de gebroeders Decap. Een geschilderd landschap raast voorbij achter geknutselde miniatuurtreinwagentjes, terwijl een ander panorama te zien is door het raam van een levensechte treincoupé waarin de bezoeker kan plaatsnemen – het is een reproductie van een attractie op de Parijse wereldtentoonstelling van 1900. Het orgel, dat op volautomatische wijze Abba’s Eurovisiesongfestivalhit ‘Waterloo’ speelt, roept de illusie van een volwaardig orkest op. Het is voor de kunstenaar een gelegenheid om de Belgische feestcultuur, in zalen zoals dancing Super Palace in Zonhoven of de in de jaren zeventig populaire baandancing De 14 Billekens – waar eenzelfde orgel in die tijd furore maakte – te thematiseren aan de hand van materiaal uit het archief van de Antwerpse orgelproducent.
Het blijft echter onduidelijk of McKenzie deze vormen van populair vermaak wil onderzoeken of eerder het hedendaagse tentoonstellingspubliek wil vermaken. De installaties herinneren aan de vandaag zo dominante immersieve tentoonstellingsprojecten waarin kunst tot een interactieve belevenis herleid wordt. McKenzie mag dan wel de illusie van de bewegende panorama’s doorprikken door hun mechanismes bloot te leggen, maar aan de reacties van het publiek te zien, fungeren ze toch vooral als amusante historische kermisattracties zonder meer. De overvloedige historische en artistieke referenties waarmee McKenzies werken doorspekt zijn, hebben bijwijlen een negatief effect op het werk: de expliciete en systematische wijze waarop de kunstenaar ze inzet om haar werken leesbaar te maken en om grenzen – oud en nieuw, binnen en buiten, hoge en lage cultuur, toegepaste en vrije kunst, schilderkunst en sculptuur – te thematiseren, verlenen de tentoonstelling een didactisch karakter. Eerder dan een vrije omgang met deze categorieën, lijkt deze werkwijze grenzen te herbevestigen waarvan het belang in de hedendaagse kunst al langer ondermijnd werd.
• Lucy McKenzie. Super Palace, tot 23 februari, Z33, Bonnefantenstraat 1, Hasselt.