width and height should be displayed here dynamically

232

november - december 2024

Zwitserland (3)

In dit derde en laatste themanummer van De Witte Raaf staat de kunst- en architectuurproductie in Zwitserland centraal die zich, in de meeste gevallen, in gunstige omstandigheden kan ontwikkelen. In het toneelstuk Travesties uit 1974 laat Tom Stoppard hoofdpersonage Henry Carr gesprekken voeren met beroemdheden als James Joyce, Tristan Tzara en Vladimir Lenin, die zich, opmerkelijk genoeg, in 1917 allemaal in Zürich bevinden. Carr heeft even voordien gevochten in de oorlog, en Tzara zegt: ‘Je had je tijd toch ook als kunstenaar in Zwitserland kunnen doorbrengen?’ Waarop Carr repliceert: ‘Mijn beste Tristan, kunstenaar zijn is per definitie als leven in Zwitserland tijdens een wereldoorlog.’ Welke kunst wordt er gemaakt in een land dat de uitzonderingspositie van kunst – de pretenties, de privileges, de principiële neutraliteit – als het ware symboliseert of zelfs verwerkelijkt?

Dat de natuur de cultuur altijd overtreft in Zwitserland, is in elk geval een onjuist cliché. Parkett, een van de belangrijkste kunsttijdschriften uit de recente geschiedenis, werd gemaakt in Zürich. Dit nummer opent met 98 aforismen – één zin uit elke Parkett, en dus een bloemlezing van de volledige reeks, verschenen tussen 1984 en 2017. Een bespreking van twee boeken over de protagonisten van het tijdschrift, Bice Curiger en Jacqueline Burckhardt, plaatst Parkett vervolgens in een ruimer kader, door de vraag te stellen waar critici, curatoren en coredacteuren zich ophouden, ergens tussen de kunstenaar, de markt en het publiek in.

De 34 jaargangen van Parkett kunnen gelezen worden als feestverslagen – als een weelderig visueel en discursief gevolg van de hedendaagse westerse kunst. In scherp contrast daarmee staat het oeuvre van de Zwitserse kunstenaar Miriam Cahn, van wie momenteel een solotentoonstelling loopt in het Stedelijk Museum Amsterdam. Als een partycrasher bedankte zij al in 1986 voor de eer om in Parkett te staan omdat ze het tijdschrift te postmodern vond, en ook haar huidige expo, zoals Alied Ottevanger in een recensie bericht, toont zwaar beproefde zwangere vrouwen, machtsmisbruik en geweld, vluchtelingen, huilende nabestaanden en oorlogsslachtoffers. Heel anders is dan weer het oeuvre van Cahns generatiegenoten Fischli & Weiss, die op een zorgeloze en zondagse manier kunst leken te maken. In een tekst uit 1996 analyseert Stanislaus von Moos hun vroege werk, dat gebaseerd is op even klassieke als tegenstrijdige activiteiten, zoals fabuleren, classificeren, imiteren en wetenschappelijk experimenteren.

In een volgende reeks teksten staat exceptionele vormgeving centraal – niet toevallig is Zwitserland een van de weinige landen waarnaar een lettertype is genoemd. De Belgische vormgever Julie Peeters was dit jaar lid van de jury die The Most Beautiful Swiss Books mocht uitkiezen, een van de talloze Zwitserse prijzen. In een gesprek met Jozefien Van Beek en Christophe Van Gerrewey brengt Peeters verslag uit over haar ervaringen, en reflecteert ze over criteria en dogma’s die kunnen gelden bij het maken van mooie boeken. Koen Brams recenseert een publicatie over het werk van Rémy Zaugg, een moralist met een bijzondere interesse voor perceptie, bekend omwille vanom zijn vaak puriteinse voorstellen. Zaugg werkte vaak samen met het architectenduo Herzog & de Meuron, over wie Stanislaus von Moos en Arthur Rüegg recent een boek schreven. Die lijvige en rijkelijk geïllustreerde publicatie, waarin enerzijds beeldvorming en anderzijds materialiteit centraal blijken te staan, wordt besproken door Beatriz Van Houtte Alonso. Het themanummer besluit met een historische casestudie over een van de eerste grote collectieve woonprojecten in Zwitserland: Freidorf nabij Bazsel, ontworpen door Bauhaus-architect Hannes Meyer tussen 1919 en 1924. Stéphanie Savio interpreteert Freidorf, gebaseerd op het economische model van de coöperatie, als een model of een pars pro toto voor Zwitserland, waar op een haast magische manier individualisme noch socialisme zijn toegestaan.

Hors thème volgen twee langere recensies: Vlad Ionescu bespreekt twee boeken van Thierry de Duve, terwijl Peter de Ruiter schrijft over tentoonstellingen van Pamela Phatsimo Sunstrum. En Emiel Roothooft besluit – een nieuwe episode in een cultuurfilosofie van het kijken, na reflecties in nummer 228 over ‘de glazige blik’– deze aflevering van De Witte Raaf met een knipoog.

 

Christophe Van Gerrewey