width and height should be displayed here dynamically

Magritte en de fotografie

Bozar heeft een tentoonstelling geproduceerd en geeft een boek uit over René Magritte en de fotografie. Het basismateriaal bestaat uit meer dan 300 foto’s en een aantal van Magritte’s kortfilms uit de jaren ’50 en ’60. Er zijn veel foto’s te zien die niet bekend waren of nog nooit gedocumenteerd werden, en van bijna alle welbekende foto’s hangen de originele afdrukken in de tentoonstelling. Met als protagonisten: Magritte’s gezicht dat zich door de jaren steeds meer sluit, Georgette die triest ‘muteert’ in een oude vrouw, de reeks hondjes die nooit ouder lijken te worden maar wel soms plots verdwijnen en vervangen worden… Er zijn bijzondere zaken te zien op deze tentoonstelling, zoals de première van een zeer waardevolle scène, gefilmd door Maria Gilissen, met een gespeeld dubbelportret van Broodthaers en Magritte, de prachtige reeks portretten en interieurzichten van Duane Michals uit 1965, enkele sterke, tragische portretten van Georgette Magritte die Roger Dyckmans gemaakt heeft in 1967 toen ze – meen ik – net weduwe was geworden. Dit alles maakt het bezoek aan de tentoonstelling zeer de moeite waard. Maar er is ook ergerlijk veel fout gegaan. De familiefoto’s uit Magritte’s kindertijd en jeugd, de gelegenheidsfoto’s en amateuristische portretten die hij zelf maakt van zijn kennissen en vrienden, en de foto’s die Georgette en/of vrienden maken van/met Magritte, de tableaux vivants geënsceneerd door het Brusselse surrealistenclubje, de ‘sociale’ groepsportretten van hetzelfde gezelschap, de ‘situaties’ en/of modellen die Magritte fotografeert (samen met reproducties en ander materiaal) en verwerkt in zijn schilderijen, de late ‘officiële’ kunstenaarsportretten waarin Magritte met een van zijn werken of als Bolhoedman poseert, de artistieke portretten door Michals en anderen, de reportage van de begrafenis: ze hangen allemaal zonder onderscheid naast en zelfs door elkaar. De gemene deler is dat ze allemaal ‘iets’ met Magritte te maken hebben – zonder dat onderscheiden en geëxpliciteerd wordt wat ze tonen en hoe ze dat doen, en dus zonder dat duidelijk wordt wat ze kunnen betekenen. In de bijschriften bij de verschillende secties wordt wel een verhaal verteld waaraan de beelden opgehangen worden, maar dat verhaal is niet veel meer dan een grove en stereotiepe biografische schets. Het boek gaat breder en brengt soms nieuwe details, maar auteur en curator Patrick Roegiers permitteert zich een zeer empathische betoogtrant. Hij schrijft in een commentaar bij een van de meest gereproduceerde foto’s – “une autre image très touchante” – van het jonge koppel Magritte: “Rien ne semble les inquiéter, l’avenir leur sourit. Le peintre, introverti et tourmenté, et celle qui sera en principe toute sa vie son modèle, ressemblent à n’importe quel jeune couple amoureux. Attirés l’un par l’autre comme deux amants, ils se savent inséparables et le regard rieur et adouci de René n’a pas besoin d’être tourné vers elle puisqu’il ne la quittera plus et restera posé sur elle pour toujours. L’art sera leur cause commune. C’est un amour absolu et décisif qu’entérinne cette image admirable qui est bien plus qu’une simple vignette sentimentale: ‘c’est mon mari, c’est mon René’, semble-t-elle chuchoter…” In de tentoonstellingszalen domineert het ‘vertoog’ van de curator de kleine foto’s aan de wanden, rond en naast een aantal centraal en theatraal opgestelde schermen, met projecties van ‘creatieve compilaties’ van filmpjes en schilderijen. Hierin worden stukjes uit Magritte’s amateurfilmpjes, foto’s en schilderijfragmenten met vervloeiing en cut-en-pastetechniek op elkaar gelegd en geassocieerd, en voorzien van muziek van Satie. Een geschilderd portret vervloeit zo tot een fotografisch portret, Magritte wordt de Bolhoedman in het tafereel enzovoort. Met dit materiaal kan zeker gewerkt worden, maar deze compilaties suggereren van alles zonder dat er een these uit spreekt. Ze bewijzen niets meer dan dat de foto’s en het werk mogelijk ‘iets’ met elkaar te maken hebben. Maar dat wisten we al. Het meest overbodige ‘creatieve toevoegsel’ is een remake van Magritte’s schilderij La Chute, met de ‘regen’ van bolhoedmannetjes voor een neutrale gesloten gevelrij. Roegiers verzint het om een installatie te maken met een kopie van de huizenrij waarop dan een ‘echt bewegende’ vallende regen van kleine bolhoedfiguurtjes geprojecteerd wordt. En met dit soort grappen vergeet de tentoonstelling haar werk te doen. De foto’s worden niet als documenten geëxploreerd of beschreven. Het boek is ook geen catalogus, want de foto’s worden niet geïnventariseerd. De situatie- en beeldhumor wordt niet geduid of in zijn context geplaatst. Er wordt niet ingegaan op de verschillende manieren waarop Magritte foto’s verwerkt in of tot zijn beelden, en hoe het verbinden van beide de interpretatie mede kan bepalen. De gelijktijdigheid van en het mogelijke verband tussen het beginnende succes, de eerste ‘officiële’ persportretten en de creatie van de Bolhoedman worden niet gethematiseerd. Parallellen en verschillen tussen de vroege foto’s en de latere filmpjes worden niet nagegaan. Enzovoort. Men geeft ook niet aan hoe de beelden geselecteerd werden. Het boek somt wel alle publicaties op van de auteur maar een status questionis van het onderwerp ontbreekt. Geen bibliografie, geen verwijzing te bespeuren naar de tentoonstelling en publicatie La fidélité des Images. René Magritte: le cinématographe et la photographie, die Francis de Lulle en Cathérine de Croës voor de Waalse Gemeenschap hebben gemaakt. In die uitgave zijn een aantal foto’s opgenomen die duidelijk tot dezelfde reeksen behoren die in Brussel te zien zijn, maar die nu niet geselecteerd zijn. Waarom? Er is ook geen overzicht van Magritte’s amateurfilmpjes – terwijl dat nochtans beschikbaar is – en geen situering of verantwoording van de selectie.

De makers hebben het plan voor deze tentoonstelling – zo wordt verteld – opgevat bij het zien van het miserabele zaaltje met de foto’s in de kelderverdieping van het Jeu de Paume tijdens de Magrittetentoonstelling in 2003. Het kon beter. En inderdaad, in het Paleis voor Schone Kunsten vullen de foto’s nu de zalen, de inrichting is verzorgd, en de show is multimediatiek. Maar het vertoog van de tentoonstelling is anekdotisch en glijdt af naar een souvenirshow die niets zegt over “Magritte en de fotografie” en die geen recht doet aan het materiaal. Het is altijd waar dat men in een slechte tentoonstelling goede werken en zeer interessant materiaal kan zien. Maar deze bijdrage tot de viering van 175 jaar België heeft geen artistieke, historische of kritische vraagstelling, en dient voornamelijk de Magritte-industrie.

 

• René Magritte en de fotografie, tot 15 mei in Bozar, Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel (02/507.84.44; www.bozar.be).