width and height should be displayed here dynamically

Manfred Pernice: Kassetten,cassettes. Galerie Micheline Szwajcer, Antwerpen.

Manfred Pernice wordt niet geheel onterecht een artist’s artist genoemd. Volgens velen getuigt zijn werk van een integriteit die zich niets gelegen laat liggen aan trends en ‘marktbesognes’, een ambachtelijkheid die getuigt van waar ‘kunstenaarschap’ en een manifeste hang naar esoterie. Pernices eerste tentoonstelling in Galerie Micheline Szwajcer werd gedomineerd door vier nauwkeurig geconstrueerde, lage vierkante bakken die als opslagplaats van – of platform voor – een amalgaam van objecten fungeerden. De bakken/platformen waren opgedeeld in negen of zestien vierkante compartimenten met een verschillende hoogte, zonder thematische duiding of enige indicatie van een artistieke intentie. Waar het ene platform nog een zorgvuldige scenografie van objecten en objectcombinaties leek te omvatten – een blauwwitte keukenhanddoek met blauwe en zilverkleurige cd-hoesjes, een verzameling badges, champagne- en limonadeflessen met borrelnootjes en bierviltjes – bevatte de andere bak een nonchalante stapeling van constructiehout, koekendozen, een artificieel grasperk en een stalen afrastering. Een vijfde, meer totemachtige sculptuur, die qua kleur resoneerde met de voor de gelegenheid geel en blauw getinte galerieverlichting, incorporeerde materiaal waaruit evenveel verschillende thematieken spraken: voedingsconserven, gekopieerde advertenties en een folder van de naoorlogse Gedenkstätte in het Oost-Duitse Seelower Höhen. Even lastig te categoriseren waren de verschillende combines die de tentoonstelling haar titel verleenden: ze bestonden uit een superpositie van loszittende knipsels, foto’s, kopies en collages in brede houten kaders en waren voorzien van handgetekende rasters en cryptische aantekeningen.

De vraag naar wat deze individuele objecten en beelden betekenen werd overstemd door een andere, meer algemene betekenisstructuur. Zijn de sculpturen van Pernice niet eerder epistemologische velden van willekeurige en in principe inwisselbare objecten – ruimtelijke ‘modellen’ van wat Michel Foucault épistèmès noemde? Een vergelijking met het werk van Paul Thek kan hier duidelijkheid scheppen. Parallel aan de eclectische installaties van Thek stellen de constructies van Pernice de betekenisgeving aan alledaagse objecten uit, of schorten ze deze op. Ze instrumentaliseren een vormelijke en discursieve opaakheid die bewust ingaat ‘tegen interpretatie’, om Susan Sontag te parafraseren. Pernice transformeert echter geen specifieke objecten: hij beperkt zijn interventie tot de piëdestal, het platform of het kader/de container waarop of waarin deze objecten gepresenteerd worden. De cassetten en rasters van de bakken/platformen zijn ‘spatial boundaries’ waarop dingen naar believen geschikt en gecombineerd kunnen worden, zoals de kunstenaar ook aangaf in een zeldzame publieke lezing naar aanleiding van deze tentoonstelling. Enkele ad-hocverplaatsingen van objecten bevestigden deze these: waar de koekendoos eerder resoneerde met een limonadefles (beide zijn verpakkingen van voedingswaren) echoode ze later in een ander vak of een andere sculptuur met een synthetisch grasperkje (beide zijn groen) of een knuffel (beide zijn een psychologische referentie aan de kindertijd). Op deze manier pretenderen de installaties en assemblages vastgeroeste taxonomieën open te breken, en een proto-architectuur te scheppen voor alternatieve waardeattributie.

Het is interessant om zien hoe de tentoonstelling vanuit deze idiosyncratische positie verschillende lijnen uitzet voor (cultuur)kritiek. Zo bevat de assemblage Untitled (cassette 6) (2013) negen gekopieerde en verschillend geroteerde prijsetiketjes. De etiketjes die in dezelfde richting wijzen, worden als ‘gelijkwaardig’ gemarkeerd. Boven de collage zetten vijf met de hand getekende diagrammen permutaties van etiketposities uit – bijvoorbeeld DDA/BAB/ACC. ‘Waarde’ wordt zo omgezet naar een ander en meer vormelijk gericht kennisveld, waarin acht en twintig euro als het ware hetzelfde kunnen zijn. Net zoals bij de vakken van de sculpturen wordt hier geen kapitalistische abstractie bekritiseerd, maar worden de ruimtelijke of esthetische condities afgetast waarbinnen zulke kritiek tot stand kan komen.

Een ander aspect van de tentoonstelling lijkt betrekking te hebben op de museum- of galerieruimte. Met titels als Independence, Interdependance I en Interdependance II(2013) suggereren de platformen van Pernice een quasiautonomie ten aanzien van het institutionele kader. Ze dupliceren een museaal regime waarin beelden en objecten herbestemd worden, maar vanuit het besef dat ze van dat museale kader afhankelijk zijn. Zulk spel tussen autonomie en heteronomie strookt met de maquettes van musea en de tentoonstellingsarchitectuur binnen het oeuvre van Pernice, en resoneert hier met de bewerking op de galerieverlichting en de titel van de tentoonstelling – die naast haar letterlijke vertaling ook ‘kluis’ betekent. De sculpturen vormen een soort ontdubbeling van het museum, waarbij onderzocht wordt of en hoe we vandaag autonome ruimte kunnen vrijmaken.

 

• Manfred Pernice, Kassetten,cassettes, 31 januari – 9 maart 2012, Galerie Micheline Szwajcer, Verlatstraat 14, 2000 Antwerpen (03/237.11.27; www.gms.be).