width and height should be displayed here dynamically

Mapping the City

Met een reeks van vier grote thematentoonstellingen wil het Stedelijk Museum Amsterdam de relatie tussen het museum en zijn omgeving bevragen. Waar Mapping the Studio vorige zomer een overzicht gaf van de diverse houdingen van kunstenaars ten opzichte van het atelier, brengt Mapping the City de verschillende manieren in kaart waarop kunstenaars een blik op de stad werpen. Naast hoofdzakelijk canoniek werk uit de jaren ’60 en ’70 – de decennia waarin kunstenaars de stad als werkterrein begonnen te kiezen – verzamelt de tentoonstelling ook werk van vooraanstaande hedendaagse figuren.

Hoewel veel kunstenaars in Mapping the City de drukte, de infrastructuur en de veelkleurige bevolking enerzijds en de schaduwkanten, buitenwijken en rafelranden van de metropool anderzijds in kaart brengen, hangt de tentoonstelling geenszins een beeld op van de kunstenaar als de ‘ziener’ die de ‘andere kant’ van de stad blootlegt. De tentoonstelling biedt bovenal een boeiend panorama van artistieke mappings- en portretteringsprocessen van de stad, vervat in zowel straatfotografie, films, tekeningen, publicaties als installaties. Al moet gesteld dat dit niet als een uitgewerkt curatorieel opzet verschijnt. Aan de basis van de tentoonstelling ligt een dun theoretisch vertoog, gecentreerd op Benjamins begrip van flâneur en Debordsdérive. Beide begrippen worden echter zo breed gehanteerd, dat ze fungeren als een ronkende noemer waaronder zowat alle werken van rondlopende en ijverig registrerende kunstenaars vallen. In de concrete uitwerking en opbouw van de tentoonstelling uit zich dat in een loutere nevenschikking van werken, zonder chronologische, thematische of mediumgebonden ordening. (Uitzondering daarop is de reeks werken over het Amerikaans suburbia van Dan Graham, Bill Owens en Ed Ruscha.) Pas nadat men een eind door de tentoonstelling is gelopen, beginnen er zich verbanden en gemeenschappelijke strategieën tussen verschillende werken af te tekenen.

Een aantal werken tracht bijvoorbeeld de ruimtelijkheid van een afgelegd traject te vatten en te representeren.Voor This Way Brouwn (1960-1964) vroeg Stanley Brouwn aan Amsterdammers om hem de weg van een gegeven plek in de stad naar een andere te tekenen. De resulterende lijntekeningen visualiseren het ruimtelijk geheugen dat stedelingen opbouwen tijdens hun dagelijks gebruik van de stad. Met Every Building on the Sunset Strip (1966) reconstrueerde Ed Ruscha een Californische straat door frontale foto’s van de gebouwen aan beide zijden van de straat aaneen te voegen tot een meterslang lint. Francis Alÿs’ potloodtekening Framed Map (Ten Blocks around My Studio) (2004) geeft niet één bepaald traject weer, maar een heel gebied in het historisch centrum van Mexico City. Jarenlang hanteerde de kunstenaar dit stuk stad als werkterrein voor lichtvoetige observaties en interventies, waarvan de neerslag te vinden is in de diaserie Ambulantes II (1992-2003) en de installatie Collection of Ephemera (Ten Blocks around My Studio) (1992-1999), eveneens gepresenteerd in de tentoonstelling.

Een ander verband dat zich doorheen de tentoonstelling aftekent, is dat van de concrete ontmoeting tussen kunstenaar, stad en stedeling. In de diareeks Early Colour (1958) fotografeert Saul Leiter de buurt van de New Yorkse Tenth Street. In deze dromerige composities vervloeien de stedelingen met de stad, door reflecties in hun omgeving en een fragmenterende kadrering. In de portretten van typisch grootstedelijke situaties van William Klein spelen de figuranten wel een prominente rol. In Life is good & good for you in New York (1954-1955) kijken ze vaak recht in de lens en getuigen ze door hun poses van de aanwezigheid van de kunstenaar. De artistieke observatie houdt zich niet langer op de achtergrond, maar verschijnt plots als een interventie in de stedelijke ruimte. Dit staat dan weer in schril contrast met de afstandelijke kijk van Beat Streuli en Philip Lorca diCorcia. Om precies elke pose te vermijden, fotograferen ze met een telelens nietsvermoedende voorbijgangers op straat. Het billboardformaat van Streuli’s Sydney ’98 (1999) keert dat voyeuristische standpunt weer om en creëert een extreme nabijheid tussen de toeschouwer en de geportretteerden. De tentoonstelling versterkt dit effect met een doordachte ruimtelijke plaatsing.

Een wat vreemde aanwezigheid in de tentoonstelling is de reportage over VALIE EXPORTs actie Tapp und Tastkino (1969) in München. Getooid met een poppenkastachtige doos om haar bovenlichaam, nodigde VALIE EXPORT omstaanders uit haar te betasten. Hier stelt zich de vraag in welke mate de Oostenrijkse kunstenares met deze feministisch-politieke actie een beeld of lezing van de stad naar voren schuift. In deze performance vormt de stad immers geen thema of onderwerp an sich, maar veeleer een platform om genderpolitiek en sexuele taboes op een verscherpte manier in vraag te stellen.

Mapping the City mag dan nauwelijks een concreet betoog of nieuwe inzichten naar voren schuiven, dat belet niet dat de tentoonstelling een selectie van sterke werken bevat. En die treden onvermijdelijk met elkaar in dialoog.

• Mapping the City tot 20 mei in Stedelijk Museum CS, Oosterdokskade 5, 1011 AD Amsterdam (020/573.29.22; www.stedelijk.nl).