width and height should be displayed here dynamically

Marcel Broodthaers in Kassel

Het Fridericianum te Kassel is zonder twijfel een bijzonder geschikte plek om het werk van Marcel Broodthaers (1924-1976) te exposeren – een kunstenaar wiens oeuvre in grote mate een reflectie vormt op het museum, de tentoonstelling en het institutionele apparaat van de kunst. Het Fridericianum, dat in 1779 als een publiek toegankelijk gebouw werd opgetrokken voor het tentoonstellen van kunstwerken, staat immers geboekstaafd als een van de allereerste museumgebouwen. Bovendien vormt het Fridericianum vanaf het midden van de twintigste eeuw de kern van Documenta, waarvan sommige edities het concept ’tentoonstelling’ grondig hebben bijgestuurd. Broodthaers leverde zowel tijdens zijn leven als postuum een belangrijke bijdrage aan diverse edities van de Documenta – in die zin is er zelfs sprake van een persoonlijke band met Kassel. De beslissing om de zestigste verjaardag van Documenta te vieren met een retrospectieve van Broodthaers is dan ook volkomen terecht.

De Broodthaerstentoonstelling, die werd samengesteld door directeur Susanne Pfeffer, is ruim en luchtig opgesteld in de zalen van het Fridericianum, die voor de meeste Documentabezoekers bekendstaan als tjokvolle en duistere ruimten. Het resultaat is een heldere, ietwat ‘museale’, educatieve of zelfs steriele opstelling. Die benadering doet evenwel geen afbreuk aan Broodthaers’ oeuvre, dat precies de conventies van museale instituten aftast en zich vaak bedient van schijnbaar overzichtelijke tabellen en taxonomieën.

Ietwat voor de hand liggend gaat de tentoonstelling op de begane grond van start met L’Entrée de l’exposition (1974), een installatie die behoort tot Broodthaers’ latere Décors en die bestaat uit dadelpalmen, foto’s en drukwerk. Na deze bijna rituele toegang respecteert de expositie min of meer een chronologische volgorde, met occasionele zijsprongen om diverse thematische verbanden of Broodthaers’ omgang met een specifiek materiaal of medium (zoals bijvoorbeeld plastic platen of films) te belichten. In de eerste zaal zijn vooral werken uit de jaren zestig opgesteld die getuigen van Broodthaers’ fascinatie voor lokale Belgische motieven: mossels, eierschalen, frieten en bakstenen, die toen met eigentijdse stromingen als pop art en nouveau réalisme in verband werden gebracht.

In een tweede kleinere zaal wordt de complexiteit en conceptuele rijkdom van Broodthaers geïntroduceerd aan de hand van werken als Projection sur caisse (1968), een onderdeel van de Section XIX Siècle van zijn befaamde Musée d’art moderne. Département des Aigles. Met behulp van postkaarten en een projectie van negentiende-eeuwse schilderijen op een transportkist, levert Broodthaers commentaar op het institutionele kader van het museumwezen. Eveneens in deze zaal bevindt zich een ander sleutelwerk, de filminstallatie Le Corbeau et le renard (1967-72), die Broodthaers’ voortdurende fascinatie illustreert voor raadsels en rebussen, en voor de relatie tussen taal, objecten en beelden. Projection sur caisse en Le Corbeau et le renard vormen tevens een indicatie van het multimediale aspect van zijn werk, dat in het vervolg van de tentoonstelling uitgebreider aan bod komt.

Op de eerste verdieping van het Fridericianum wordt onder meer aandacht geschonken aan het op Magritte geïnspireerde Eloge du sujet (1974) en aan diverse werken die verwijzen naar Mallarmés gedicht Un coup de dés jamais n’abolira le hasard (1897). Voorts komt Broodthaers’ belangstelling voor atlassen en landkaarten aan bod, en wordt er heel wat ruimte besteed aan de zogenaamde Peintures littéraires (1972-75) en de Plaques (Poèmes industriels) (1968-72), die zelden in deze aantallen te zien zijn. Het centrale werk op de eerste verdieping, ondergebracht in de ruimte boven de centrale toegang tot het gebouw, is evenwel de Section publicité van Broodthaers’ ‘museumfictie’, die ook al in 1972, in het kader van Harald Szeemanns Documenta 5, in Kassel was te zien. Het werk vormt een soort miniversie van het beroemdste onderdeel van Broodthaers’ museumproject, de Section des Figures. Der Adler vom Oligozän bis heute, die destijds gelijktijdig met Documenta 5 in Düsseldorf werd geëxposeerd. De Section Publicité werd later opnieuw opgenomen in de door Catherine David georganiseerde Documenta 10 (1997) en illustreert in die zin de relevantie van Broodthaers’ speelse deconstructie van het museum voor jongere generaties kunstenaars. Vervolgens herbergt de eerste verdieping ook twee van Broodthaers’ grote latere installaties: Décor. A Conquest by Marcel Broodthaers, dat in 1975 in het ICA in Londen was te zien, en La Salle blanche (1975), een replica van de atelierwoning van de kunstenaar waar hij in 1968 de eerste sectie van zijn Musée d’Art Moderne; Département des Aigles had opgestart.

Tot slot maakt ook de halfcirkelvormige rotonde van het Fridericianum, die in diverse Documenta’s als een soort kern fungeerde, deel uit van het tentoonstellingsparcours. Op de bovenste verdieping wordt een kleine selectie van Broodthaers’ films geprojecteerd, waaronder Cléf de horloge (1957), La Pluie (1969), La Pipe (1969-72) en A Film by Charles Baudelaire (1970) en Le Corbeau et le renard (1967), waarvan op de begane grond de installatieversie is te zien. Door deze 16 mm-films met behulp van naast elkaar geplaatste filmprojectoren te tonen, biedt de tentoonstelling een compact overzicht van Broodthaers’ ietwat onderbelichte filmexperimenten, terwijl meteen ook de belangrijkste thema’s en motieven van zijn gehele oeuvre worden geïllustreerd: de spanning tussen woord en beeld, de fascinatie voor de cultuur van de negentiende eeuw, de rol van schriftuur en landkaarten, de impact van Magritte… De eerste verdieping van de rotonde biedt vooral plaats aan werken waarin de Noordzee of de handtekening van de kunstenaar centraal staan. Op de begane grond wordt om de cirkel rond te maken de expositie ook met palmplanten afgesloten – ze maken deel uit van de monumentale installatie Jardin d’hiver II (1974).

Hoewel de ietwat clowneske, door het surrealisme gemarkeerde Broodthaers misschien wat naar de achtergrond is verdrongen en enkele belangrijke werken ontbreken, vormt de retrospectieve in het Fridericianum een perfecte introductie tot Broodthaers’ oeuvre en biedt ze de gelegenheid om enkele cruciale werken, die zelden zijn te zien, te aanschouwen. Nagenoeg alle aspecten van Broodthaers komen aan bod: de sensualiteit van steenkool, mossels en wintertuinen, de fantasmagorie van de negentiende-eeuwse burgerlijke cultuur, de absurde noodzakelijkheid van het instituut museum, de genadeloze poëzie van geld en goud, de fetisjering van banale voorwerpen, de spanning tussen woord en beeld, de combinatie van taalspel en typografie, de strakke schoonheid van taxonomieën, alsook de niet-aflatende stroom van replica’s, duplicaten, multipels, tautologieën en reproducties. Dat de ruimten van het Fridericianum meteen de geschiedenis van het museum en die van het tentoonstellen van moderne kunst in herinnering brengen is daarbij mooi meegenomen.

 

Marcel Broodthaers, tot 15 november in het Fridericianum, Friedrichsplatz 18, 34117 Kassel (0561/707.27.20; fridericianum.org).