width and height should be displayed here dynamically

Marcel Duchamp. La peinture, même

Slechts weinigen zullen de naam Marcel Duchamp allereerst associëren met schilderkunst. Dat komt niet alleen door zijn openlijke breuk met de meest ‘retinale’ der kunstvormen, maar ook door het beperkte en eclectische schilderkunstige oeuvre dat de kunstenaar naliet. In 1918 maakte hij zijn laatste schilderij: Tu m’. Met uitzondering van de twee versies van Nu descendant un escalier (1911 en 1912) zijn de circa vijftig schilderijen van Duchamp – voor het merendeel bewaard in Amerikaanse musea – relatief onderbelicht. De tentoonstelling Marcel Duchamp. La peinture, même richt zich echter niet in de eerste plaats op een herwaardering van dit vroege oeuvre. In lijn met het huidige beleid van het Centre Pompidou (zie de bespreking van de tentoonstelling Modernités Plurielles in het vorige nummer), presenteert ze een contextuele lezing van het werk.

Uitgangspunt is dat de schilderkunst ook nadat hij ze had afgewezen een belangrijk referentiekader bleef voor Duchamp, en dan vooral voor zijn twee omvangrijkste werken, Le Grand Verre of La Mariée mise à nu par ses célibataires, même (waaraan de tentoonstellingstitel refereert) en Étant donnés: 1° la chute d’eau, 2° le gaz d’éclairage…. De schilderkunstige beginperiode van Duchamp wordt ingebed in het gehele oeuvre, om de coherentie ervan te belichten. Deze aanpak legt de weliswaar weinig verrassende rode draad op overtuigende wijze bloot: de erotiek, door Duchamp zelf retrospectief aangewezen als de belangrijkste motor voor zijn werkzaamheden aan Le Grand Verre, van 1912 tot 1923. Om de aandacht bij de centrale these van de tentoonstelling te houden, wordt het chronologische en ‘essayistische’ tentoonstellingsparcours gestoffeerd met handgeschreven notities van Duchamp in relatie tot Le Grand Verre.

De prelude tot de tentoonstelling omvat drie werken uit totaal verschillende periodes, die alle getuigen van het belang van zowel de schilderkunst als de erotiek voor Duchamp: L.H.O.O.Q. (1919), de ‘ready-made corrigé’ met een androgyne Mona Lisa; de Boîte-en-valise (1935-1941), het draagbare minimuseum waarin Duchamp ook zijn schilderijen opnam; en een serie lithografieën uit 1967-68 waarin niet alleen erotische motieven uit zijn eigen werk, maar ook uit dat van Courbet, Cranach, Ingres en Rodin worden geciteerd. De tweede zaal belicht het speelse ‘erotische klimaat’ waarin de jonge Duchamp zijn eerste publieke werk maakte, te weten spotprenten in de stijl van de karikaturist Alphonse Willette. De seksueel getinte ironie en de relatie tussen tekst en beeld in deze prenten, zo suggereert de tentoonstelling, wijzen vooruit naar Le Grand Verre. Om deze these te benadrukken worden ook verschillende films van rond 1900 getoond waarin een bruid wordt ontkleed tijdens de huwelijksnacht (la mariée mise à nu).

Een volgende zaal met geschilderde naakten wordt ingeleid door een serie historische stereoscopische naaktfoto’s, om over te gaan naar een zeer gedegen kunsthistorische contextualisering van Duchamps intrede in de schilderkunst na een bezoek aan de Parijse Salon d’automne in 1905. Getoond worden alle mogelijke invloeden op Duchamps niet altijd even geslaagde, veelal plompe naakten: Manet, Böcklin, Matisse, Picabia. Hierna volgt een vergelijking tussen enerzijds Duchamps landschappen en portretten voorafgaand aan zijn behandeling van het kubisme, en anderzijds werk dat direct en indirect van invloed was: Emile Bernard, Georges Braque, André Derain, Frantisek Kupka, Odilon Redon. De juxtaposities zijn soms verrassend, altijd inzichtelijk, en worden begeleid met grondige en relevante informatie in de zaalteksten.

Dit kunsthistorisch-contextualiserende gedeelte van de tentoonstelling sluit af met een zaal gewijd aan Duchamps ‘detheorisering’ van het kubisme, culminerend in Nu descendant un escalier. Duchamps interesse in beweging en in het mechanomorfe wordt hier in verband gebracht met het werk van de Italiaanse futuristen, maar ook van Brancusi, Kupka, Léger en Etienne-Jules Marey. Waar nodig wordt ook gerefereerd aan het wetenschappelijke klimaat, en dan met name aan de ontdekking van de röntgenstraal, die correspondeerde met Duchamps interesse in niet-retinale kunst.

Geschilderde studies voor de befaamde koffiemolen, die zal opduiken als ‘vrijer’ in Le Grand Verre, worden in de sectie ‘mechanische pudeur’ gepresenteerd naast enkele schilderijen en tekeningen gerelateerd aan het schaakspel, waaronder ook bladen van Raymond Duchamp-Villon. Deze juxtapositie benadrukt het erotisch-metaforische spanningsveld dat het schaakspel voor Duchamp belichaamde.

Daarna volgen de twee jaren waarin Duchamp niet schilderde (1912-1914), meer bepaald na de ‘klap’ van de afwijzing van Nu descendant un escalier n°2 voor de Salon d’automne van 1912. Duchamp vertrok naar München, ging vervolgens twee jaar in de Bibliothèque Sainte Geneviève in Parijs werken, en verhuisde ten slotte naar Amerika. Deze ‘lacune’ in Duchamps oeuvre wordt in de tentoonstelling bijzonder goed opgevuld, namelijk met studies naar Duchamps literaire en wetenschappelijke referentiekaders. Zijn literaire voorkeur was in hoge mate gericht op het fin-de-siècle (Mallarmé, Jules Laforgue, Raymond Roussel); daarentegen was hij in zijn wetenschappelijke belangstelling zeer vooruitstrevend. Ten eerste toont de sectie ‘Inconscient organique (mécanique viscerale)’ wetenschappelijke referenties aan het menselijk lichaam en de automaat, voortbordurend op het mechanomorfe thema en vooruitkijkend naar Le Grand Verre en Etant donnés…. Medische wassen poppen en anatomische tekeningen worden afgewisseld met geschilderde en getekende studies voor La Mariée en met een beeldschone Eva van Lucas Cranach. Duchamp ontdekte Cranach in München en emuleerde diens vleestinten zowel in een schilderij getiteld La Mariée, als in de huid van de liggende mannequin in Étant donnés. Ten tweede wordt in het meest verrassende gedeelte van de tentoonstelling de invloed belicht van de mathematische theorieën van onder anderen Henri Poincaré op werken als Réseau des Stoppages en 3 Stoppages étalon (beide 1914). 

Voor de kenner ontbreken ongetwijfeld een aantal werken. Vooral is het jammer dat Etant donnés… en Le Grand Verre niet kunnen worden getransporteerd. Het eerste stuk wordt vertegenwoordigd door een miniatuurreplica, die het voordeel heeft de gehele installatie te tonen (het origineel kan men enkel door een kijkgat bezien). De replica van het tweede werk is op ware grootte. Deze wordt echter op een wat bizarre wijze ‘gecontextualiseerd’ door de stem van een acteur die de aantekeningen uit de Boîte verte voorleest. Voor het overige is de omkadering in deze relatief kleine tentoonstelling zeer geslaagd. Hetzelfde kan worden gezegd van de catalogus met een tiental uitstekende, en zelfs enkele zeer vernieuwende essays.

 

Marcel Duchamp. La peinture, même, tot 5 januari in Centre Pompidou, Place Georges Pompidou, 75004 Parijs (01/44.78.12.33; www.centrepompidou.fr).