width and height should be displayed here dynamically

When Elephants Come Marching In

De tentoonstelling When Elephants Come Marching In in De Appel verkent hoe thema’s uit de jaren zestig doorwerken in de kunst van nu. De titel is afgeleid van een niet-uitgevoerd werk van Walter De Maria, die in 1970 ter gelegenheid van een tentoonstelling honderd Afrikaanse olifanten naar Hannover wilde vervoeren om ze op speciaal gemaakte paden te laten rondlopen. Gastcurator Mark Kremer stelt dat uit de jaren 60 vooral psychedelia en conceptualisme veel sporen in de kunst van vandaag hebben nagelaten. Kremer haalt Lucy Lippards boek aan over de ‘dematerialisatie van het kunstwerk’, dat vooral over conceptuele kunst gaat. Hij ziet een vergelijkbare ontwikkeling bij de psychedelische kunst: ‘Ook bij Psychedelia gaat het vooral om geestelijk goed, om de mogelijkheid van verandering en transformatie, belichaamd in een kunstwerk dat ons als het ware de weg wijst.’ Het idee voor de tentoonstelling is voorts mogelijk ingegeven door de geschiedenis van De Appel, waarin conceptuele kunst en performances een belangrijke rol spelen. Sinds enkele jaren bevindt het kunstcentrum zich overigens in een gebouw waar eind jaren zestig Fantasio was gevestigd, een poppodium waar de hippiecultuur floreerde.

Het werk dat de gedachte van de tentoonstelling waarschijnlijk het best samenvat, hangt helemaal aan het eind. Night Soil: Fake Paradise heet de nieuwste video van Melanie Bonajo. In de Appel is nu een rough cut te zien van een film die uiteindelijk uit drie delen zal bestaan. Bonajo ging op zoek naar gebruikers van Ayahuasca, een psychedelisch brouwsel met wortels in het Amazonegebied dat wel wordt gezien als de hedendaagse variant van wat LSD in de jaren zestig was. De geestverruimende drank wordt vooral tijdens groepsceremonies genuttigd, vaak onder leiding van een sjamaan. Bonajo volgt enkele jonge mensen in de Verenigde Staten die zich hullen in theatrale, tribale kleding, in de sfeer van traditionele indianen. Het gebruik van drugs wordt hier duidelijk in een primitivistische traditie geplaatst, maar tegelijk filmen deze pseudo-oermensen zichzelf en elkaar met een tablet of smartphone.

De hoofdpersonen blijken diverse redenen te hebben om aan de ceremonies deel te nemen. De een genas van verlammingsverschijnselen na een ongeluk, de ander kreeg er een beter seksleven van. Weer een ander vertelt aan de rand van een privézwembad hoe ze zich aanvankelijk nogal verzette tegen een groepsceremonie waarin hallucinerende middelen werden uitgedeeld. ‘Choose love’, werd haar door de sjamaan toegefluisterd. ‘Fuck you’ was haar antwoord. Een treffende botsing tussen de love-and-peace-mentaliteit uit de idealistische jaren zestig en de tijd van nu.

Ook Taf Hassam laat beide tijdperken samenkomen. Zijn installatie bestaat uit twee delen. Een fotoprint toont een expositie met Micro Paintings van Gene Davis die in 1968 in New York plaatsvond. Hassam heeft de kunstwerken, die het formaat hadden van een creditcard, helemaal weggeretoucheerd. Door die ingreep wordt de aandacht verlegd van de kunstwerken naar alles daaromheen, wat nog wordt versterkt door een begeleidende brief, deel twee van de installatie. Daarin richt Hassam het woord aan de maker van de foto, die destijds een dienende rol had om de tentoonstelling vast te leggen, maar die nu de hoofdrol krijgt toebedeeld.

Jan Rothuizen maakte vorig jaar een enorme muurtekening in De Appel over de geschiedenis van het gebouw in de jaren zestig. Jan van de Pavert heeft nu voor dezelfde plek een enorm schilderij gemaakt, ook over de sixties. Van de Pavert schilderde een groep mensen in een park. Op de achtergrond is een galerijflat afgebeeld die sterk doet denken aan de Bijlmer in Amsterdam. De voorstelling vertoont weinig perspectief, alle figuren zijn ongeveer even groot geschilderd. De afgebeelde figuren zijn voor een groot deel persoonlijke helden van de kunstenaar, die zichzelf ook afbeeldde, als tweejarige naast zijn vierjarige dochter. Historische figuren als Mary Wollstonecraft, William Blake en Eugène Delacroix komen op een doek samen met diverse bekende provo’s en artiesten uit de jaren zestig.

Naast dit doek van 25 vierkante meter hangen twee kleine schilderijen van Michael Stubbs, die uit meerdere gestapelde doeken bestaan. Ze zijn beschilderd met pasteuze, decoratieve patronen die met taartspuiten werden aangebracht, als een commentaar op de fundamentele schilderkunst. Geen slecht werk, maar naast het enorme schilderij van Van de Pavert hangen deze slagroomtaartjes er nogal verloren bij.

Een betere combinatie biedt de zaal met het werk van Carl Michael von Hausswolff en Roland Schimmel. Bijzonder is hoe beide werken de belangrijke rol van psychedelia laten zien. Von Hausswolff bouwde een sculptuur, een rudimentair barretje waar de bezoeker wordt uitgenodigd om thinner te snuiven. De kannen staan klaar. Thinner is blijkbaar een zeer sterke, maar bloedlinke drug die desalniettemin bij elke bouwmarkt voor weinig geld in de schappen staat. Met het werk levert Von Hausswolff dus ook kritiek op de manier waarop bijna alle landen repressieve wetten hebben aangenomen die nogal selectief met drugs en drugsverslaving omgaan.

Roland Schimmel richt zich daarentegen helemaal op de visuele waarneming. Zijn muurschildering bestaat uit concentrische cirkels die een opeenvolging van visuele prikkels veroorzaken. Wie bijvoorbeeld lang naar een zwarte stip tegen een witte achtergrond kijkt, krijgt daarna ongevraagd een witte stip tegen een zwarte achtergrond te zien. Dat complementaire nabeeld ontstaat doordat de retina tijdelijk overvoerd is met een bepaalde input. Schimmel speelt heel slim met zulke effecten door ze op te roepen in zijn schilderij. Het resultaat is een desoriënterend, bijna interactief schilderij dat sterk reageert op de oogbewegingen van de toeschouwer.

Het is duidelijk dat psychedelia en conceptualisme niet alleen verbonden worden door Lippards ideeën over de dematerialisatie van het kunstwerk. Veel hedendaagse kunstwerken in deze tentoonstelling laten een ander fenomeen zien. Zowel het conceptualisme als de psychedelica worden met distantie benaderd. Het psychedelische kunstwerk dat volgens Kremer ‘ons als het ware de weg wijst’ is in feite een romantische notie die in de jaren zestig leefde, maar nu nauwelijks meer. Taf Hassam gebruikt conceptuele strategieën om te reflecteren op de schijnbare objectiviteit van conceptuele kunst. Michael Stubbs ironiseert met zijn psychedelische slagroomschilderijen zowel de conceptuele kunst als de traditie van de schilderkunst. Jan van de Pavert schildert ‘meisjes met een waterpijp’, maar het schilderij zelf is niet onder invloed van verdovende middelen ontstaan, niets wijst daar althans op. De film van Bonajo documenteert drugsgebruik en de installatie van Carl Michael von Hausswolff gaat over het gebruik van drugs. Hedendaagse kunstenaars kijken naar conceptuele kunst met historische distantie. Ook de benadering van psychedelia is vooral heel nuchter.

 

When Elephants Come Marching In. Echo’s van de sixties in de kunst van nu, tot 11 januari in De Appel, Prins Hendrikkade 142, 1011 AT Amsterdam (020/625.56.51; www.deappel.nl).