width and height should be displayed here dynamically

Essays

150

maart-april 2011

Argumenten en documenten

In het vorige nummer maakten we kennis met allerlei soorten archieven, private en openbare, beeldbanken en archieven met documenten… In dit nummer focussen we op kunsthistorische archieven, in binnen- en buitenland, én gaan we in deze archieven aan de slag.

In een panelgesprek met vier onderzoekers wordt de toestand van onze archieven uitgebreid tegen het licht gehouden. De daaropvolgende tekst, een repliek van Saskia Scheltjens op de in het vorige nummer van De Witte Raaf verschenen bijdrage van een van de panelleden, Hans De Wolf, kan worden gelezen als een vijfde stem in het debat. Nuttig vergelijkingsmateriaal levert een tekst van Kees Keijer over het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie in Den Haag. Eric Bracke vraagt zich af wat er met een concreet project rond kunstenaarsarchieven is gebeurd: het onderzoek naar het archief van Hugo Debaere (1958-1994). En wat blijkt: het onderzoek zit geblokkeerd! Een dramatische conclusie als we weten dat dit project een pilot was, een voorbeeld voor de behandeling van andere kunstenaarsarchieven. Koen Brams interviewt Seth Siegelaub, de ‘pionier van de conceptuele kunst’, over de stichting en de website egressfounddation.net – een voorbeeld van een digitaal archief – en over zijn echte archief, waarvan de catalogus op de website kan worden geconsulteerd.

Vooraan het praktijkgerichte deel staat één spectaculair archiefdocument: de transcriptie van de eerste helft van de eerste dag van een driedaags congres over ‘kunst en zijn culturele context’, dat van 1 tot 3 juli 1973 plaatsvond in Ter Kameren/La Cambre in Brussel. De congresleden behoren tot het kruim van wat nu aangemerkt staat als ‘conceptuele kunst’: Carl Andre, Hans Haacke, Philip Pilkington en David Rushton van Art & Language, en Lawrence Weiner – het zesde panellid is de bibliothecaris van het Wallraf-Richartz-Museum, Albert Schug. Inhakend op het onderzoek naar de Galerie MTL, dat geleid wordt door Koen Brams en Dirk Pültau, bezochten drie kunsthistorici telkens één instituut om één bijkomend luik uit te spitten: de Belgische contacten van de Keulse galerist Paul Maenz (Faby Bierhoff), de installatie MTL-DTH van Marcel Broodthaers, gemaakt voor de openingstentoonstelling van MTL in maart 1970 (Lieven Van Den Abeele) en de sporen van laatstgenoemde installatie in het SMAK, waar MTL-DTH in 1977 op de herdenkingstentoonstelling Beullens-Broodthaers-Cortier te zien was (Dirk Pültau). Daarbij wordt telkens ook de archiefwerking van deze instellingen onder de loep genomen.

Tot slot presenteert dit nummer een cluster teksten naar aanleiding van de tentoonstelling De Artefactum-jaren, die recentelijk plaatsvond in het M HKA. De bespreking van de tentoonstelling (Koen Brams & Dirk Pültau) wordt geflankeerd door een brief van Marian Verstraeten aan Flor Bex uit de begintijd van Artefactum – opnieuw een bijzonder betekenisvol archiefdocument – en een diepte-interview met Wim Van Mulders over diens tekst Kunstkritiek, die in het tweede nummer van Artefactum werd gepubliceerd. Het nummer eindigt met een In Memoriam voor Erik Eelbode, jarenlang als eindredacteur verbonden aan De Witte Raaf.