Marijke van Warmerdam. Dichtbij in de verte.
Een kleine foto met de titel Tell Me My Fortune (1989) kan als het startpunt worden beschouwd van de overzichtstentoonstelling van Marijke van Warmerdam in Museum Boijmans Van Beuningen. Een glazen bol vervormt een zwart-witfoto die zich erachter bevindt. Op de foto zien we de skyline van New York, inclusief de twin towers van het WTC. Dat beeld stond nog niet zo lang geleden symbool voor een hoopvolle toekomstverwachting. Ruim twintig jaar later roept het tal van andere associaties op.
Het utopische en met terugwerkende kracht onheilspellende werk is het op één na oudste dat is opgenomen in de catalogue raisonné die ter gelegenheid van Van Warmerdams tentoonstelling is samengesteld. Daarin valt op hoe onvoorspelbaar en tegelijk consistent haar werk zich heeft ontwikkeld. Hoewel Van Warmerdam vooral wordt geassocieerd met haar filmische werk, heeft zij zich van alle denkbare media bediend, van geluidswerken tot readymades, van litho’s tot een bowlingbaan. Ze ontwierp wijnetiketten en buttons, vergulde vuilnisbakken en bedacht een performance met tienduizend gekleurde pingpongballen. Er staat zelfs een verloren olieverfschilderij in het boek. In Rotterdam heeft gastconservator Jan Debbaut een mix van oud en nieuw werk geselecteerd die een indruk geeft van die verscheidenheid, hoewel de nadruk toch ligt op de filmwerken.
Marijke van Warmerdam (1959) werd in de jaren 90 vooral bekend met een reeks korte filmloops waarop alledaagse taferelen waren vastgelegd. Door begin en einde van korte films aan elkaar te monteren, ontstonden steeds herhalende handelingen die bedrieglijk eenvoudig zijn. In een werk uit 1992 zien we bijvoorbeeld hoe een meisje met een witte jurk het beeld inloopt. Na een korte aanloop zwaaien haar benen omhoog en landen haar hielen tegen een witgeschilderde, bakstenen muur. Haar rok valt naar beneden en heel even zien we haar onderbroek en blote buik. Maar een moment later is het meisje weer weggelopen, terug naar waar ze vandaan kwam. Door de loop wordt de handstand eindeloos herhaald, wat de schoonheid van deze triviale handeling benadrukt. De tijd wordt stilgezet tussen jeugd en volwassenheid.
Door haar deelname aan de Biënnale van Venetië (1995) en Documenta X (1997) werd Van Warmerdam ook internationaal een bekende naam. Video- en filmkunst maakte destijds een ware hausse door, een ontwikkeling die gepaard ging met een metamorfose van tentoonstellingsruimtes. Zalen in galeries en musea transformeerden in snel tempo van white cubes naar aardedonkere vertrekken met een beeldscherm of projectie. De ruimte werd als het ware opgelost, zodat alle aandacht uitging naar het bewegende beeld. Marijke van Warmerdam maakte in die tijd een reeks 16mm- of 35mm-films die daarentegen in opvallend lichte ruimtes werden gepresenteerd. Een zekere verduistering was nodig om het werk zichtbaar te maken, maar de toeschouwer hoefde zich niet door een gordijn te wurmen om in een pikdonkere zaal naar een film te kijken.
Van Warmerdam deed ook niet geheimzinnig over de techniek, maar liet alles gewoon zien. Hoe begin en einde van de film met elkaar verbonden waren, werd duidelijk als je de projector bestudeerde. De spoelen werden vervangen door een ingenieus mechaniek, waardoor de beelddrager een voortdurende beweging maakte. Door die nuchtere houding wordt zo’n werk een soort sculpturale installatie. Van Warmerdams vroege filmwerken werden bovendien vaak getoond op een los scherm dat bijvoorbeeld schuin tegen een wand geplaatst was, waarbij de projector vrij in de ruimte stond.
Een vergelijkbare sculpturale opstelling karakteriseerde haar videowerken. Voetbal (1995) is een registratie van een jongen die op een schoolplein minutenlang een bal op zijn hoofd laat balanceren. Monitor en VHS-speler staan als blokkendozen op een pallet. Niet op ooghoogte, om de kijker te gerieven, maar op de grond. De toeschouwer moet desgewenst maar door de knieën. Door die plaatsing krijgt de video een zekere massa toebedeeld, wat nauw aansluit bij het onderwerp: een jongen die de zwaartekracht bedwingt.
Vorm en inhoud komen ook mooi samen in Kring (1992), een ambitieus vroeg werk waarin Van Warmerdam een spel speelt met de kijkrichting van de toeschouwer. De film is gemaakt door vanuit een centraal punt rond te draaien. Daarbij werd een groep jongens en mannen op een plein in Marrakech gefilmd. In de presentatieruimte wordt de roterende beweging van de camera vervolgens herhaald door de projector, waardoor een soort driedimensionale loop ontstaat over kijken en bekeken worden.
Er zijn meer van zulke loops in de originele opstelling te zien. In Passage (1992) wordt het beeld van een 16mm-filmloop vertoond op een klein schermpje dat aan de projector is bevestigd die de beelden projecteert. Het is een animatie waarin wordt ingezoomd op een zwarte en witte rechthoek, die om beurten het hele beeldvlak vullen. Het zorgt voor een hypnotisch beeld waarin de twee vormen constant om aandacht strijden, maar tegelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Uit het een komt het ander voort. Die cyclische werkwijze keert regelmatig terug in het werk van Van Warmerdam. Vaak gaat het daarbij om tegengestelde principes die samen een geheel vormen: wit en zwart, licht en duisternis, beweging en stilstand.
In de grootste zaal van de tentoonstelling worden enkele loops op grote schermen geprojecteerd met behulp van hedendaagse, digitale beamers. De schermen hangen aan het plafond, waardoor ze door de ruimte lijken te zweven. Dat benadrukt op een mooie manier dat veel loops van Van Warmerdam in feite gaan over de zwaartekracht, of over het ontbreken daarvan.
In Roeren in de verte (2004) kijken we bijvoorbeeld door een venster naar buiten, waar de sneeuw gestaag neervalt. Le retour du chapeau (1998) beschrijft een zweefvlucht van een strooien hoed die een rondje maakt over een afgrond, om vervolgens als een boemerang terug te keren naar waar hij vandaan kwam. Lichte Stelle (2000) is een film waarin een jongetje uitkijkt over een meer. Het beeld is vrijwel statisch, maar uit de binnenstebuiten gekeerde broekzakken van de jongen ontsnapt om de zoveel tijd een druppeltje water. Het motief roept de peinzende figuren van Caspar David Friedrich in herinnering, terwijl de druppeltjes de figuur van de jongen verbinden met de vaste bodem van zijn bestaan.
In Vliegtuigen (1994), een van de weinige films met geluid, wordt het opstijgen en landen van een reeks toestellen frontaal gefilmd. Door het gebruik van een telelens is de afstand die de vliegtuigen daarbij afleggen bijna weggevallen en gaat alle aandacht uit naar de vloeiende op- en neergaande beweging. Soms lijkt het alsof een enorme Boeing vrijwel rechtstandig naar beneden zweeft, dan weer lijkt het vliegtuig door de thermiek het luchtruim te worden ingestuwd. De warme atmosfeer en de hitte van de motoren doen het beeld trillen. Soms wordt een vliegtuig gespiegeld in het hete asfalt en komt het ding als een bulderende fata morgana op de toeschouwer af. Saillant detail: deze film werd gemaakt voor de tentoonstelling Ik & de Ander in de Beurs van Berlage in Amsterdam. Hoewel de samenstellers van deze tentoonstelling de deelnemers expliciet gevraagd hadden om iets te maken over het thema ‘ik en de ander’, kwam Van Warmerdam met dit werk op de proppen, argumenterend dat vliegtuigen toch vol met mensen zitten. Haar blik mag dan vaak beschreven worden als onbevangen en lichtvoetig, toch zit dit oeuvre vol weerspannigheid en humor.
In latere films neemt Van Warmerdam wat afstand van de zichtbare werkelijkheid en lijkt ze de blik van de beschouwer meer te sturen. Mooiste voorbeeld is Dream Machine (2006), een film waarin een glas water langzaam troebel gemaakt wordt door druppels melk, die zich met kleine ‘explosies’ verspreidt. Tegelijk maakt de video een langzame overgang van zwart-wit naar kleur, wat een vervreemdend effect sorteert.
Van Warmerdams allerlaatste werken worden juist weer gekenmerkt door de blik op het alledaagse, waarbij ze de grenzen van het clichématige lijkt op te zoeken: een reeks zonsondergangen die de hemel in verschillende kleuren zetten, een veertje dat door de wind wordt meegeblazen. In Light (2010) wordt het beeld gevuld door een gesloten jaloeziegordijn. Een hand strijkt over de horizontale lamellen en laat daarmee meer of minder licht binnenvallen. Aan het eind van de film wordt de blindering weggetrokken. Het scherm is gevuld door een oogverblindende leegte.
• Marijke van Warmerdam. Dichtbij in de verte, tot 22 januari in Museum Boijmans Van Beuningen, Museumpark 18-20, 3015 CX Rotterdam (010/44.19.400; www.boijmans.nl). De tentoonstelling reist na Rotterdam door naar Museu Serralves in Porto (voorjaar 2012) en de Kunsthalle Düsseldorf (winter 2012-2013).