width and height should be displayed here dynamically

Marlow Moss

Archiefpresentatie: Marlow Moss, M HKA, Antwerpen, foto M HKA

Sinds 2017 vinden in het M HKA archiefpresentaties plaats in een kleine tussenruimte op de begane grond van het museum. Na de archieven van onder anderen Mark Verstockt, T.O.P. office en het avant-gardetijdschrift Lotta Poetica richt het museum zich voor het eerst op de nalatenschap van een buitenlandse kunstenaar, de Britse Marlow Moss (1890-1958). De tentoonstelling kwam tot stand op initiatief van Andreas Oosthoek, schrijver en voormalig hoofdredacteur van de PZC (Provinciale Zeeuwse Courant), die Moss’ artistieke erfenis beheert. Hij bracht de nalatenschap onder de aandacht bij het M HKA, dat sinds 2005 Moss’ werk Compositie met dubbele lijn en blauw vlak (1934) permanent in bruikleen heeft van de Vleeshal in Middelburg, maar was verder niet betrokken bij de organisatie van de tentoonstelling.

De archiefpresentatie van Moss’ werk bevat een aantal brieven, foto’s, schetsen en aquarellen, en natuurlijk ook Compositie met dubbele lijn en blauw vlak, dat van 2017 tot 2020 te zien was in de inkomhal van het M HKA als deel van de permanente basiscollectie. Moss’ nalatenschap wordt geduid in de film De verdwenen lijnen van Marlow Moss (2022) van Fifi Visser en André van der Hout, een productie van het M HKA en Omroep Zeeland. Daarnaast omvat de tentoonstelling ook het Marlow Moss Project (1994) van kunstenaar Florette Dijkstra, dat bestaat uit een zestigtal miniatuurreplica’s van Moss’ werken.

Wie was Marlow Moss? Afkomstig uit een welvarend gezin, volgt ze van 1916 tot 1920 een artistieke opleiding aan de St. John’s Wood School of Art en de Slade School of Fine Art. Ze verlaat beide scholen echter vroegtijdig omdat ze het onderwijs te conservatief vindt. Moss verhuist een paar jaar later naar Parijs, waar ze Piet Mondriaan ontmoet en een relatie begint met schrijver Antoinette – ‘Netty’ – Nijhoff-Wind, de vrouw van Martinus Nijhoff, die onder het pseudoniem ‘A.H. Nijhoff’ publiceert. Moss volgt Nijhoff bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog naar Nederland en vestigt zich daarna in Penzance (Cornwall), waar ze in 1958 sterft aan de gevolgen van kanker.

Moss werkt volgens de regels van het neoplasticisme (de nieuwe beelding) en maakt geometrische composities met zwarte lijnen en primaire kleuren die slechts met moeite te onderscheiden zijn van Mondriaans bekende werken. Ze wijkt echter ook af van de neoplasticistische voorschriften. Op zoek naar dynamiek introduceert ze onder meer de ‘dubbele lijn’, die ononderbroken over het canvas loopt en haar composities niet afbakent, maar juist ‘bevrijdt van hun begrenzing’. Later bant Moss de kenmerkende zwarte lijnen uit haar schilderijen en markeert ze haar constructivistische werken met plastic draden en koorden die het sculpturale karakter van het canvas accentueren. Ze maakt ook collages met verschillende soorten textiel en verkent de driedimensionale ruimte aan de hand van reliëfs en sculpturen. Moss verklaart haar kunstopvattingen en werkwijze in een klein aantal teksten. Twee ervan worden gepubliceerd in het cahier van de Franse groep Abstraction-Création, waar ze lid van is.

In de landen waar Moss verblijft, begeeft ze zich in avant-gardekringen. Ze staat jarenlang in contact met kunstenaars als Georges Vantongerloo en Piet Mondriaan; die laatste noemt ze ‘the greatest of all the abstract painters’. De brieven die beide kunstenaars uitwisselen getuigen van een wederzijdse beïnvloeding, al gaat juist deze nuance verloren in de volgende decennia. Moss wordt tijdens en na haar leven steevast als een discipel van Mondriaan beschouwd. Hoewel er na haar dood een aantal tentoonstellingen aan haar werk gewijd worden, en Michel Seuphor in haar stervensjaar ‘Marlow Moss will not be forgotten’ jubelt, raakt haar oeuvre grotendeels in de vergetelheid. Ten onrechte: haar schilderijen en sculpturen zijn scherpzinnig, haar artistieke ontwikkeling is fascinerend. Moss was een van de weinige Engelse kunstenaars die een neoplasticistische en constructivistische stijl hanteerden.

Sinds het begin van deze eeuw krijgt Marlow Moss echter weer aandacht van kunsthistorici. Er werden publicaties aan haar gewijd en haar werk werd opgenomen in diverse tentoonstellingen, zoals Pionnières – Artistes dans le Paris des Années Folles, recent te zien in Musée du Luxembourg. En nu is er dus de archiefpresentatie in Antwerpen, in een ruimte die het karakter van een etalage heeft. Voor elke muur is er een glazen wand opgericht waarachter de documenten en werken tentoongesteld zijn, een constructie die het bestuderen van de objecten helaas belemmert. Dat is des te vervelender aangezien er in de ruimte geen afdoende duiding wordt gegeven. Zo komen we weinig te weten over de correspondentie die Moss met verschillende kunstenaars onderhield, over de groepen waar ze deel van uitmaakte en de receptie van haar werk tijdens haar leven.

Het Marlow Moss Project van Florette Dijkstra wordt bij de ingang van de archiefruimte gepresenteerd. Hoewel Dijkstra de aanleiding en haar werkwijze kort uitlegt in de documentaire, blijven belangrijke vragen ongenoemd: Welke werken kopieerde ze en welke niet? Welke bronnen gebruikte ze? De antwoorden op deze vragen zijn onontbeerlijk om de ‘ontwikkelingen in het werk’ van Moss te kunnen volgen, zoals het museum in een zaaltekst belooft. Diezelfde tekst beweert dat de documentaire van Visser en Van der Hout ‘de presentatie van een uitgebreide context en kwalitatieve gelaagdheid’ voorziet. Afgezien van het feit dat de film moeilijk te volgen is door de matige geluidskwaliteit en dito ondertiteling, geeft hij eenvoudigweg niet voldoende informatie over het werk en deze presentatie; de focus ligt op de glamourkanten van Moss’ leven.

Zoals in alle publicaties over Moss vermeld wordt, ruilt de kunstenaar rond haar dertigste levensjaar haar oorspronkelijke naam, Marjorie Jewell Moss, in voor het simpele (en masculiene) Marlow Moss. Ze neemt in dezelfde periode een androgyn uiterlijk aan en begint een relatie met een vrouw. De Visser en Van der Hout schenken in hun documentaire veel aandacht aan Moss’ genderidentiteit. Zo opent de film niet met een beschouwing over het belang van haar werk, maar met de getuigenis van een bewoonster van Biggekerke, die Moss tijdens haar jeugd weleens voorbij heeft zien fietsen. Nadrukkelijk stelt ze dat ze toen niet kon uitmaken of het om een vrouw of een man ging.

Volgens de makers van de tentoonstelling heeft Moss met haar genderfluïde uiterlijk een stem in het actuele genderdebat. Het is echter de vraag welke stem de kunstenaar heeft, aangezien er geen teksten beschikbaar zijn waarin ze haar genderidentiteit toelicht. De documentairemakers wijzen dan nog maar eens op het uitzonderlijke karakter van Moss’ voorkomen. Een gemiste kans, aangezien een grondig onderzoek naar de relatie tussen Moss’ (gender)identiteit en haar werk, zoals het performatieve aspect van haar zelfgecreëerde persona, wel degelijk een lacune vormt in de kennis over haar oeuvre. De documentaire biedt inzicht in Moss’ wiskundige werkwijze, haar verhouding tot Mondriaan en haar introductie van ‘de dubbele lijn’, maar de informatie over haar werk wordt verdrongen door een lang uitgesponnen verhaal over de mysterieuze verdwijning van een groot deel van haar oeuvre na een retrospectieve in het gemeentemuseum van Arnhem (tegenwoordig: Museum Arnhem) in 1994. De intriges en speculaties rondom deze kwestie spreken tot de verbeelding, maar leiden de kijker opnieuw af van waar het echt om zou moeten gaan: de betekenis van het oeuvre van Marlow Moss.

 

Archiefpresentatie: Marlow Moss, tot 21 augustus, M HKA, Leuvensestraat 32, Antwerpen.