width and height should be displayed here dynamically

‘Van zodra ik begin te spreken (en ‘ik’ begint altijd met spreken) moet ik lachen.’

Paul De Vylder (1942-2022)

Paul De Vylder is opgeleid als schilder aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Antwerpen en nadien aan de afdeling Grafiek van de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten in Sint-Niklaas en in Ljubljana.[2] Hij debuteerde begin jaren zestig met kleurrijke, wild geschilderde voorstellingen van monsterlijke, schimmige lijven en vervormde gezichten, met een of meerdere geïsoleerde figuren die opdoemen uit de kleurmassa. Na deze monsterschilderijen heeft hij vanaf 1966 cybernetisch werk gemaakt – de cybernetica was inspirerend omdat een methodische en beredeneerde beeldproductie het expressieve en persoonlijke uitfiltert. Hij heeft dan om existentiële en artistieke redenen zijn beeldend werk onderbroken, en is in 1971 kunstgeschiedenis gaan studeren aan de Universiteit Gent bij Roger D’Hulst en Marcel De Maeyer. Zijn eindverhandeling ging over het naakt in de Franse schilderkunst van de negentiende eeuw.[3] De Vylder verkoos nadien opnieuw het artistieke boven een assistentschap en een doctoraatsstudie, en hernam zijn beeldend werk eind jaren zeventig. Zijn oeuvre verwerkt, na de studie kunstgeschiedenis, inzichten uit de semiotiek en de beeldwetenschap. Naast zijn artistieke werk was De Vylder werkzaam als docent semiotiek aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (KASK) in Gent van 1982 tot 2002 en als eigenzinnig auteur van talrijke artikelen in catalogi, tijdschriften en boekpublicaties.[4]

Het oeuvre van De Vylder bestaat uit grondig voorbereide projecten die resulteren in beeldreeksen. Van het begin van de jaren tachtig tot de jaren negentig gaan de reeksen over heldendom en macht, met als eerste tentoonstelling Gringo Total in het ICC te Antwerpen in 1983. De Vylder verwerkt de primitieve, klassieke en populaire iconografie tot complexe, gelaagde en – mede door de materiaal- en kleurkeuze en de uitvoeringstechniek – bewust onaantrekkelijke beelden. Het gaat voornamelijk om monumentale ‘pekschilderijen’, geschilderd met synthetisch rubber, dat wil zeggen met een banaal en levenloos materiaal, dat niet schittert of glanst. Voorbeelden zijn de reeks Quarantaine (1981-82), geïnspireerd door filmstills van alledaagse situaties, met grote grisailles van latent gewelddadige interieurscènes in close-up en met vervormde perspectieven, waarbij de hoofden en gezichten van de personages buiten beeld blijven, of werken zoals de triptiek For Wagner (1982-83) en het imposante La Morte di Cesare (1985-86), waaraan De Vylder een jaar heeft gewerkt. Naast de schilderijen heeft hij objecten, sculpturen en installaties gemaakt van ‘dode’ materialen (staal, lood, hoorn, leder…), soms met pek beschilderd, zoals de tien banieren van Discipline I (1980), voor het eerst getoond in het Museum Dhondt-Dhaenens in Deurle. Het gaat om een ensemble van veertien brancards beschilderd met decoratieve motieven, deel van de reeks Gjölbaschi en onderdeel van de verzameling van het M HKA. Hetzelfde geldt voor zijn Gems of Power (1985-86), gedecoreerde lederen enkel- en polsbanden waarmee gewonde soldaten op de veldoperatietafels werden vastgebonden, een werk dat deel uitmaakt van de collectie van Mu.Zee in Oostende.

De ‘beeldraadsels’ van Rebus/Rebis uit 1988 werken verder op de figuur van de held-krijger.[5] In Capella Famosa (1994), het laatste grote beeldproject over het heldendom, worden reproducties gebruikt van een kapel van Giotto in het Vaticaan en wordt het heroïsche martelaarschap geviseerd. De Vylder heeft naast de pekschilderijen ook veel tekeningen gemaakt, en daarmee ook projectmatige beeldreeksen, zoals Onopgeloste mediaraadsels: Dr. Joseph Goebbels: vijftig grote tekeningen, eerst getoond in Ruimte Morguen in Antwerpen in 1983, en opnieuw in het KASK in 2004.

Wanneer De Vylder om gezondheidsredenen het schilderen moet opgeven, maakt hij vanaf de jaren negentig vooral fotowerken. Het scharnier tussen de beeldreeksen over heldendom en het fotografische werk is de reeks Hieroglyphica. Daarna volgen de Machinae en Cargo Cult. The Trickeries and Ritual Cunning of the Western Iconological Tradition (1996). Het onderwerp verschuift van mannelijk heroïsme en mannelijk naakt naar het allegorische naakt en het ateliermodel. De reeks Machinae toont naaktmodellen zoals die in het klassieke studio-onderwijs in diverse houdingen poseren, leunend op een stok of een buizenconstructie. Die hulpconstructies groeien uit tot kooien of machines die het lichaam inklemmen en gevangen houden. Het laatste werk van De Vylder, gemaakt tussen 2017 en 2019, Les Demoiselles de Saint Antoine, is ook getekend, maar ditmaal met de computer: een reeks van 42 ‘fotogliefen’ met een kabinetformaat die op foto’s lijken.[6] Het gaat om letterlijk én figuurlijk zeer gelaagde, iconografisch complexe Photoshop-schilderijen, op basis van foto’s van de modellen uit de Machinae-reeks. De foto’s lossen bijna geheel op in digitale pixels, de modellen in prikkelpopfantomen, of in Demoiselles.

Het besef dat ten grondslag ligt aan De Vylders denken, zijn kunstopvatting en zijn artistieke keuzes, is de vermetelheid – tegelijk de durf, pretentie, verblinding, zelfbegoocheling – waarmee de mens zich losmaakt uit het verzonken dierlijke bestaan en uit de directe levensimpulsen, om dan het lichaam als het ware ‘open’ te maken, te beginnen met spreken – en ‘ik’ te durven zeggen, om zich meteen daarna te verliezen in de ficties en constructies die hij zelf bedenkt en verzint, om zich te verliezen in wat hij zich voorstelt. In zijn laatste essay, ‘De Grote Onlikbaarheid’, formuleert De Vylder dit als ademhalen: als het samenspel van ‘inademen’ – van aesthesis of gewaarworden, perceptie, besef, het innemen van het ‘buiten’ – en van ‘uitademen’ – mimesis: formuleren of ‘zeggen’, wat altijd, onvermijdelijk, ‘uitbeeldend’ is. Dan maken we tekens en betekenissen waarin we werkelijkheid en waan, waarheid en verzinsel, niet en nooit meer kunnen onderscheiden.[7]

Het centrale onderwerp van het artistieke oeuvre van De Vylder is het raadsel van de mimesis, of de aard en werkzaamheid van het beeld zelf. Hij maakt kunst die niet ‘echt’, expressief of communicatief wil zijn, maar zich extreem bewust is van de kunstmatigheid van het beeld, en die artificialiteit ‘meerekent’ en thematiseert. Zijn kunst laat zien dat wat het meest waar, natuurlijk en ‘passend’ voorkomt – de macht, de waarheid en het beeld – geheel artificieel is. Het resultaat is kunst die tegelijkertijd lucide én beeldend is, en dus niet ‘conceptueel’. Iconoclasme is immers geen oplossing. Conceptuele kunst is – in zijn eigen woorden – ‘de onmogelijkheid van de voorstelling in geschenkverpakking’.[8] De Vylders werk gaat bewust in tegen de betovering van het beeld, maar blijft daarbij diep ironisch. Zijn beeldkritiek is niet melancholisch en treurt niet om het verlies van wat ‘echt’ is. Hij blijft beelden of beeldraadsels maken die weliswaar verhelderen, maar dan in het besef dat ze ook altijd de verwarring vergroten, zoals elk redelijk argument ook onvermijdelijk misverstanden schept. Er valt niets op te lossen. Maar daarom is nog niet alles om het even. Het gaat erom de structurele frivoliteit – die kracht én dwaasheid van de geest en alles wat die geest doet – ernstig te nemen, en dus in te gaan tegen het ‘decorum’. Dat kan door kunst te maken tegen de kunst die plooit voor de tirannie van wat ‘passend’ is, door in te gaan tegen een esthetiek die de werkelijkheid verfraait en gemakkelijk maakt, en in te gaan tegen retorische, acceptabele ‘expressie’, tegen kunst die succes en macht wil in plaats van te begrijpen, en tegen de belachelijke ijdelheid en de dwaze pretenties van kunst die haar eigen conditie niet beseft.

Over De Vylders debuutjaren in het Antwerpse en Brusselse kunstmilieu begin jaren zeventig is nog maar weinig bekend. Zijn carrière werd, na de onderbreking voor de studie kunstgeschiedenis, gefnuikt door een aanvaring met Jan Hoet in een live-uitzending op de Belgische nationale televisie, in een aflevering met als titel ‘Kunst te Koop’ van de experimentele ‘talkshow’ IJsbreker van Jef Cornelis in 1984. Hoet had in dit programma beweerd dat ‘wanneer een kunstwerk in een museum terechtkomt, de impact ten aanzien van het publiek sterker is dan via om het even welk circuit’. Waarop De Vylder reageerde: ‘Dat is een van de merkwaardigste hypotheses die ik de laatste tijd gehoord heb. Dus ik dacht dat juist alles gedaan werd om het museum tot een meer levende aangelegenheid te maken en nu krijg ik hier te horen dat het museum de tempel bij uitstek is om aan kunstcultus te gaan doen.’[9] Het was een interventie die hem onmiddellijk een geplande tentoonstelling heeft gekost en die leidde tot een nagenoeg volledige boycot van zijn werk. Een overzicht van het werk van de jaren tachtig tot begin jaren negentig is wel getoond in het PMMK in Oostende in 1996.[10] Recent was een vergelijkbare overzichtentoonstelling, ook van de vroege en cybernetische werken, te zien in de Verbeke Foundation in Kemzeke.[11] Het fotowerk is getoond in Vandenhove in Gent in 2019.[12]

De Vylder heeft heel weinig met commerciële galerieën gewerkt en was niet op de kunstmarkt gericht. Zijn totale productie is daarom relatief beperkt, vanaf de jaren negentig mede om gezondheidsredenen. Het werk zit in privécollecties in België, Duitsland en Japan, en er zijn representatieve ensembles aanwezig in de verzamelingen van Mu.Zee, M HKA, Vandenhove, Museum Dhondt-Dhaenens en SMAK. De collages zijn geschonken aan de Verbeke Foundation. De Vylder kreeg de Prijs voor Beeldende Kunst van de Vlaamse Gemeenschap in 1992.

 

Noten

1. ‘Van zodra ik begin te spreken (en ‘ik’ begint altijd met spreken) moet ik lachen.’ ; Paul De Vylder, ‘Het argument van de minotaurus’, in: De Witte Raaf, nr. 97, 2002, p. 3.

2. Paul De Vylder overloopt zijn artistieke parcours tot 1986 in twee gesprekken met Dirk Pültau en Koen Brams: ‘Een vuurspuwende clown in een petroleumraffinaderij’, in: De Witte Raaf, nr. 172, 2014, pp. 7-9; ‘Onopgeloste mediaraadsels: Dr. Joseph Goebbels 2.0.’, in: De Witte Raaf, nr. 173, 2015, pp. 1-5. Beide teksten werden verzameld in: Paul De Vylder, De O van Giotto. Gesprekken met Koen Brams en Dirk Pültau, A&S/books/Plantin Instituut voor Typografie, Gent/Antwerpen, 2016. Over de periode na 1986 heeft Marc Holthof interviews afgenomen met De Vylder, waarvan de publicatie wordt voorbereid.

3. De verhandeling lag aan de basis van de lange tekst ‘Het naakt in de Belgische kunst van Navez tot Magritte: een iconografisch perspectief’ in de catalogus bij een tentoonstelling in de ASLK-galerij in Brussel: Ingrid Lampaert (red.), Het naakt in de moderne Belgische kunst, R. Coolen, Brussel, 1981, pp. 12-68.

4. In De Witte Raaf publiceerde De Vylder een tiental essays tussen 1996 en 2020. Zijn teksten werden gebundeld in: Onevenredige lichamen. Over de onmogelijkheid van het spreken, A&S/books, Gent, 2004, en De God die zijn vrouw had opgegeten. Codes en rituelen: over de listigheid van de rede, A&S/books, Gent, 2014. Zie ook: Vlad Ionescu, ‘There must be some way out of here. Over de essays van Paul De Vylder’, in: De Witte Raaf, nr. 198, 2019, pp. 15-16.

5. Tentoonstelling in Galerie De Equilibrist in Sint-Niklaas van 28 februari 1988 tot 10 april 1988. Catalogus met teksten van De Vylder, Rudi Laermans en Lieven De Cauter.

6. De Vylder heeft drie volledige reeksen laten drukken, en van enkele beelden een beperkt aantal losse prints. De reeks is als boek uitgegeven door Vandenhove/A&S/books in 2019.

7. De Grote Onlikbaarheid. Voorstelling en verhulling, Vandenhove/A&S/books, Gent, 2021.

8. Koen Brams en Dirk Pültau, ‘Onopgeloste mediaraadsels: Dr. Joseph Goebbels 2.0.’, in: De Witte Raaf, nr. 173, 2015, p. 3.

9. Koen Brams en Dirk Pültau, ‘‘Het beeld volgt de klank, niet andersom’. Interview met Jef Cornelis over IJsbreker’, in: De Witte Raaf, nr. 151, 2011, p. 4.

10. Paul De Vylder. Beeldprojecten 1980-1994, van 6 april tot 12 juni 1996, Provinciaal Museum voor Moderne Kunst, Oostende. Catalogus met essays van De Vylder, Marc Holthof en Willy Van den Bussche.

11. Paul De Vylder. Machinations, van 24 november 2019 tot 12 april 2020, Verbeke Foundation, Kemzeke.

12. Paul De Vylder. Monkey Business, van 6 tot 16 november 2019, Vandenhove, Gent.