width and height should be displayed here dynamically

Mart Stam

Werd honderd jaar geleden in Purmerend geboren. Aanleiding voor het Purmerends Museum een tentoonstelling over zijn werk te verzorgen. Toen twee jaar geleden op de Nederlandse televisie de documentaire van Hank Onrust en Gerrit Oorthuys Mart Stam – architect werd uitgezonden, bleek al dat Stams leven een uiterst dankbaar studieobject is. Bizarre verhalen te over. Zo werd hij in 1928 bij het bureau Brinkman Van der Vlugt ontslagen omdat hij het (mede-)auteurschap van de Van Nelle-fabriek in Rotterdam, Nederlands bekendste icoon van de moderne bouwkunst, opeiste (een strijd die tussen architectuurhistorici tot op heden woedt, met het kamp Brinkman Van der Vlugt als voorlopige winnaars). Begin jaren ’30 reisde hij af naar Siberië om onder leiding van Ernst May industriesteden te ontwerpen, en om gedesillusioneerd terug te keren. Ook altijd goed voor een levensverhaal: Stam was drie keer getrouwd. Lotte Stam-Beese was zijn tweede eega, en met zijn derde, diep-religieuze echtgenote vertrok hij van de ene op de andere dag naar Zwitserland, om er in totale afzondering zijn levensavond door te brengen.

Is Stams werk net zo interessant als zijn leven? Op de betwiste Van Nelle-fabriek, zijn bijdrage aan de Weissenhofsiedlung in Stuttgart en de beroemde buisstoel na, valt dat bar tegen, al beweren de tentoonstellingsmakers (waaronder Gerrit Oorthuys) hartstochtelijk het tegendeel. Stam is hun held. Het modernistische geloof in pure functionaliteit – de geuzennaam ‘fantasielooze’ architect in de titel zegt genoeg – doorwasemt de hele tentoonstelling. Schaamteloos wordt gesproken van ‘neutrale, strakke lijnen’ en ‘strakke functionele vormen’. Waarom een stoel met vier poten minder functioneel is dan een buisstoel, blijft in dit soort beweringen altijd volledig duister. Dit omdat functionaliteit in de tegenwoordige betekenis gebruikt wordt, in plaats van een historisch en ideologisch begrip, dat gebezigd werd door een kleine groep mensen met het alomvattende streven ‘modern’ te zijn, waarbij op zijn beurt ‘modern’ de historisch-ideologische lading had van vernieuwing, in de zin van het letterlijk zoeken naar ongekende, niet-traditionele vormen. In levenswijze, godsdienst, politiek én vormgeving.

Wat deze tentoonstelling zo prachtig maakt, ook voor een niet-gelovige, is dat juist die historische periode aan de hand van Stam en de groep modernisten om hem heen, zo evocatief gepresenteerd wordt: de meubelmaker die tekenlessen volgt aan de Purmerendse Stadstekenschool is al snel actief in de jongelieden-geheelonthoudersbond. Net twintig is hij, als hij een half jaar in de gevangenis zit vanwege dienstweigering. Aan de hand van foto’s en objecten volgen we zijn zoektocht naar die grote spannende nieuwe wereld van de T-fords, volkshuisvesting en standaardisering. In naam van de avant-garde worden vriendschappen, projecten, tijdschriften opgebouwd en gaan ze weer ter ziele. Hoe meer hooggespannen de verwachtingen, des te dieper de teleurstellingen.

Drie documentaires, waaronder de hierboven vermelde Mart Stam – architect, maken deze tentoonstelling tot een ware ‘historische sensatie’, waarin respect voor idealen en hilariteit vanwege de romantiek en de naïviteit ervan dicht tegen elkaar aanliggen. Adembenemend zijn de twee documentaires van Anna Abrahams. In Bouwen voor het licht is gebruik gemaakt van tot dusverre onbekend beeldmateriaal waarin nauwkeurig de bouw van de Van Nelle-fabriek gevolgd wordt, alsof je zelf tussen de bekisting voor het beton en de briesende paarden staat. We zien Le Corbusier op het grasveld landen dat Schiphol heet, om met eigen ogen het wonder van licht, lucht en ruimte te aanschouwen. Waar architectuurhistorici het liefst de theosofische en antroposofische sympathieën van de meeste avant-gardisten zo kort mogelijk vermelden – want in tegenspraak met ‘rationalisme’ – wordt hier uitvoerig ingegaan op de grootste inspiratiebron van opdrachtgever Van der Leeuw: de Orde van de Zon.

Stotsgorod. Steden voor de heilstaat verhaalt over een vrijwel genegeerde episode van het moderne bouwen, toen onder leiding van Ernst May en Hannes Meyer een grote groep modernistische architecten, onder wie Mart Stam, J.B. van Loghem en G.J. Rutgers, naar de Oeral en Siberië afreisden om nieuwe mijnsteden te ontwerpen. Ideaalbeeld en praktijk van de heilstaat bleken op vrijwel geen enkel punt overeen te stemmen. Er was gebrek aan arbeidskracht, materiaal, scholing, communicatie. Een gevoel van medelijden bekruipt je bij de vaststelling dat nota bene in de Sovjet-Unie de modernisten gebouwen maakten van hout, want dat was wel volop aanwezig, en gebruik maakten van traditionele constructiemethoden, want de enige voorhanden krachten waren boeren die in de winter toch niets op het land konden doen. Weg licht, lucht en ruimte. In Magnitogorsk, waar de Nederlandse ploeg werkte, leken de kansen beter. Maar ook dat viel tegen. Net aangekomen, luidde de opdracht om in twee weken met een ontwerp te komen voor een stad met 200.000 inwoners. Indien dit niet lukte, moest maar van start worden gegaan zonder plan. Exemplarisch voor de mislukking is de anekdote over Van Loghem: deze herhaalde zijn Hollandse succesnummer, een aaneenschakeling van laagbouwwoningen, op Russische bodem. Aldaar kreeg de huizenrij de bijnaam ‘worst’ en werd hem verweten in een zee van ruimte geen vrijstaande woningen te bouwen; deze waren immers veel comfortabeler en hygiënischer, omdat ongedierte minder vrij spel zou hebben. Zo leden in Rusland de fantasieën van deze ‘fantasieloze’ architecten schipbreuk. Wie nog een keer hun droom wil dromen, spoede zich naar Purmerend.

 

• Mart Stam, de ‘fantasielooze’ architect is tot en met 18 april te zien in het Purmerends Museum, Kaasmarkt 20, Purmerend (0299/42.87.55). Productie Bouwen voor het licht en Stotsgorod door Stichting Rongwrong, Herenmarkt 95D, 1013 EC Amsterdam. (020/626.02.75).