width and height should be displayed here dynamically

Matt Mullican. Representing the Work

In het Musée des Arts Contemporains in Grand-Hornu toont Matt Mullican (1951) nieuw werk, of zo lijkt het althans. Mullican is als weinige andere hedendaagse kunstenaars een oeuvrebouwer: stelselmatig breidt hij zijn body of work uit, zoals het in het Engels zo mooi heet, zonder breuken of onverwachte wendingen. Alles maakt deel uit van een organisch en in principe onbegrensd geheel. Elke stap vooruit is een terugkeer naar het begin, en werken dateren is haast zinledig, omdat ze altijd actueel worden dankzij de recentste toevoegingen. Mullican is daarom, zoals Lynn Cooke suggereerde in een monografie uit 2013, een Gesamtkünstler, maar dat maakt zijn bezigheden ook verwant met outsiderkunst. Een tentoonstelling van hem bezoeken is als het privédomein betreden van een even frenetieke als beheerste geest, die aan de rand van de maatschappij een universum in elkaar knutselt, dag na dag, waarin de wereld betekenis krijgt.

Geconfronteerd worden met het subjectieve systeem van een dergelijke fantast is tegelijkertijd fascinerend en weerzinwekkend. Het heeft iets weg van de finale van een misdaadserie als True Detective, waarin het werkterrein van een seriemoordenaar wordt ontsloten, en diens krankzinnige geestesleven en wereldbeeld zichtbaar worden in ruimtes waarin jarenlang koortsachtig is gewerkt en nagedacht. De aanpak van Mullican steunt op vormen van totaliteit – op de illusie van een kosmos waarvan de orde zich in een paar ogenblikken openbaart, waarna de geldigheid ervan in een schier eindeloos aantal details op de proef kan worden gesteld. Dat is in het MAC’s, op de allereerste solotentoonstelling van Mullican in een museum in België, niet anders, maar Representing the Work wordt in hoge mate, en niet geheel succesvol, bepaald door de kokette architectuur van Pierre Hebbelinck. Voor indrukwekkende totaalzichten (zoals in een van Mullicans vorige tentoonstellingen, in de HangarBicocca in Milaan in 2018) of een helder traject met duidelijke etappes, is dit museum te gefragmenteerd en te bijzonder.

In de eerste zaal wordt grafisch werk uit de jaren zeventig verzameld. Striptekeningen waarin een superheld of een ander personage overlijdt, worden bijvoorbeeld vergeleken met krantenfoto’s van pas gestorven lichamen. Hoe valt de dood af te leiden uit afbeeldingen? En is sterven binnen een fictief verhaal iets anders dan echt aan je einde komen? Het is een samenvatting van Mullicans methode: banale elementen uit de naoorlogse westerse beeldcultuur confronteren met de verbeelding van één individu, en ze vervolgens reorganiseren en herwerken, om op die manier, op haast magische wijze, fundamentele betekenissen, structuren en patronen op het spoor te komen. Op een langwerpige tafel bevindt zich 88 Maps, een kunstenaarsboek – of eerder een doos met losse vellen – uitgegeven in 2010 op twintig exemplaren, als catalogus van alle pictogrammen, symbolen, plannen en schema’s die Mullican sinds de jaren zeventig heeft gemaakt, als de wegwijzers in zijn werk. De vellen werden, conform de frottagetechniek, geplaatst op houten matrijzen en met potlood ingekleurd, zodat het reliëf in het hout tekeningen zichtbaar maakt. Het effect is wild, toevallig en onregelmatig, wat de systematiek relativeert, maar wat ook gedrevenheid uitstraalt, en arbeidsintensiteit.

Volgens de zaalgids nog in dezelfde ruimte, maar in realiteit een eind verderop, bevinden zich meer van dergelijke reeksen, al dan niet als editie gereproduceerd. Notating the Cosmology (2008) bestaat uit 123 pagina’s ruitjespapier, losgescheurd uit notitieboekjes, waarop Mullican tussen 1973 en 2008 aantekeningen maakte. Vaak gaat het om krabbels of schetsen waarmee een onvatbaar fenomeen haast karikaturaal eenvoudig wordt geportretteerd. ‘D E A T H’, zo staat er laconiek onder een gearceerde schim in een rechthoek; ‘de hendel van het lot die mijn leven controleert’, is het bijschrift onder een tekening van een schakelaar, een smalle kegel met bovenaan een bolletje.

In een lagergelegen kamer zijn video’s verzameld van performances die Mullican gaf onder hypnose: een dokter brengt hem in een trance, waarna hij, als onder invloed van drugs, de controle over zijn gedachten, uitspraken en bewegingen deels verliest. Dat verschilt op het eerste zicht van ander werk, maar het gaat ook hier om het uitlokken van een conditie waarin het bestaan en de wereld als zinvol worden ervaren. Over een performance in Tate Modern vertelde de altijd spraakzame Mullican tegen Koen Brams en Dirk Pültau in De Witte Raaf nr. 143: ‘Mijn schedel voelde gigantisch aan, en ik kon er allerlei associaties van taal, plaats en mensen in gewaarworden. Er waren er miljoenen, allemaal in een lineair patroon en ik had alles onder controle. Ik kon van het ene verband naar het andere overgaan en inzichten verwerven in de gevolgen van elke handeling die we stellen.’ Volgens Walter Benjamin is gelukkig zijn jezelf ervaren zonder te schrikken; binnen het oeuvre van Mullican valt geluk samen met de ervaring van de wereld als een zinvol en samenhangend geheel, waardoor er geen reden meer is om nog angst te voelen bij het besef van je eigen existentie.

Het kroonstuk van Representing the Work is het werk, in de voorlaatste zaal, met dezelfde titel. Het wordt voor het eerst getoond, en het is een explicitering, of een vervollediging, van wat Mullican al vaker deed, bijvoorbeeld in 88 Maps. Op 64 lakens – het textiel waarin we gehuld zijn als we slapen en dromen – vat Mullican zijn bezigheden samen. Elk laken is een hoofdstuk, met een raster van afbeeldingen – foto’s van performances of installaties, of reproducties van werken, zoals de computertekeningen van een virtuele stad uit het begin van de jaren negentig, of de pictogrammen om de wereld op te delen in ‘sectoren’, zoals de natuur, de kunsten, communicatie en het subjectieve denken. De lakens worden niet chronologisch gepresenteerd, en vormen twee smalle, parallelle gangen. Ook Representing the Work krijgt zelf een ‘paneel’ toebedeeld, als een laken met daarop alle 64 andere lakens – een mise en abyme die aangeeft dat hier toch een pas op de plaats wordt gemaakt, alsof er iets wordt afgesloten of afgerond. Het verschil met eerdere terugblikken of verzamelingen is dat Mullican explicieter – en zelfbewuster – optreedt als historicus, of als curator van zijn eigen oeuvre. Het is alsof hij uit zijn rol stapt, een punt plaatst, en afstand neemt – van zijn bezigheden, maar ook van de hoop, of is het de vrees? – dat er uiteindelijk toch één subjectief systeem zal worden gevonden, als was het een vaccin tegen de moderniteit, waarin de gehele mensheid zich kan vinden.

 

• Matt Mullican. Representing the Work, tot 18 oktober in MAC’s, Site du Grand-Hornu, Rue Saint-Louise 82, Hornu.