width and height should be displayed here dynamically

Melanie Gilligan & The Otolith Group in Casco te Utrecht

Nog tot 25 januari zijn in het Utrechtse Casco twee solotentoonstellingen te zien die elk op hun eigen manier inhaken op het tweejarige programma Composing the Commons, waarin Casco uiteenlopende (nieuwe) vormen van collectiviteit onderzoekt. De eerste vijf afleveringen van Melanie Gilligans miniserie The Common Sense worden er in een video-installatie, verspreid over vijf verschillende schermen, getoond naast werk van het kunstenaarsduo The Otolith Group.

The Common Sense speelt zich af in een nabije toekomst. The Patch, een implantaat dat in de mond gedragen wordt, stelt mensen ertoe in staat de gevoelens en gedachten van anderen direct en in ongemedieerde vorm te ervaren. Gilligans verhaal in deze eerste afleveringen draait om een groep twintigers die onderwezen worden in de geschiedenis van de nieuwe technologie. Meer specifiek bekijken ze (en bekijken wij met hen) een instructiefilm over de introductie van de ‘two-way patch’, waarbij gebruikers simultaan gevoelens van anderen ontvangen en met hun eigen affecten bijdragen aan een volautomatische loop van onafgebroken emotionele feedback. Samen met hun docent bespreken ze de verregaande consequenties van het kleine apparaat op persoonlijk, sociaal en professioneel niveau.

Dat de wereld die Gilligan in The Common Sense schetst uitgesproken dystopisch is, blijkt met name uit de diepgaande verwikkeling van de technologie van de Patch met de versnelde en deterritorialiserende ontwikkeling van het laatkapitalisme. Zo uit een werkgever in de instructiefilm zijn tevredenheid over de eerste Patch (‘We’ve been able to let go off 70% of our staff!’), maar hij twijfelt eraan of de nieuwe versie wel op een evenwaardige wijze in beide richtingen werkt. Het blijkt dat er in de technologie bepaalde asymmetrieën ingebouwd zijn; managers kunnen hun eigen output beheersen, terwijl werknemers onderhevig zijn aan permanente controle. De vertegenwoordigers die de Patch aan de man moeten brengen, worden zelf uitgebuit en uiteindelijk ontslagen.

Net zoals Gilligans vorige werk, Popular Unrest, is The Common Sense gesitueerd in ‘a future much like the present’. In vele opzichten ligt de Patch in het verlengde van onze eigentijdse sociale en mobiele media, die steeds nadrukkelijker onze ervaring en sociale verhoudingen naar neoliberaal model structureren. Net zoals de bestaande sociale media slaat de Patch munt uit menselijke behoeftes die economisch nog niet of slechts beperkt ontgonnen waren, zoals de behoefte aan sociale interactie. Zelfs de oververtrouwde facebookretoriek duikt op in The Common Sense: ‘Some people are just allergic to sharing, I guess…’, luidt het commentaar wanneer iemand de Patch voor het eerst probeert en onwel wordt.

Aan het eind van de vijfde en laatste aflevering wordt de Patch getroffen door een storing. De studenten, voor wie interactie zonder de Patch onmogelijk geworden is, reageren hysterisch en gaan in shock. Zoals het in een feuilleton hoort, eindigt de aflevering met een cliffhanger. Na deze tentoonstelling in Casco worden ook de andere afleveringen van The Common Sense in Nederland getoond. Phase 2A is in de Hallen (Haarlem) te zien (zie hogerop in dit nummer). In dit vervolg gaat de Patch gewoon weer online en vindt er een retour à l’ordre plaats. In Phase 2B, de alternatieve sequel die in de Appel (Amsterdam) tentoongesteld zal worden, zal Gilligan inzoomen op verzetsbewegingen die in opstand komen tegen de Patch.

De tentoonstelling van The Otolith Group begint met One Out of Many Afrophilias, een installatie waarin de eerste vijftig uitgaves van het tijdschrift Transition tentoongespreid liggen. Transition werd in 1961 opgericht en was een cruciaal platform voor het panafrikanisme dat voortkwam uit de Afrikaanse dekolonisatiebeweging. Overigens liggen er in het bureau van Casco kopieën van deze uitgaves ter inzage. Statecraft behandelt anderhalve eeuw onafhankelijkheidsstrijd op het continent, van Liberië (1847) tot Zuid-Soedan (2011), middels een imposante collectie historische postzegels die The Otolith Group via onlineveilingen aankocht. De labyrinthisch vormgegeven installatie functioneert als een ‘incomplete timeline of independence’.

Tot slot volgt In the Year of the Quiet Sun, een filmessay met als bronmateriaal de postzegels van Statecraft, maar ook filmbeelden en een waaier van teksten. In the Year of the Quiet Sun (de titel verwijst naar een inscriptie op een postzegel) biedt een uiteenzetting over het panafrikanisme, met bijzondere aandacht voor de centrale rol van de Ghanese president Kwame Nkrumah.

Het onomwonden samenbrengen en ontsluiten van archieven en historisch documentatiemateriaal is een belangrijke artistieke strategie in de praktijk van The Otolith Group: in beide installaties blijven contextualisering en expliciete commentaren achterwege. Deze strategie van de maître ignorant heeft echter niet in beide gevallen dezelfde uitwerking. Met name de postzegels in Statecraft zouden wellicht gebaat zijn bij meer context en houvast dan in In the Year of the Quiet Sun en de begeleidende hand-outs geboden wordt. De postzegel is bij uitstek een medium voor de zelfrepresentatie van de macht. Als gevolg daarvan biedt de installatie veeleer een geschiedenis van de onafhankelijkheid vanuit het ‘officiële’ perspectief dan een ‘incomplete timeline of independence’. De cruciale vraag bij Statecraft is dan ook: wat wordt er niet getoond, wat blijft er verhuld? Door de kaalheid van de installatie, waarin duidelijk de schijnbare objectiviteit van de postzegels moet resoneren, blijft die vraag echter impliciet.

Het verhaal dat The Otolith Group brengt, is er uiteindelijk een van een verloren toekomst, van een sociaal-politieke visie die nooit verwezenlijkt is. ‘Liberation goes into reverse’, horen we in In the Year of the Quiet Sun, terwijl een archiefbeeld van de onafhankelijkheidsviering in Congo teruggespoeld wordt. Als metafoor vat dit fragment de geschiedenis van het panafrikanisme perfect samen: het emancipatorische moment slaat om in zijn tegendeel wanneer het dekolonisatieproces in dictaturen uitmondt.

Melanie Gilligan speculeert daarentegen over een toekomst waarin het streven naar gemeenschappelijkheid juist wel gerealiseerd is, maar dan in de vorm van een totalitaire nachtmerrie. The Common Sense toont een wereld waarin elke vorm van communicatie zonder de Patch onmogelijk geworden lijkt, waarin vrienden tot ‘contacten’ herleid worden, en networking de enige overgebleven vorm van sociale interactie is. Hoewel de twee tentoonstellingen beslist ook los van elkaar bekeken kunnen worden, is het verband dat in Casco gelegd wordt uiterst productief. Beide tentoonstellingen tonen de duistere kant van Composing the Commons; we zijn met z’n allen gewaarschuwd.

 

• Melanie Gilligan, The Common Sense (Phase 1); The Otolith Group, In the Year of the Quiet Sun, beide tot 25 januari 2015 in Casco – Office for Art, Design and Theory, Lange Nieuwstraat 7, 3512 PA Utrecht (030/231.99.95; www.cascoprojects.org).