In Media Omnia
De film is uit de camera gehaald. Het ganse loopwerk is verwijderd. Het transportmechanisme, de vlinder, de cassette waarin duizenden lichtdoorlatende beelden konden ontstaan, ontbreken. De hele mechanische santenkraam ligt op de schroothoop, tussen nog zo wat wereldbeelden. Alleen de lens bleef over. Tienduizend ogen hangen vandaag aan het World Wide Web en blikken ononderbroken, zonder zich maar een fractie van een seconde te sluiten, onze dagelijkse werkelijkheid in. Sommige ogen worden door passanten bediend. Aan de hand van tegenstrijdige opdrachten van netgebruikers pannen ze willekeurig naar links of rechts, tilten ze op en neer en zoomen ze doelloos in en uit. Deze beeldzoekende en -begrenzende motoriek wordt zonder enige overgave met een muisklik of toetsaanslag in werking gesteld. Er worden geen keuzes gemaakt, er wordt nauwelijks materiaal versleten en niets blijft bewaard. Zelfs met een potentieel massabereik is er meestal geen of slechts zeer weinig publiek. Er valt ook niet veel te zien, en nog minder te beleven. De webcam draait zijn rondjes op het dak van een gebouw, in kantoren, kerken, keukens. Er worden geen beelden mee verzameld of gemaakt, maar informaties mee doorgegeven. Er staat niet één cameraman achter, maar een massa anonieme ‘gebruikers’. Een dramatische handeling ontbreekt. De kans daartoe (‘er gebeurt iets!’) is minimaal en staat alleszins niet in verhouding tot de bonte verzameling ongelukken in het eigentijdse televisieaanbod. Ook daar worden de camera’s echter kleiner, lichter en leger en wordt steeds minder materiaal omgezet en bewaard. In het beste geval gaan de beelden een database binnen.
Informatie verplicht tot niets
In het Icepick huis, een gewoon Nederlands huishouden op het web, fungeren onder meer de magnetron, de afvalemmer, de voordeur en de koelkast als plekken voor dramatische interactie tussen de bewoners onderling, en met de hen omringende goederen en technologie. [1] Niet alleen de bewoners, ook alle huishoudelijke objecten hebben een eigen e-mailadres. Ze zijn aanspreekbaar, maar hebben geen verhaal. De beelden spreken voor zich en strekken niet tot lering en vermaak. Ze dienen niet tot troost, wekken geen irritatie op en geven geen aanleiding tot reflectie. De bezoeker kan de hele database van de afgelopen jaren afgrazen op zoek naar een gebeurtenis. Hem of haar wacht niets dan informatie. De afvalemmer registreert geduldig zijn barcodes. Een citaat:
2001-04-11, 07:45:51, 1-EI, an egg; 2001-04-11, 07:45:49, 8711200010806, BECEL DIEET; 2001-04-11, 07:18:30, THEEZAKJE, a teabag; 2001-04-10, 20:43:25, 4005808200405, ATRIX HANDCREME; 2001-04-10, 17:17:33, 8710453160009, Reddy Sunflower oil (1 liter); 2001-04-10, 17:00:07, SINAASAPPEL, 1 Orange; 2001-04-10, 17:00:04, SINAASAPPEL, 1 Orange; 2001-04-10, 17:00:01, SINAASAPPEL, 1 Orange; 2001-04-10, 16:59:58, GRAPES, GRAPES; 2001-04-10, 16:47:14, THEEZAKJE, a teabag; 2001-04-10, 16:39:50, 8713300079080, Goudappeltje Sprankel Fruit (appel); 2001-04-10, 15:34:08, 8715000027422, Friskies Catfood; 2001-04-10, 15:31:03, 8713200839135, Royco Instant Chinese tomato soup; 2001-04-10, 15:14:04, THEEZAKJE, a teabag; 2001-04-10, 15:14:03, CATS-LITTER, CATS-LITTER; 2001-04-10, 15:13:59, WATER, Fresh Water; etc.
Een opsomming van de laatste vijfentwintig stuks afval eindigt met de mededeling: ‘Since 12-Jul-1998 the trashbin was used 10.480 times.’ Sinds 4 oktober 1997 ging de telefoon 5.378 keer over. Alleen de eerste vijf cijfers van de nummers worden op de website weergegeven. De bewoners gaan naar het toilet. Er staan steeds opnieuw mensen voor de deur. De magnetron piekt dagelijks rond 13:00 uur.
Waar wrijving optreedt, ontstaat informatie. Waar grenzen ooit voor wrijving zorgden – bijvoorbeeld tussen de camera en de scène, tussen verschillende disciplines, tussen naties, tussen de Beatles en de Stones, tussen knollen en citroenen, tussen auteur en lezer, tussen de paraplu en de naaimachine, tussen Kikkers en Pleiners, tussen kunst en werkelijkheid – en de plaatsen van handeling onderscheidden en articuleerden – aan de hand van door schermutselingen en conflicten zwaar bevochten demarcaties –, staat het hele wereldgebeuren nu één onafzienbaar braakliggend terrein ter beschikking. De media hebben de kwaliteit in het aanbod genivelleerd door grenzen uit te vagen en muren te slechten. Beelden worden niet meer verkregen dankzij grensoverschrijding. Ze worden niet meer vanuit het ene isolement het andere binnengesmokkeld, ze komen niet meer dankzij vergroting of verkleining tot leven. Elke illusie van verovering werd bruusk aan de kant geschoven om op het wereldtoneel ruimte te scheppen voor een gesmeerde informatieoverdracht. Het logistieke ideaal van informatieverwerving (‘alle informatie te allen tijde voor iedereen beschikbaar’) is geen model, maar een imperatief én een principe, dat geen richting dicteert maar mobiliteit garandeert. Het wereldtoneel is geen fabriek of theater, geen atelier of studio, arena of sokkel, geen snelweg of zandpad ook, nauwelijks een museum of markt. Met een beetje goede wil kun je het wel zo voorstellen; omwille van de smeer mag ik dat ook graag doen. [2] En ook dit wereldtoneel heeft zeker fabrieksmatige, theatrale, museale aspecten enzovoort, maar die functioneren enkel nog als handige meta-informatie in een mediale promiscuïteit waarin ‘alles’ met ‘alles’ in verband wordt gebracht, om ‘alles’ voort te brengen. Door onze informatie-uitwisseling met de nodige associaties en kanttekeningen op te tuigen, dragen we bij aan een verantwoorde volumevergroting, hoe snel die zich ook ontrolt: informatie óver informatie (de meta-informatie) leidt ons naar nieuwe inzichten, vormt patronen, schept verbanden. Die informatieaanwas kan niet snel genoeg gaan. Alles moet gebeuren.
Niet het postmoderne ‘anything goes’, het ‘alles kan’ dat jarenlang ten onrechte werd gevreesd, wordt bewaarheid, maar een veel radicaler en ongeremd ‘everything goes’: ‘alles gebeurt’. Hier geldt geen ‘kunnen’ meer. Terwijl het ‘alles kan’ nog een selectieve en geprivilegieerde culturele orde uitdaagde – waarbij ‘alles kan’ een alternatief bood voor ‘al het andere’ – is ‘alles gebeurt’ simpelweg een feitelijke conditie. Een onmatig ‘evenementenlandschap’ dat geen rangorde of hiërarchie kent, lijkt elke selectie overbodig en zelfs onmogelijk te maken. [3] ‘Alles gebeurt’ erkent geen onderscheid. Iedere poging tot redactie, articulatie en representatie strandt op het feit dat de afvalemmer tussen 12 juli 1998 en 11 april 2001 10.480 keer gebruikt werd en dat de telefoon tussen 4 oktober 1998 en 1 april 2001 5.378 keer overging. ‘Alles gebeurt’ levert minimale wrijving op. Wie (meer) informatie wil, zal dit ‘alles’ een structurele plaats in zijn of haar leven moeten geven, of anders gezegd, kritisch moeten maken.
Informatie verplicht tot alles
Ik ben als de kleine anemoon die ik in Rome eens in de tuin heb gezien, ze was overdag zo ver opengegaan dat ze zich ’s nachts niet meer kon sluiten. Het was vreselijk haar te zien op het donkere grasveld, wijdopen, nog altijd opnemend in de als razend opengesperde kelk, met die veel te veelvuldige nacht boven haar die niet óp raakte. En daarnaast al haar slimme zusters, elk dichtgegaan om hun kleine dosis overvloed. Ook ik ben zo heilloos naar buiten gekeerd, daarom ook door alles verstrooid, niets afwijzend, mijn zintuigen gaan, zonder het mij te vragen, uit naar al dat stoort, is er een geluid dan geef ik mezelf op en ben dat geluid, en, daar al wat eenmaal op prikkeling is ingesteld ook geprikkeld wil worden, wil ik in de grond van de zaak gestoord worden en wordt het eindeloos. Voor dat onverholene heeft iets van leven zich binnen mij in veiligheid gesteld, heeft zich op een allerinnerlijkste plek teruggetrokken en leeft daar zoals de mensen tijdens een beleg leven, in ontbering en zorg. Trekt, als het meent dat er betere tijden zijn aangebroken, de aandacht met fragmenten van de Elegieën, met een beginregel; moet weer terug, want buiten heerst nog altijd hetzelfde prijsgegeven-zijn. En daartussen, tussen die ononderbroken naarbuiten-belustheid en dat voor mijzelf nauwelijks meer bereikbare innerlijke bestaan, zijn de eigenlijke woningen van het gezonde gevoel, leeg, verlaten, ontruimd, een onherbergzame tussenzone, waarvan de neutraliteit ook begrijpelijk maakt waarom al het weldoen van mensen en natuur aan mij verkwist blijft. [4]
Wat met ‘alles’ aan te vangen?… Hoe de ogen wijd en lang genoeg open te sperren om alles te volgen? Hoe wrijving te genereren zonder de stromen opnieuw in te dammen? Zonder de film weer terug in de donkere camera te plaatsen en de vierde wand van het toneel weer op te richten? Wat is dit ‘alles’, waarvan informatisering ons verplicht deel uit te maken? En waarom zou hier een ‘niets kan’ gelden: een einde aan redactie en articulatie? Waarom zouden behalve de grote verhalen ook de kleine anekdotes ten overstaan van dit ‘alles’ ongeloofwaardig worden? En waarom ook niet? Waarom hebben we ‘alles’ nooit de plaats van die paar mooie verhalen laten innemen? Kunnen we ‘alles’ niet aan? Kunnen we het niet op een zinvolle manier betekenen?
Informatisering brengt ‘alles’ binnen handbereik. Nieuwe media, met elkaar verbonden tot een netwerk, zorgen voor ongelimiteerde opslag en grenzeloze uitwisseling van ervaringen, kennis en amusement. Tot in elk pervers detail kunnen we ons leven en onze ideeën vastleggen, evalueren en distribueren. Alle gegevens kunnen willekeurig met elkaar in verband worden gebracht. Alles kent oneindige doorsneden, oneindige verbanden, oneindige uitkomsten, die zelf weer het materiaal van nieuwe berekeningen en betekeningen vormen. Als we voorwaarts willen, leidt informatie ons naar voren, als we geschiedenissen willen opzoeken, leidt ze ons het verleden binnen: een nieuw of een oud verleden, we hoeven niet te kiezen, we kunnen ook in de tijd alle kanten op. Wegens technische onvolkomenheden, door gebrekkige informatie en communicatie en onvolmaakt gereedschap, is de geschiedenis blijven steken in de beperkte historische mogelijkheden en middelen waarin wij haar zich zagen voltrekken – in de geschiedenisboeken, in Servië, Rwanda, Washington of de Gazastrook. Zij die de geschiedenis leven, worden geslachtofferd aan een trage doelgerichte ontwikkeling van kennis en de primitieve gebruiken die daarmee gepaard gaan. Geschiedenis, verleden en toekomst, het is vandaag alleen maar voer voor informatisering. We kunnen ‘alles’ alleen bereiken door ons zonder schaamte of medelijden van dit alles (geschiedenissen, verhalen, anekdotes, gereedschappen) te bevrijden, door het opnieuw (en deze keer onvoorwaardelijk) in te zetten. Alles tegelijk. Sommige nieuwe media en communicatietechnologieën nodigen daar expliciet toe uit en we maken een historische fout als we ze daar nu niet voor gebruiken.
Freiheit wollt Ihr Alle, Ihr wollt die Freiheit. Warum schachert Ihr denn um ein Mehr oder weniger? Die Freiheit kann nur die ganze Freiheit sein; ein Stück Freiheit ist nicht die Freiheit. [5]
Wij zijn niet richtingloos, maar ongericht, want algericht. We zoeken geen stok om mee te slaan (geen ‘Stück Freiheit’), maar zien bomen groeien, zich vertakken, stokken vormen en afwerpen. We zien ze bossen vormen, hellingen bedekken. We zien ze in het licht en in het donker. We zien stokken over water hangen en erin vallen. We zien ze ten hemel strekken, waar ze insecten, vogels en kleine zoogdieren herbergen. We zien ze verstrengelen. We zien ook houten constructies, tafels en stoelen, hutten, knuppels, ladders en leuningen, speelgoed. We zien alles: hout en niet-hout, boom en niet-boom, hout-in-boom en boom-in-hout. We zien alle groei, bloei en bederf zich in voorwaartse en achterwaartse richting afwikkelen, met vertragingen en versnellingen, in slow motion en step motion. We zien dit ‘alles’, juist omdat niemand het ons toont en wij het op onze beurt aan niemand tonen. Maar we zien dit alles, ‘met zijn allen’. We zien alles en allen. Alles en allen komen in een hoog tempo voorbij, alsof we miljoenen lichtdoorlatende beeldjes uit de camera over de montagetafel halen en astronomisch snel heen en weer spoelen. We verzamelen, ditmaal echter zonder schaar in de hand, informatie over informatie, over licht, kleur, vorm en beweging, over dialogen en grensoverschrijdingen, en over geschiedenissen. We verzamelen informatie die we uiteindelijk alleen maar willen delen, niet meedelen. Redactie en expressie maken plaats voor een ander soort bemiddeling, waarbij allen met allen over alles spreken. We verzamelen informatie over allen: over alle relaties.
Alles gebeurt
Dankzij een explosief groeiende informatie- en communicatieindustrie, die sinds de jaren ‘negentig van de vorige eeuw commercieel versneld wordt aangeboden, komt ‘alles’ binnen ons bereik. Volume en dichtheid (en de technische verwerkingssnelheid) van de informatie die we delen, verdubbelen elke achttien maanden. Ons gebruik van die wassende informatiestroom wordt echter nog beheerst door een oud informatiebeeld: we verwerken gegevens als informatie ‘over’ een onderwerp. We houden nog geen rekening met het feit dat die informatie, die voorheen altijd uit één dominante, ‘goed geïnformeerde’ bron kwam, zich de laatste decennia verdeelt over ontelbare gebruikers en gebruiken, over ervaringen en interpretaties, over formuleringen en herformuleringen. Deze fragmentatie treedt vooral ook op omdat informatie niet meer uitsluitend ‘over’ onderwerpen gaat, maar in toenemende mate over informatie (die weer kan gaan over informatie over informatie, enzovoort, ad infinitum), bijvoorbeeld over gedeelde interessen. Allen spreken met allen over alles. Oude vormelijkheden ter legitimatie en introductie gelden niet meer in een medium, dat zich er op laat voorstaan dat het censuur omzeilt en de anonimiteit waarborgt, onder het motto ‘information wants to be free’. Ook de verificatie van de informatiebron wordt minder belangrijk, nu we ons meer op de directe ervaringsfeiten van een maximale hoeveelheid medegebruikers oriënteren, dan op het gezaghebbende gelijk van één goed geïnformeerde instantie. Waar alles gebeurt, kunnen we alles gebruiken. In plaats van ons op enkele objecten te richten en informatie over die objecten in te winnen, zullen we eraan moeten wennen ‘alles’ te verwerken. Dit betekent vóór alles dat we een strategie moeten bepalen om ons tot dit ‘alles’ te verhouden, waarbij ‘alles’ niet staat voor ‘alle dingen’, maar voor alle relaties tussen alle dingen.
De ideologen van de ‘anything goes’ generatie waren de eersten die het ongehinderde verlangen naar ‘alles’ exploiteerden, met name door verwarring te scheppen tussen high en low. Het ‘alles’ leek binnen bereik te komen dankzij een platte optelling van de hoge en lage waarden in de culturele productie. Plots waren populaire en elitaire cultuur even belangwekkend, waarbij men zich wel eens aan overcompensatie bezondigde en de populaire boven de elitaire cultuur verkoos. Deze overgangsgeneratie, de laatste protestgeneratie, zag nog niet in dat het ‘alles kan’ (de voorwaarden die high en low vergelijkbaar maken) pas wordt bereikt als er niet naar objecten of geobjectiveerde waarden wordt gekeken, maar naar relaties tussen objecten. De mogelijkheid om het brandpunt eindeloos te verleggen en onophoudelijk patronen te vormen, is een verworvenheid van de informatisering, van nieuwe technologieën en media en van een nieuw kritisch bewustzijn dat ermee gevoed wordt. Het protest van ‘anything goes’ bleef echter steken in de onscherpte van een nostalgische socioculturele agenda. Het was geen alles-beweging, maar een antibeweging, geen ‘ja’ maar het zoveelste ‘nee’. Dat was voor een deel te wijten aan de middelen waarmee geobserveerd en gecommuniceerd moest worden. Een 16mm Paillard-Bolex en een webcam geven nu eenmaal niet hetzelfde beeld. Tussen televisie en web bestaat een wereld van verschil; hetzelfde geldt voor fax en e-mail. De ervaring en interpretatie van beelden uit verschillende machines en media leiden tot verschillende conclusies, die weer aanleiding geven tot andere ambities, welke weer andere technologische toepassingen verlangen. De wisselwerking tussen technologie, beeldproductie en culturele reflectie is elders voldoende beschreven om er hier niet uitgebreid op in te hoeven gaan. [6] De opmerking mag volstaan dat we met een paar grote mediale sprongen, na ’the medium is the message’ van McLuhan, de ‘la société du spectacle’ van Debord, en na het gemankeerde ‘anything goes’ – kortom voorbij de thematiseringen van het culturele, politieke en economische ideaal –, terecht zijn gekomen in een mediaal cultureel bestel waarin ‘kunnen’ niet meer als voorwaarde optreedt voor ‘gebeuren’, een bestel dat zich ten overstaan van niets of niemand nog legitimeert. Voorbij het ‘kunnen’ zien we alles gebeuren en wordt niets ontzien.
Alles met allen bespreken: trans-actie
De cultuurindustrie, die traditioneel volledig teert op een harde esthetische en ethische demarcatie tussen kunnen en niet-kunnen, suggereert een mogelijkheid om aan deze allesverterende mediarealiteit te ontsnappen door de thematisering van haar evenementen en instituties. Festivals en musea, ontwerpers en kunstenaars, tijdschriften en websites, liefhebbers, amateurs en dilettanten vinden elkaar rond gethematiseerde presentaties. Ze thematiseren zichzelf en hun interessen. Een even voor de hand liggende uitweg wordt geboden door aan de culturele productie een doel toe te kennen buiten de kunst en haar instituties. In dat geval vinden de belanghebbenden uit het eerste voorbeeld elkaar rond een maatschappelijk doel waaraan de culturele productie in kwestie dienstbaar wordt gemaakt. Liefhebbers kunnen zich, los van tijd en plaats, nog treffen rond talloze andere bijzondere interessen, die mede dankzij de nieuwe communicatiekanalen beter getraceerd kunnen worden. Wie een mediale realiteit liever niet in zijn volle hevigheid ondergaat, kan zich zonder problemen op bovenstaande manieren tegen ‘alles’ teweerstellen en het aanbod beperken of vereenvoudigen.
Het lijkt misschien een paardenmiddel om, tegen de keer van een debiliserende media-industriële thematisering, alles en allen op het spel te zetten en zich ten overstaan van ‘alles’ te willen positioneren. Het middel erger dan de kwaal? Is het niet comfortabeler om zich achter een veilige redactie te verschansen, en zich te koesteren in de beperkende keuze uit een snel verruimend aanbod? Is die isolerende tendens niet een voorrecht dat gefundeerd is in onze esthetische faculteiten? Moeten we ons niet, zoals Huysmans’ personage Des Esseintes, opsluiten in een overzichtelijk universum, waarin alleen zorgvuldig gefilterde geluiden doordringen, en waaruit alleen nauwkeurig afgemeten reacties en proposities gelost worden?
Des Esseintes wilde niets te maken hebben met dit weerzinwekkende tijdperk van verachtelijke vlegels en hij had ook geen zin in schilderijen, die mensen afbeeldden, zwoegend in Parijs tussen vier muren of zwervend door de straten op jacht naar geld; deze gevoelens van afkeer werden hoe langer hoe sterker.
Nu hij geen enkele interesse meer had voor het leven van zijn eigen tijd, had hij besloten in zijn afzondering niets meer toe te laten dat ook maar een greintje afkeer of spijt zou kunnen veroorzaken; en daarom verlangde hij vurig naar schilderijen van een subtiel, exquis raffinement, een atmosfeer van zeer oude dromen ademend, gehuld in een geur van antieke verdorvenheid, ver van onze zeden, ver van onze tijd. [7]
Ook voor een informatiekluizenaarschap bieden nieuwe media op het eerste gezicht interessante voorwaarden. In volmaakte anonimiteit haalt men beelden ‘van een subtiel, exquis raffinement (…), ver van onze zeden, ver van onze tijd’ moeiteloos binnen in de eigen sfeer, om ze in afzondering te genieten, subtiel aan de eigen wensen aan te passen, zonodig te herscheppen. Mobiele netwerken bieden een eigentijdse Des Esseintes zelfs de mogelijkheid van een nomadisch heremietenbestaan. Wie voor isolatie kiest, is echter nog in een ander opzicht heremiet. Het uitdijende esthetisch universum is niet meer te bevatten omdat het zich oneindig snel in alle richtingen uitstrekt. Door een selectie uit het groeiend aanbod te isoleren, ketent men zich niet zozeer vast aan een keuze, maar klampt men zich vast aan het object, in het tijdperk van de relaties. De hedendaagse heremiet sluit zich op in een eenzame protestactie, in het tijdperk van de trans-actie. Zo’n vrijwillig offer is een zinloze daad op een moment dat consumptie en productie onbeperkt kunnen groeien. Met elke nieuwe connectie die de media aanbrengen, breiden de mogelijkheden voor een individuele positionering tussen privé en openbaar zich uit in evenveel richtingen. Het kluizenaarschap wordt op hetzelfde moment zowel een achterhaald als een universeel principe. We sluiten ons op in ongelimiteerde wensen en verlangens die ’te allen tijde en overal’ bevredigd kunnen worden, niet door ze te laten cateren door één of andere groothandel, maar door ze te delen met alle anderen die zich op hun beurt in hun eigen ongelimiteerde wensen en verlangens opsluiten. We confronteren ons alleen met ‘overdaad’ door onszelf te overladen en op onze beurt anderen te overladen. Alleen zo kan ‘alles’ kritisch worden, alleen zo kan een massa in een kritische massa veranderen ten overstaan van de grenzeloze, van alle wrijving gevrijwaarde beweging op het wereldtoneel.
Consumptie en productie van informatie smeden alles uit alles, verteren en herkauwen alles tot alles, zonder zich aan de militair gelaarsde grenzen van de betekenisgeving op te laten houden, waar stenen en kogels niemand meer raken, behalve de ongelukkigen die zich op locatie in de baan bevinden en zich niet tijdig kunnen terugtrekken. Voor hen geldt hetzelfde als voor “mensen zwoegend in Parijs tussen vier muren of zwervend door de straten op jacht naar geld”: ze leveren geen informatie, we hebben genoeg van zoveel weerzinwekkende uitsloverij, we offeren ze op. Vroeg of laat wordt de zinloze strijd gestaakt. Er is geen terugkeer mogelijk naar de wetgeving van betekenaar en betekende. Alles en allen verhinderen dat. Het heeft geen zin meer over grenzen, over centra en periferieën te spreken of te fantaseren, ook niet over het verlies ervan, dat per slot van rekening al aan de gang is sinds de industrialisering in de negentiende eeuw. Zij die nog denken dat ze zich in centra of langs randen moeten ophouden, hebben slecht begrepen dat wrijving en informatie zich thans manifesteren waar alles tegen alles opstuwt en reliëf geeft, waar allen zich over alles buigen zonder enige behoefte tot ontrafeling, aangezien dit waardevolle patronen zou kunnen verstoren.
Wie zich op eender welk moment voor eender welke duur uit eender welke positie op het wereldtoneel kan terugtrekken, door voortdurend andere posities in en ten aanzien van de informatiestroom en de eigen wensen en verlangens in te nemen, leeft het leven als een schakelloze aaneenschakeling van relatieve isolementen/momenten in plaats en tijd, en beleeft transactie in de dubbele betekenis van het woord: een onderhandeling ’tussen’ (onbeschreven) partijen, met andere woorden de uitwisseling van informatie; en een communicatie ‘voorbij’ elke vorm van actie – zonder object, zonder handeling, zonder mededeling, zonder medelijden. Hoe wonderlijk oogt de interactie tussen communicerende, informerende partijen… allen die zich over alles buigen zonder maar een moment te willen denken in of aan competitieve ‘beginselen’ die, paradoxaal genoeg, juist altijd een einde inluidden.
Found footage
Verreweg de grootste opgave zal zijn om ons in de mededeling zoveel mogelijk te beperken. Consumeren is niet het probleem, dat doen we graag en met een vanzelfsprekend gemak, en met hetzelfde gemak ook zullen we produceren. Consumeren en produceren zullen bijna inwisselbare vermogens worden, met een grote esthetische schoonheid en met een onmiskenbare ethische dimensie. Niets zullen we nog opleggen, geen dwang meer, alles geschiedt in vrijheid en wordt bemiddeld zonder dat er nog een boodschap aan vasthangt. Alles wordt onmededeelzaam gedeeld. We zullen alleen spreken om te kunnen luisteren, geven om te kunnen nemen, verspreiden om te kunnen delen. Onze invloed op de informatiestromen op het wereldtoneel wordt teruggebracht tot die van de opengesperde anemoon van Rilke. In het ‘alles willen nemen’, zonder zich te mogen sluiten om gedoseerd te kunnen geven, vinden we de enige expressiemogelijkheid. Meen vooral niet dat dit geen productieve bezigheid is! Dankzij onze bereidheid om te delen en de ogen gezamenlijk niet meer te sluiten, worden relaties gelegd en patronen gevormd, die voorheen het resultaat waren van opname, proces, montage en vertoning, en van de begrenzingen in tijd en ruimte tussen deze handelingen, inclusief grensbewaking en grensverlegging door verovering van naburige gebiedsdelen.
De omweg door het alles ondernemen we maar met één doel, met één zekerheid: van de objecten in de relaties te geraken, van de dingen in de informatie. Terwijl uitgesproken ideeën en anti-ideeën altijd tot begrensde objecten, gesloten systemen en derhalve tot schermutselingen leidden (ook al wilde de propaganda dat deze excercities ’transparant’ waren), willen we nu alles zien voor wat alles waard is, in elke graad van helderheid: van glashelder tot volstrekt ondoorzichtig; van totaal open tot oninneembaar hermetisch. Zo laten we de postmoderne periode achter ons, die geen eenduidige transparantie meer kende en waarin niets enige waarde leek te kunnen behouden, maar die met haar ‘alles kunnende’ grenzeloze krachtpatserij ook zonder ware onbegrensdheid was. Pas vandaag kunnen we de twintigste-eeuwse protesthoudingen verlaten en delen boven mededelen verkiezen.
Wie wil leven in een alles opnemende socialiteit, in een maatschappijvorm die oneindige isolementen met elkaar in relatie brengt, zonder dat een dominante, aanmatigende informatie-industrie een monocultuur creëert, zal alles op alles moeten zetten. We willen geen informatie meer over de wereld en het leven – geen mededelingen, orders, bevelen en dus geen redactie, desinformatie, kogels, stenen, laarzen. We willen informatie van en uit de wereld en het leven. We willen alles met allen delen, zonder bevelen; geen redactie op objecten, maar relaties tussen interesses, wensen en verlangens.
Verleden, heden en toekomst, ‘alles’ is found footage. Geen sprake meer van een ‘readymade’, een object waarvan de informatie door ieder mens zo te verdraaien valt dat het de grens van gebruiksvoorwerp naar kunstvoorwerp overschrijdt, en onze perceptie en ons bewustzijn op een ander niveau brengt. Dat oude spelletje was uitgespeeld toen de grenzen door de informatisering werden opgeheven en de muren van de musea en de themaparken werden geslecht. Zet die sneeuwruimer maar weer gewoon in de schuur en hoop op een strenge winter. De camera is leeg, de montagetafels staan stil. In de culturele ruïnes wordt gewinkeld. Een webcam registreert het rek met tuingereedschap, of de knoppen van nieuwe nieuwe anemonen, of een nieuwe nieuwe media-installatie van een nieuwe nieuwe mediakunstenaar of ontwerper. Onverstoorbaar volgt de afvalemmer onze metabolische voorkeuren. Die afvalemmer is de echte nieuwe zoeker, die mogelijk eens onze blik weer zal richten, op een product, op een proces, op een object, en dat omwille van dat object; niet om de informatie die zelfs mét ‘alles’, onze genereuze gulzigheid ten spijt, toch nog verloren gaat. Waarom? Omdat een systeem god zij dank fouten blijft maken, en daarom tijdelijk is. Over tien jaar denk ik er anders over, misschien nu al. Waarom? Begrijp uit het voorgaande en vergeef me dat ik het antwoord op die vraag schuldig blijf. Omnia mea mecum porto. [8] Ik draag al het mijne met mij mee.
Noten
[1] http://www.icepick.com, een adres in Apeldoorn
[2] Jouke Kleerebezem, Vormgeving ontwerpen, in: De Witte Raaf nr. 89, pp. 4–5
[3] Ik ontleen de term evenementenlandschap aan Paul Virilio, Un paysage des événements, Parijs, Galilée, 1996.
[4] Rainer Maria Rilke, De weg naar binnen (brief aan Lou Andreas-Salomé, 1914), in: Een handvol innerlijkheid, Zeist, uitgeverij Vrij Geestesleven, 1988, pp. 86-87.
[5] Max Stirner, Der Einzige und sein Eigentum (1845), Stuttgart, Philipp Reclam, 1972, p. 176
[6] Bijvoorbeeld in Manuel Castells, The Information Age: Economy, Society and Culture (3 delen); Vilém Flusser, o.a. Der Schrift en Lob der Oberflächlichkeit; Für eine Phänomenologie der Medien; Richard A. Lanham, The Electronic Word: Democracy, Technology and the Arts; Brenda Laurel, Computers as Theatre; Marshall McLuhan, Understanding Media; Mark Poster, The Mode of Information; Peter Sloterdijk, Medien-Zeit, Drei gegenwarts-diagnostische Versuche; Paul Virilio, Un paysage d’événements en La bombe informatique…
[7] J.K. Huysmans, Tegen de keer (‘A rebours’, 1903), Amsterdam, Ambo, 1987, p. 76.
[8] (onder andere) toegeschreven aan Bias, één der zeven Griekse wijzen, als antwoord op de vraag waarom hij zijn bezittingen niet voor de vijand in veiligheid had gebracht.