width and height should be displayed here dynamically

Mimétisme

Het Franse woord mimétisme is verwant aan het begrip mimesis, maar betekent niet hetzelfde. Het laat zich in het Nederlands vertalen door het van oorsprong Engelse woord mimicry. Het duidt op een biologisch fenomeen waarbij twee of meer organismen die taxonomisch niet dicht bij elkaar staan toch (oppervlakkige) kenmerken gemeen hebben. De gelijkenis biedt voor deze organismen een voordeel, zoals bescherming tegen predatie, waarbij het roofdier misleid wordt. Het complexe begrip mimesis is niet weg te denken uit de kunstgeschiedenis, maar ook mimicry, de handeling van het nabootsen, blijkt een rol te spelen in de kunst.

Walter Benjamin sprak van het ‘mimetisch vermogen’ van de mens, het vermogen overeenkomsten op te merken, anderen te imiteren of zelfs iets anders te worden. Men zou dit mimetisch vermogen theatraal kunnen noemen. Binnen het domein van de kunst lijken spel en acteren veilige manieren om het mimetisch vermogen te verkennen of te thematiseren.

De tentoonstelling Mimétisme stelt zich onder meer tot doel om een alternatieve geschiedenis van de relatie tussen beeldende kunst en theater te tonen. Door mimicry in plaats van mimesis als uitgangspunt te nemen, ligt de nadruk op het proces van uitbeelden, representeren of nabootsen, eerder dan op het kunstwerk dat er het (tweedimensionale) resultaat van is, een beeld van de wereld. Centraal staat de vraag hoe de mens uitbeeldt, assimileert en imiteert, en waarin de mens in het mimetisch proces verschilt van het dier. Daarop volgt de vraag hoe het mimetisch vermogen in de kunst kritisch wordt ingezet als subversieve strategie.

De vroegste theoretische aanzet voor de tentoonstelling is een tekst uit 1935, van de aan het surrealisme verbonden antropoloog, socioloog en speltheoreticus Roger Caillois: Mimétisme et psychasthénie légendaire. Caillois vergelijkt daarin vormen van mimicry van het insect met een bepaalde psychopathologische staat van het menselijk brein. Het insect dat zich assimileert aan zijn omgeving wordt als het ware een fotografische sculptuur van die omgeving; de mens, in een excessieve en pathologische staat van mimicry, onderscheidt niet langer de grens tussen het zelf en de ruimte. Uit twee onderwaterdocumentaires van Jean Painlevé, de voorloper van Jacques Cousteau, spreekt de interesse voor mimicry in de dierenwereld. Beide films, een over zeeschaaldieren uit 1929 en een over een verliefde inktvis uit 1965, thematiseren mimetisch gedrag. Bovendien laat Painlevé zich in de voice-over van de film uit 1965 af en toe verleiden tot een denkbeeldige ‘gelijkwording’ met de inktvis. In een serie potloodtekeningen uit 2002 legt Tomas Schmit, een pionier van Fluxus, het verband tussen mimicry in de dierenwereld en de kunst. De vaak humoristische tekeningen tonen telkens verschillende stadia van metamorfose: een kameleon wordt een potlood, een slang wordt een weg enzovoorts. In de kunst hoeft niets te zijn wat het lijkt, er zijn ‘onwerkelijke’ verbanden en vervormingen mogelijk.

Assimilatie met de ruimte is een van de belangrijkste motieven in de tentoonstelling. In een videosculptuur van Pawel Althamer en Artur Zmijewski uit 2003-2004 volgen we de kunstenaar Althamer in zijn experimenten met verschillende geestverruimende middelen. Althamer beschrijft nauwgezet wat hij waarneemt, denkt en voelt bij de veranderende perceptie van de ruimte en het zelf.

Verlies van het zelf door assimilatie met de ruimte keert terug in verschillende al dan niet aan het surrealisme gerelateerde thema’s, bijvoorbeeld dat van de gek of de wilde. In de geschiedenis van het feminisme is het verdwijnen van de vrouw in de omgeving zelfs een topos: mimicry als vrouwelijke maskerade. De video Philippa (1998) van Barbara Visser toont Philippa van Loon, de laatste telg van het aristocratische geslacht Van Loon, in drie verschillende kostuums op zoek naar ‘zichzelf’ tegen het decor van het museum Huis van Loon in Amsterdam. In de video Grey Area (2001) van Sofia Hultén probeert een vrouw in mantelpak op allerlei mogelijke manieren op te gaan in haar kantooromgeving.

Het tweede belangrijke theoretische uitgangspunt voor de tentoonstelling is de tekst Speculum de l’autre femme (1974) van de feministe Luce Irigaray. Irigaray ziet mimicry als een politiek wapen tegen de ‘opgelegde mimesis’, het beeld van de man waaraan de vrouw zich moet spiegelen. Mimicry wordt hier als performatief concept een strategie om de orde of autoriteit te destabiliseren, door het ontvangen beeld eenvoudigweg terug te sturen of terug te spiegelen naar de afzender. Sterk zijn de zwart-witfoto’s van Ria Pacquée verkleed als het personage It – uiteraard een personage van onduidelijk geslacht. In de serie The Car (1992) loopt It met een karretje met onbestemde pakketten door de stad, in Confronting a Colonial Past (1993) staat It verdwaasd, ‘wezenloos’, tussen de uitgestalde voorwerpen in een koloniaal museum.

De tentoonstellingsbrochure vermeldt dat kunst bij uitstek de plaats is waar mimicry zich emancipeert, waar het de noodzaak verliest het zelf en de ander, het zelf en de omgeving te onderscheiden, te identificeren of te objectiveren. Kunst is immers het domein van illusie, van doen alsof. Toch toont Mimétisme allesbehalve veilige of geruststellende kunstwerken. De grens tussen acteren en zijn is dun. Didactischer onderdelen van de tentoonstelling, zoals de documentaire van Tom Holert over de gevolgen van IQ-tests op de psychologie van het kind, laten zien welke kwade uitwerking het mimetisch vermogen van de mens kan hebben. Voor de beschouwer is er echter bovenal het plezier om, dankzij het mimetisch vermogen, verbanden te kunnen leggen tussen kunstwerken en documentaires uit verschillende tijden, in verschillende media en gemaakt met verschillende uitgangspunten.

Mimétisme tot 30 maart in Extra City, Tulpstraat 79, 2030 Antwerpen (0484/421.070; www.extracity.org).