width and height should be displayed here dynamically

Moves

Het past bij de stagnatie die momenteel het Nederlandse museumlandschap tekent dat Museum Boijmans Van Beuningen zich, door enkele financiële tegenvallers, dit jaar geen aankopen kan permitteren. Gastconservator Hubert Damisch maakt die pil echter minder bitter door in zijn zomertentoonstelling op hoog niveau te schaken en te pokeren met de rijkdommen die Boijmans in huis heeft. Damisch stelt zich op als een iconoclast, waarbij hij zich spiegelt aan de Joker, die in een in de tentoonstelling vertoond fragment uit Tim Burtons Batman de schilderijen in het museum van Gotham City bekladt. Damisch richt zijn iconoclastische energie niet op de kunstwerken, maar op de structuur van het museum: het moet af van de brave, lineaire kunsthistorische periodisering. De grote tentoonstellingszaal is door Damisch getransformeerd in een schaakbord waarop de kunstwerken als schaakstukken staan opgesteld. De verdeling van de stukken kan enerzijds worden gezien als een product van de geschiedenis (de opeenvolging van zetten) en anderzijds als een stelling – een systeem dat alle informatie in zich draagt om verdere beslissingen mogelijk te maken. Op het bord bevinden zich onder meer een compositie van Mondriaan, die een verband legt tussen het schaakbord en het raster in de kunst, alhoewel de rechthoeken in dit werk feitelijk geen raster vormen; de collectie heeft nu eenmaal ook haar beperkingen. Daarnaast hangt Obstruction van Man Ray, een mobile van kleerhangers die als omgekeerde boomstructuur de schaakpartij als opeenvolging van keuzemogelijkheden verbeeldt. Sommige van de door Damisch gekozen werken staan onder meer voor een bepaald schaakstuk, zoals De toren van Babel van Breughel. De tot in de wolken reikende toren vormt echter ook een contrast met een lacune, het lege graf in De drie Maria’s bij het graf, toegeschreven aan de gebroeders Van Eyck. Aan weerszijden van deze twee centrale werken draait het in een subtiel samenspel van onder meer Rembrandt, Rubens, Magritte en Breitner om waarneming en (al dan niet narcistische) reflectie. Het tweede deel van de tentoonstelling is opgebouwd met werken uit de ontzagwekkende collectie tekeningen van het museum. Hier is niet het schaakspel maar het kaartspel het uitgangspunt: Damisch pokert er lustig op los. Zo is er een reeks van ‘Leunende figuren’ en een reeks die de robuuste donkere vlakken van Serra aan die van Seurat relateert. Tevens presenteert Damisch een klein beeldessay over academische paarden en informele kamelen – een eerbetoon aan Bataille. Soms ligt de willekeur hier op de loer, maar dan schiet de kwaliteit van de werken te hulp. Al met al toont na de gastconservator van vorig jaar, Hans Haacke, nu ook Hubert Damisch op indrukwekkende wijze aan, dat een niet streng volgens kunsthistorische categorieën geordende presentatie van kunst, geenszins in vrijblijvende Fuchsiaanse arrangementen hoeft te ontaarden.

 

• Tot 17 augustus in Museum Boijmans Van Beuningen, Museumpark 18-20, 3015 CX Rotterdam (010/441.94.00).