width and height should be displayed here dynamically

Nancy Spero.

Met de uitzonderlijke tentoonstelling Nancy Spero (1926-2009) in de Galerie d’art graphique brengt het Centre Pompidou een postume hommage aan een van de meest oorspronkelijke vrouwelijke kunstenaars. Evenals de vijftien jaar oudere Louise Bourgeois stond ze in de eerste plaats ten dienste van haar ‘scheppende’ echtgenoot en haar drie kinderen en heeft ze lang op erkenning gewacht, zonder daardoor haar overtuiging en haar overtuigingskracht te verliezen. Allebei waren ze tot op het laatste moment bijzonder creatief en uitermate lucide.

De retrospectieve bestaat uit een zestigtal tekeningen. Het oeuvre van Spero is figuratief, expressief en bovenal geëngageerd – haar historisch bewustzijn, haar biografie en haar feministische overtuiging zijn bepalende elementen. Het vindt zijn oorsprong in het Art Institute of Chicago, waar Spero vlak na de oorlog terechtkwam. Het Institute was een bastion van figuratieve schilderkunst dat zich afzette tegen het New Yorkse abstract expressionisme, dat in die dagen de kunstwereld beheerste. Hier ontmoette ze haar latere echtgenoot en artistieke soulmate Leon Golub (1922-2004). Beiden behandelen in hun oeuvre onderwerpen als agressie en geweld, politieke actie en maatschappelijk bewustzijn, maar met een duidelijk andere gevoeligheid.

Spero’s vroege Paris Black Paintings, waarin ze prostituees, geliefden, kinderen en beschermende moederfiguren opvoert, stonden sterk onder de invloed van primitieve kunst, Griekse ceramiek en de Picasso van de jaren 20. Na een verblijf van enkele jaren in Frankrijk en Italië keert ze in 1964, terwijl de fel gemediatiseerde Vietnamoorlog volop woedt, terug naar New York. Ze verwijt de media ‘een obscene verslaggeving die gebaseerd is op de gemakkelijke tegenstelling tussen publiciteit en gruweldaden’. Haar reactie resulteerde in de War Series, een reeks van 150 tekeningen (gouache op papier), gemaakt over een periode van meerdere jaren, die als een lange fries wordt tentoongesteld. In dezelfde periode maakt ze zich ook bewust los van de olieverfschilderkunst, die ze beschouwt als de uitdrukking van het mannelijke. Vanaf 1966 combineert ze tekeningen met collage, druktechnieken en typografie en werkt ze op lange vellen rijstpapier die horizontaal of verticaal gepresenteerd worden.

Ook de oorlog heeft iets mannelijks. Bommen ziet ze als fallische symbolen. Hoofden met uitgestoken tong in de vorm van een penis kotsen gif op de slachtoffers van gewelddadige aanslagen. Bommen en helikopters geven de beelden een actuele politieke betekenis, maar anderzijds stoten we op een oorlogsiconografie zoals we die kennen van bij de oude Grieken. We zien ook apocalyptische motieven uit de middeleeuwen opduiken, Goya’s Desastres de la guerra of de werken over de loopgraven uit de Eerste Wereldoorlog van Otto Dix.

In een periode waarin pop en minimal de toon aangaven, werden deze werken, die ook terechtkwamen op politieke meetings en benefiettentoonstellingen, eerder getaxeerd op hun politiek engagement dan op hun artistieke betekenis. Haar werk kreeg pas volle waardering door selectie voor de tiende Documenta (1997). Met de oorlog in Irak kregen de tekeningen opnieuw een onverwachte relevantie.

Het werk van Nancy Spero zit vol woede en boosheid, die ze niet alleen in beelden uit, maar ook in tekst. Door de schilderkunst in te ruilen voor de tekenkunst kwamen deze meestal scherpe of beledigende woorden als een soort natuurlijke grafiek in haar werk terecht. In vroeg werk maakte ze reeds gebruik van citaten uit Jean Genets Notre Dame des Fleurs. Eind jaren 60 ontdekte ze de Franse schrijver, acteur en tekenaar Antonin Artaud en ze herkende onmiddellijk zijn woede en zijn frustratie. In de Artaud Paintings (collages en tekeningen) gebruikt ze zijn soms obscene woorden als plastische elementen. Voor de Codex Artaud-reeks gebruikt ze langere fragmenten uit zijn geschriften. Door haar tekeningen als tekstrollen aan mekaar te plakken, maakt ze lange horizontale of verticale reeksen, waarbij de gefragmenteerde tekst- en beeldfragmenten een narratieve samenhang krijgen. In dezelfde geest maakt ze in de jaren 70 de reeksen The Torture in Chile en de Torture of Women.

Voor Ballad of Marie Sanders, the Jew’s Whore (1991) gebruikt ze het gelijknamig gedicht van Bertolt Brecht. Het is vergezeld van een foto van een halfnaakte vastgebonden vrouw die gevonden werd in de jaszak van een lid van de Gestapo. Tussen drama en pornografie, historisch document en menselijke tragedie, vormt dit beeld een mooie samenvatting van Nancy Spero’s werk. Het beeld duikt dan ook in meerdere werken op.

Van 1968 tot 1971 was Nancy Spero actief in the Art Worker’s Coalition, die acties en tussenkomsten organiseerde over artistieke en politieke thema’s. Later vervoegde ze de daarvan afgesplitste Women Artists in Revolution (WAR) en ze was stichtend lid van Artists In Residence (A.I.R.), een coöperatieve galerie voor vrouwelijke kunstenaars. En toch gaat haar politiek engagement nooit ten koste van haar artistieke premissen. De gebruikte techniek en de gekozen vorm (papier, drukblokken, sjablonen, de langwerpige formaten, de combinatie beeld en tekst etc.) vallen perfect samen met de inhoud van het werk.

Nancy Spero is een mooie tentoonstelling, een mooi initiatief, maar ook een gemiste kans voor een grote retrospectieve die deze kunstenares ongetwijfeld verdient. Vraag is of werk op papier wel als volwaardige kunst wordt beschouwd, zeker als het werk van vrouwelijke kunstenaars betreft.

 

Nancy Spero, nog tot 10 januari in het Centre Pompidou, Place Georges Pompidou, 75004 Parijs (01/44.78.12.33; www.centrepompidou.fr).