width and height should be displayed here dynamically

Willem de Rooij: Intolerance.

De eerste westerling die contact legde met de inwoners van Hawaï was James Cook. Zijn aankomst op de archipel viel samen met het Polynesische feest van Lono, god van de vrede, reden waarom de kapitein van de Royal Navy zou zijn aangezien voor een goddelijk gezant. Er ontstond een levendige handel tussen Britten en eilandbewoners. Toen Cook tijdens zijn laatste reis door de Pacific op het eiland terugkeerde, was de ontvangst minder hartelijk. Het seizoen van Kukailimoku was aangebroken. Beeltenissen van deze grimmige oorlogsgod, gemaakt van vogelveertjes, hondentanden en mensenhaar, werden rondgedragen in religieuze processies. Er ontstonden spanningen tussen Europeanen en Hawaïanen en er braken gevechten uit. Op 14 februari 1779 werden Cook en zijn mariniers in het nauw gedreven op het strand van Kealakekua, waar hij met messteken werd vermoord.

Het ontstaan van wereldwijde handel en het conflict tussen verschillende culturen zijn twee van de onderwerpen die aan bod komen in Intolerance, een installatie van Willem de Rooij in de Neue Nationalgalerie in Berlijn. Niet toevallig draagt het werk dezelfde titel als de epische film van D.W. Griffith uit 1916. Intolerance: Love’s Struggle Throughout the Ages verweeft vier verhalen over intolerantie, haat en vervolging in uiteenlopende culturen, van het oude Babylon tot modern Amerika. De installatie van De Rooij berust op een soortgelijk procedé. Via een montage van twee zeer verschillende groepen voorwerpen binnen een speciaal daartoe ontworpen tentoonstellingsarchitectuur brengt de kunstenaar onvermoede verbanden aan het licht, als in een visueel essay.

Intolerance is een confrontatie tussen achttien schilderijen van de 17de-eeuwse vogelschilder Melchior d’Hondecoeter en een aantal zeldzame Hawaïaanse vederobjecten uit de 18de en 19de eeuw, waarvan enkele met de laatste expeditie van Cook naar Europa zijn gekomen. Beide type voorwerpen bevinden zich nu voor het eerst in elkaars gezelschap, aan weerszijden van een hoge grijze muur met verzonken vitrines. De bijna veertig meter lange wand deelt de verduisterde ruimte van de Neue Nationalgalerie bruusk in tweeën. In het zachte spotlicht fonkelen het vaalrood en eigeel van de antieke vederobjecten en de kleurenpracht van de in glanzende olieverf weergegeven fazanten en flamingo’s.

De ontmoeting roept onverwachte parallellen op. De vogels die d’Hondecoeter met verbluffende levensechtheid heeft weergegeven, zijn meer dan eens protagonisten in situaties van spanning, dreiging en conflict: we zien een raaf die de veren wordt uitgetrokken, twee kemphanen in gevecht, angstig pluimvee dat uiteenstuift voor een aanvallende adelaar. Veertjes dwarrelen in het rond, het geklapwiek en gekakel is bijna hoorbaar. De voorstellingen zijn wel eens geïnterpreteerd als een ‘gemoedspiegel’ van de jonge Republiek der Nederlanden, die door koloniale expansie en internationale handel in korte tijd was uitgegroeid tot een wereldmacht, maar die zich met haar nieuwe status niet goed raad wist. Als allegorieën voor onzekerheid en gevaar zijn zij een equivalent van de even schrikwekkende als fascinerende kop van Kukailimoku.

Als parafernalia van de heersende klasse vallen beide groepen werken in de categorie uiterlijk vertoon. Dat spreekt vanzelf bij de mantels en helmen die de status van de religieuze leiders op Hawaï moesten bekrachtigen, maar het geldt ook voor de voorstellingen van d’Hondecoeter, waarin niet alleen zwanen en ganzen te herkennen zijn, maar ook exotische soorten die als souvenir of handelswaar door Hollandse zeevaarders zijn meegenomen uit verre oorden: een geelkuifkaketoe uit Australië, een lori uit Indonesië, zelfs twee grijskopagapornissen die alleen op Madagaskar voorkomen. Exotisch, zeldzaam, kostbaar, en dus gewild bij de elite. Rijke kooplui decoreerden hun buitenhuizen met d’Hondecoeters kleurrijke volières om hun maatschappelijke welstand te illustreren. Koning Willem III bestelde een groot aantal doeken voor zijn residenties Soestdijk, Het Loo en het toenmalige Honselaarsdijk. Tegelijk hebben de schilderijen en vederobjecten iets parmantigs. Alsof de mannetjes met hun bonte verenpak vooral elkaar willen imponeren – dressed to kill.

Wat de schilderijen en vederobjecten ook gemeen hebben is hun arbeidsintensieve productie. Hele dorpsgemeenschappen werkten samen bij het vangen, doden en plukken van inheemse kolibries en de handmatige fabricage van de rituele voorwerpen. D’Hondecoeter en zijn assistenten ontwikkelden een bijna gestandaardiseerde werkwijze om tegemoet te kunnen komen aan de grote vraag van de markt. In Intolerance hangen vier schilderijen naast elkaar die iets van deze assemblageachtige beeldproductie zichtbaar maken: op elk figureert een nagenoeg identieke pelikaan, telkens in een andere compositie. Wie wil kan hierin de voorafschaduwing herkennen van de serieproductie die het industriële tijdperk zou gaan kenmerken.

De taken van onderzoeker, curator en ontwerper zijn in het kunstenaarschap van Willem de Rooij geïntegreerd. Ook de geserreerde vormgeving van de tentoonstelling en het begeleidend drukwerk (inclusief een bezoekersgids en een driedelige catalogus met academische studies over d’Hondecoeter, Hawaïaanse vederobjecten en het werk van De Rooij) maken deel uit van het kunstwerk. Waar De Rooijs vroegere werken, gemaakt in samenwerking met Jeroen de Rijke, rijk zijn aan referenties aan en reproducties van andere kunstwerken, toont Intolerance in een soort overtreffende trap van appropriation art die kunstwerken zelf. Dit gebruik van andermans werk als materiaal kondigde zich al aan in De Rooijs recente tentoonstellingen in Galerie Daniel Buchholz (Düsseldorf), Galerie Chantal Crousel (Parijs) en Cubitt Gallery (Londen), waar de exuberante jurken van modeontwerpster Fong Leng uit de jaren 70 zich plots in gezelschap bevonden van de spiegelende schilderijen van de jonge Nederlandse kunstenaar Vincent Vulsma. Steeds gaat het om een onderzoek naar wat beelden ten opzichte van elkaar betekenen, voorbijgaand aan categorische scheidslijnen tussen kunst, mode, film etc. Het analytische karakter van het werk wordt steeds gecomplementeerd door onderhuids drama en esthetische vervoering.

De Rooij, die sinds zijn verblijf als DAAD-stipendiaat in 2006 in Berlijn woont, bewaarde jarenlang twee ansichtkaarten die hij kocht in Berlijnse musea: een van de Hawaïaanse oorlogsgod uit het Etnologisches Museum in Dahlem en een van een d’Hondecoeter uit de Gemäldegalerie. Zijn interesse voor beide werken heeft uiteindelijk geleid tot deze gerichte selectie van museumstukken, een keuze die door een museumconservator niet snel zou worden gemaakt. Juist in de met nationaal gewicht beladen Neue Nationalgalerie (denk aan Thomas Demands recente tentoonstelling in dit museum over de iconografie van de Duitse identiteit) is deze grensoverschrijdende aanpak van belang. Intolerance is een avontuurlijke gedachteoefening die de Britse ontdekkingsreizen in de Pacific koppelt aan de opkomst van de Republiek der Nederlanden en de museumverzamelingen van de stad Berlijn. En het is De Rooij gelukt om van deze associatieve exercitie een oogstrelend schouwspel te maken – de kunstenaar hoort tot de erfgenamen van de Picture Generation voor wie conceptuele complexiteit en picturale rijkdom elkaar niet uitsluiten. Eén associatie laat zich alvast moeilijk onderdrukken: de onzekerheid, gespannenheid en dreiging die Intolerance beheersen hebben verdacht veel weg van de politieke turbulenties in het huidige Nederland omtrent nationale identiteit, islam en immigratie. Alsof het seizoen van Kukailimoku opnieuw is aangebroken.

 

Willem de Rooij: Intolerance, tot 2 januari 2011 in de Neue Nationalgalerie, Potsdamer Strasse 50, 10785 Berlijn (030/266.42. 42.42; www.intolerance-berlin.de).