Nederlandse architecten en Frank Lloyd Wright
Frank Lloyd Wright (1867-1959) was een superster. Een goed geklede, ijdele architect die handtekeningen uitdeelde op straat en vriend en vijand overtuigde als hij zijn verhaal deed. Een man die school maakte en zijn werk zó prachtig wist te presenteren, dat het niet alleen door de internationale vakpers werd opgepikt maar ook in meer algemene lifestylebladen werd gepubliceerd. Hij tooide in 1938 de cover van Time Magazine en stond ook model voor de hoofdpersoon van de roman en film The Fountainhead. Dat doen niet veel bouwmeesters hem na. Wright was een innovatieve en geniale architect die bovendien esthetisch erg aantrekkelijk werk maakte. Dat werk wordt nu getoond in een bijzondere context.
In de tentoonstelling Dromen van Amerika. Nederlandse architecten en Frank Lloyd Wright, nu te zien in het nieuwe Museum Hilversum, wordt het leven en werk van Wright getoond aan de hand van een aantal relevante thema’s, die gekoppeld worden aan vergelijkbare aspecten in het werk van Nederlandse tijdgenoten: onder anderen Bernard Bijvoet, Jan Duiker, J.J.P. Oud, Jan Frederik Staal, Jan Wils, Henk Wouda en Hendrik Wijdeveld. Reproducties van tekeningen, foto’s, meubels, maquettes, servies en video’s tonen aan dat de Nederlanders in het interbellum goed keken naar Wright. Ze wisten aspecten van zijn architectuur adequaat te vertalen naar hun eigen situatie en toe te passen binnen hun eigen beroepsopvatting.
Met name de landhuizen van Wright vielen aan het begin van de 20ste eeuw in Nederland in vruchtbare aarde. De architectuur was karakteristiek, met haar horizontale nadruk, de lage plafonds (die men gezellig en economisch vond, aldus H.P. Berlage), de ver vooruitspringende, licht hellende daken, de bloembakken tegen de borstweringen en de woonvertrekken die vloeiend in elkaar overliepen. Dergelijke aspecten werden snel overgenomen. Maar ook Wrights opvattingen over de relatie tussen de woning en het omringende landschap, zijn ideeën over comfort en over de vormgeving van het moderne kantoorgebouw spraken tot de verbeelding. Robie House, het Larkin gebouw, Broadacre City, Taliesin en Fallingwater werden in Nederland gezien als onaantastbare iconen van de Amerikaanse architectuur, mede dankzij Berlage, die Wright in 1913 tot de “meest talentvolle bouwmeester van Amerika” bestempelde in zijn boekje Amerikaansche Reisherinneringen.
De Hilversumse tentoonstelling is overzichtelijk en aantrekkelijk vormgegeven. De selectie van het materiaal maakt een redelijk evenwichtige en consistente indruk. Op de benedenverdieping wordt – naast het werk van de Amerikaanse meester – het werk van tijdgenoten getoond; boven komt ook recente en hedendaagse Nederlandse architectuur aan bod. In de marge van de tentoonstelling organiseert Museum Hilversum lezingen, workshops voor kinderen en fietstochten langs voorbeelden van Hilversumse architectuur die de invloed van Wright verraden. Op 23 februari vindt een symposium plaats over Frank Lloyd Wright als inspiratiebron.
De catalogus bij de tentoonstelling is uitgegeven in de vorm van een bulletin van Museum Hilversum. Glossy fotopagina’s zijn afgewisseld met toegankelijke teksten over Wright en zijn invloed in Nederland. De teksten zijn to the point. Maar de auteurs gaan af en toe erg kort door de bocht. De focus op de invloed van Wright op ‘de’ Nederlandse architecten kan interessant zijn om bepaalde patronen en benaderingswijzen te duiden, maar het is glad ijs. Wanneer is het invloed van Wright en wanneer spelen er meer algemene tendenzen in de architectuur? Wright was immers ook een kind van zijn tijd. Hoe bewijs je invloed? Waar men focust op Wijdeveld wordt het betoog wankel, maar het contact tussen de twee heren is tenminste aantoonbaar. De vergelijking wordt ongeloofwaardig waar het gaat om de vermeende invloed van Wright op OMA, UN Studio en MVRDV. Dat zowel Fallingwater als de Wozoco van MVRDV in constructief opzicht sterke staaltjes zijn, betekent niet dat ze iets met elkaar te maken hebben. Je kunt met veel architecten een dergelijke parallel trekken; Wright, Le Corbusier, Louis Kahn en Ludwig Mies van der Rohe zijn dan plotseling inwisselbaar. Een heel groot deel van de ‘overeenkomsten’ tussen Wright en de hedendaagse Nederlanders lijdt aan die willekeur.
Daarmee komt tegelijk een basaal, nogal bedroevend aspect van de tentoonstelling en catalogus naar voren. Veel hedendaagse architecten weten weinig van de architectuurgeschiedenis, waardoor ze al te vaak op dezelfde voorbeelden uitkomen. Ze zullen dus al gauw roepen dat ze door Wright geïnspireerd zijn, terwijl er vaak betere en meer specifieke referenties buiten de gebaande paden te vinden zijn. Overigens geldt ook algemeen dat er zoveel minder bekende architecten zijn die veel te bieden hebben, en dat er zo weinig kansen zijn om architectuurtentoonstellingen te maken. Wéér een tentoonstelling over Wright is dan ook een gemiste kans.
Het tonen van publiekslieveling Wright in het dorp van lokale ster en publiekslieveling W.M. Dudok is zeker een logische zet. Ze zijn ongeveer tijdgenoten en passen goed bij elkaar. De stijlvolle presentatie in Museum Hilversum zal dus veel lokaal publiek trekken. Maar verder zal er weinig veranderen. Wright heeft het sterrendom binnen het architectenvak uitgevonden en veel Nederlandse hedendaagse architecten hebben zich door dat aspect van de meester laten inspireren. Dergelijke tentoonstellingen dragen ertoe bij dat Wright de superster blijft.
•• Dromen van Amerika. Nederlandse architecten en Frank Lloyd Wright loopt nog tot 28 mei in Museum Hilversum, Kerkbrink 6, 1211 BX Hilversum (035/629.28.26; www.gooismuseum.nl).