width and height should be displayed here dynamically

Œuvres reçues

Een gruwelijke verzameling, een wansmakelijke tentoonstelling en een zo mogelijk nog weerzinwekkender catalogus, dat is de trieste slotsom van het aankoopbeleid dat tussen 1992 en 1993 op voorstel van de Vlaamse Commissie voor de Beeldende Kunst van de Vlaamse Gemeenschap door de Gemeenschapsminister van Cultuur gevoerd werd. In plaats van de samenstelling van de Commissie en de vergaderings- en beslissingsmodaliteiten te bekritiseren, willen we een principieel standpunt innemen over de wenselijkheid van een Vlaams aankoopbeleid. Op de tentoonstelling zelf die nog tot 19 februari in het enige Museum voor Hedendaagse Kunst van Vlaanderen te zien is, en de bijhorende catalogus willen we slechts kort ingaan, de aangekochte werken daarentegen worden op de pagina hiernaast becommentarieerd.

Passiviteit

De wezenlijke misvatting die achter het Vlaams aankoopbeleid schuilgaat, ligt besloten in het standpunt van waaruit en de ruimte waarvoor uitspraken over beeldende kunst gedaan worden: Vlaanderen. Vanuit een centraal gelegen ivoren torentje en met de beschikking over een reusachtig depot geeft de Commissie adviezen aan de Minister. Arrogant keert deze gecentraliseerde aankooppolitiek zich af van de vraag naar de concrete toewijzing van de aangekochte werken. Vlaanderen in het algemeen, dat is de apocalyptische bestemming. Aan de misschien onwaarschijnlijke maar toch niet geheel onbestaande bereidheid tot initiatief van overheidsinstellingen als gevangenissen en ministeries wordt met één genereus gebaar, dat in 1992 en 1993 telkens 9 miljoen Bfr. waard was, komaf gemaakt. Niet het plaatselijke gerechtshof, laat staan het Museum van Hedendaagse Kunst van Gent moet kiezen voor kunst, neen, zij mogen kiezen uit een korf met enkele honderden kunstwerken. Het ingewikkelde en prikkelende engagement die de keuze voor kunst veronderstelt, wordt betuttelend verdraaid tot de mechanische transfert van een vergiftigd geschenk. Kan er niet wat meer creativiteit aan de dag gelegd worden om kunst in gebouwen van de overheid ingang te doen vinden?

Achter deze politiek die passiviteit promoot, kleeft bovendien een nog hardnekkiger misverstand, namelijk het idee dat niet alleen de betrokken instellingen geholpen dienen te worden maar ook de kunstenaars waarvan werken worden aangeschaft. Het mentale, fysieke en financiële lijden van de kunstenaar is terecht een zorg van de Minister van Cultuur. Zonder gezonde artiesten blijft hij achter als een verweesd beheerder van twee televisie- en ettelijke radionetten en lege museumbunkers. Hij moet zijn collega van Sociale Zaken dan ook wijzen op de specifieke socio-economische biotoop van de – nog steeds statuutloze – kunstenaar en hij zou zelf best voorstellen voor een oplossing voor deze extra-artistieke problemen aandragen, maar als verlicht O.C.M.W. mag het Ministerie van Cultuur beslist zelf niet opereren. Als dat befaamde statuut van de kunstenaar dan gerealiseerd is, laat de Minister zich dan in de toekomst nog enkel bezighouden met een kunst- en cultuurbeleid, in plaats van het aanschaffen van kunst dat per slot van rekening toch maar uitdraait op een verdeel-en-heersspelletje met op zijn zachtst gezegd wanstaltige resultaten. Zouden trouwens concrete maatregelen op het terrein – naast het statuut voor de kunstenaar, een werkbaar kader voor de musea en de andere actoren in het kunstbedrijf – niet al heel wat kunstenaarsleed verzachten?

Aankopen op zijn Vlaams

De Commissie die de Minister adviseert over de aankopen is samengesteld volgens de regels van het Cultuurpact. Aldus bekwamen de volgende dames en heren een zitje in het orgaan dat de Minister nog in tal van andere belangrijke aangelegenheden raad geeft: Ludo Bekkers, Flor Bex, Piet Coessens, Theo Claes, Jan Dewilde, Willem Elias, Jan Hoet, Florent Minne, Roland Patteeuw en Willy Van den Bussche (de samenstelling van de commissie tot 8 mei 1992) en Piet Coessens, Theo Claes, Jef Cornelis, Leen De Backer, Marc De Cock, Ivan De Smaele, Jan Dewilde, Catherine De Zegher, Johan Swinnen, Johan Van Bergen (die in 1993 overleed) en Willy Van den Bussche (de samenstelling van de commissie tot op de dag van vandaag). De pot aangekochte werken weerspiegelt de heterogeniteit van de commissie. Elk van deze lieden heeft overigens wel een of andere poulain langs de handtekening van de Minister weten te loodsen. De collectie in zijn geheel is dan ook een ratjetoe, zeker als de geselecteerde kunstenaars, zoals in de catalogus, alfabetisch gepresenteerd worden.

In plaats van deze rijke en verscheiden collectie ook alsdusdanig te presenteren, koos commissielid en MUHKA-curator Leen De Backer voor een liefdevolle aanpak. Door binnen deze massa slechte, middelmatige en enkele goede werken ordening aan te brengen, compromitteert ze zich echter voor de tweede maal. Deze verzameling is te heterogeen en te ongelijk om er een zinnige tentoonstelling mee te maken. Toch het onmogelijke trachten te realiseren, is een pijnlijk naïeve zet die bijvoorbeeld in het zaaltje met werk van Oosterlynck, Venlet, Van Oost, Eerdekens, Mc Namara en De Sauter enkel van een simplistische reductie blijk geeft. Ook goedbedoeld maar al even ongepast is de accrochage van de werken van vier grafische kunstenaars in één zaaltje. Door zoveel on-talent samen te persen in één gat, wordt de toeschouwer maar één keer in plaats van drie keer onwel, moet de accrocheuse gedacht hebben, maar op die manier maskeert ze enkel het failliet van de Vlaamse verzamelpolitiek. En moet precies niet dit failliet eindelijk eens op de meest krachtige wijze ten gehore worden gebracht?

Al levert de catalogus ook nog op een andere manier een bijdrage in die zin. Naast de talrijke fouten (verkeerd afgebeelde werken, het ontbreken van noodzakelijke gegevens,…) is vooral de meest smakeloze cover van het jaar (om niet meer te zeggen) en een onwaarschijnlijk inspiratieloze lay-out revelerend. Wij danken de firma VanDe-Kerckhove & Co, Gent voor hun welsprekend engagement.

Rest ons nog de bespreking van de werken zelf… 

De aankopen van de Vlaamse Gemeenschap worden nog tot 19 februari tentoongesteld in het MUHKA, Leuvenstraat, 2000 Antwerpen, 03/238.59.60.