width and height should be displayed here dynamically

Office Kersten Geers David Van Severen: Everything Architecture

Het architectuurbureau Office Kersten Geers en David Van Severen heeft een patent op interessante architectuurtentoonstellingen. Het ontwerp After the Party voor het Belgische Paviljoen op de Biënnale van Venetië in 2008 is wellicht het meest legendarisch. Met een tijdelijk staketsel bouwde het architectuurbureau rondom het paviljoen een vijf meter hoge muur. Verder was er geen architectuur te zien, maar de interventie maakte op de meest pregnante manier duidelijk wat architectuur op zich vermag (zie de bespreking door Geert Bekaert in De Witte Raaf nr. 136, november-december 2008). Everything Architecture in BOZAR is qua opzet klassieker, minder spectaculair, maar even lucide en misschien zelfs interessanter.

De tentoonstelling presenteert om te beginnen projecten uit de portfolio van Office. We zien voornamelijk schaalmodellen: wedstrijdvoorstellen, perspectieftekeningen en maquettes die ter gelegenheid van eerdere tentoonstellingen werden vervaardigd, gebouwfragmenten op werkelijke schaal, enkele stoeltjes en tafeltjes. Deze objecten zijn met veel zorg en met veel aandacht voor kleur, materiaalgebruik, textuur, compositie en detail gemaakt, maar behouden niettemin hun statuut als ‘model’ – een replica van dingen die in de werkelijkheid bestaan of zouden kunnen bestaan. Door de schaalmodellen samen te brengen, worden de vele formele verwantschappen zichtbaar: het stellen van een elementair architecturaal gebaar, de seriële repetitie van elementen, het gebruik van eenvoudige geometrische figuren, de primaire kleuren. Deze zijn typerend voor de architectuurpraktijk van Office, dat daarmee voortbouwt op een modernistische formele esthetica.

Tegelijk wordt de tentoongestelde architectuur met werk van anderen in verband gebracht: het boek Los Angelos. A City of Four Ecologies van Reyner Banham, foto’s van Bas Princen en Stefano Graziani, sculpturen en beeldend werk van generatiegenoten als Koenraad Dedobbeleer, Jos De Gruyter & Harald Thys, en kunstwerken van oudere en klassieke kunstenaars (Manfred Pernice, Dan Graham, Georges Vantongerloo, John Baldessari…). De (eigen) architectuurproductie wordt tot onderwerp van reflectie gemaakt en als een vorm van cultuurproductie onbeschroomd naast de hedendaagse beeldende kunst geplaatst.

De tentoonstelling situeert zich in de zalen aan de kant van de Koningstraat waar doorgaans de tentoonstellingen van hedendaagse kunst plaatsvinden. Deze bijzondere zalenconfiguratie bestaat uit een inkomhal en een centrale rotonde die uitgeeft op drie zijruimtes. Ter gelegenheid van de tentoonstelling werd de ingang vanuit de Koningstraat afgesloten. Betekenisvol is het grondplan dat in de tentoonstellingsfolder is gereproduceerd. De cirkelvormige zaal vormt het centrum van de tekening, en wordt samen met de drie omliggende zalen als een geïsoleerd fragment gepresenteerd. Vanuit het middelpunt van de ronde zaal zijn in stippellijn een reeks concentrische cirkels getekend – dit soort gestileerde, minimalistische architectuurtekeningen en het categorisch gebruik van eenvoudige geometrische figuren vormen de signatuur van Office.

De tekening suggereert een zekere rigueur en systematiek, en zet de bezoeker tot interpretatie aan. De op het eerste gezicht willekeurig uitgestrooide objecten in de rotonde blijken immers volgens de ‘concentrische orde’ van de tekening in de ruimte te zijn geschikt: vroege projecten op de middencirkel, recentere projecten meer aan de buitenkant. De vier annexen van de centrale ruimte – de drie zijruimtes en de inkomhal – groeperen projecten die vormelijk of thematisch lijken samen te horen: de toegangsruimte verzamelt verschillende projecten met een cirkelvorm in het grondplan; een eerste zijruimte is aan de kamer en het interieur gewijd, een tweede handelt over het dakvlak en de gebouwschil en in een derde zaal staan het bouwblok en de gebouwconfiguraties centraal. De samenhang die daarmee wordt gesuggereerd, blijft echter zo algemeen dat de toeschouwer wordt uitgenodigd om zelf bijkomende verbanden te zoeken. Bestaat er naast een chronologische ook een inhoudelijke relatie tussen de projecten die op dezelfde cirkelboog liggen? Zijn de aslijnen die Horta’s architectuur kenmerken betekenisvol voor de scenografie van Office? Moeten we de asymmetrie in het bestaande zalencomplex betekenis toekennen? Kunnen er sectoren worden uitgetekend en wat vertellen deze over de samengezette projecten?

Terwijl men tussen de opgestelde tafels laveert, treden steeds andere aspecten op de voorgrond. Nu eens hebben we aandacht voor de minutieuze detaillering van een schaalmodel en wordt duidelijk dat ‘grenzen’ op zeer diverse manieren kunnen worden gematerialiseerd. Nog een andere keer ontwaren we een motief – zoals de hortus conclusus dat in diverse projecten in verschillende varianten is uitgewerkt. Of we komen tot de vaststelling dat de helle kleuren rood en geel zowel voorkomen in een reeks maquettes, in de felrode bekleding van de trappen van het project voor de Kamer van Koophandel te Kortrijk, als in de helgekleurde schijven die in een van Baldessari’s fotowerken de gezichten van de personages afdekken.

De getoonde kunstwerken en objecten van andere ‘auteurs’ zijn voor de lectuur van de tentoonstelling cruciaal en verrijkend. Ze reiken referenties aan, maar laten ook toe voorbij het intrinsieke formalisme van de architectuur te kijken. Neem, bij wijze van voorbeeld, de drie monumentale werken van Baldessari, die een prominente plaats krijgen in de grootste zijzaal. In deze fotowerken dekt John Baldessari de gezichten af met disks – witte of felgekleurde cirkels – om de aandacht weg te leiden van het gelaat en te vestigen op de context waarin de afgebeelde figuren zich bevinden. Het belang van de context voor de interpretatie van het werk wordt in een van de drie werken expliciet gemaakt via de titel, Two Figures and two figures (in Different Environments). Office lijkt zich van gelijkaardige ‘sjablonen’ te bedienen. Voorbeelden zijn de reeds vermelde cirkelvorm die in verschillende projecten terugkomt of de binnentuinen – horti conclusi – die telkens weer met dezelfde architecturale geste uit hun omgeving worden ‘losgesneden’. In eerste instantie lijkt het om een soort ‘formalismen’ te gaan – schijnbaar neutrale vormen en terugkerende operaties die de singulariteit van de architectuur eerder tenietdoen dan bevestigen – maar ze krijgen een andere betekenis indien we ze in het licht van Baldessari’s werk beschouwen en we ons dus afvragen wat deze elementaire gestes ‘doen’ in de ‘context’ waarin ze worden toegepast. Die impact is telkens verschillend. In de Poldervilla te Eemnes (project 201, 2015) omsluit het gebouw een binnentuin waardoor een stuk landschap wordt geprivatiseerd. In het project voor de ommuurde tuin op de grensovergang tussen Mexico en de Verenigde Staten bevestigt de gesloten muur nadrukkelijk het onderdrukkende karakter van de grenslijn, terwijl het ingesloten groene park – een tuin van Eden – een betere wereld lijkt aan te kondigen. De politiek geladen context van de grensovergang contamineert onvermijdelijk het ontwerpvoorstel (project 15, 2005). In de drie omsloten tuinen die naar aanleiding van een internationaal kunstenfestival in Sarjah werden gerealiseerd, appelleert de elementaire architectuur nadrukkelijk aan lokale architectuurtradities (project 124, 2012-2013). Als teken van macht en rijkdom zijn vele oosterse paleizen rondom weelderige binnentuinen opgebouwd. De tuinen van Office zijn daarentegen, slechts door een transparant maliëngordijn omgeven, in de armoedige publieke ruimte van de oosterse stad gerealiseerd. Het lijkt erop dat de tentoongestelde architectuur pas buiten de museumzalen – ‘…(In Different Environments)’ – haar volle betekenis krijgt.

 

• Office Kersten Geers David Van Severen, Everything Architecture, tot 29 mei in BOZAR, Paleis voor Schone Kunsten, Ravensteinstraat 23, 1000 Brussel (02/507.82.00; bozar.be).