width and height should be displayed here dynamically

Onder ons

De prachtige vergane glorie van het voormalig provincieraadsgebouw van Limburg, thans het onderkomen van het Hasseltse centrum voor actuele kunst CIAP, vormt een perfecte locatie voor een tentoonstelling. De groepstentoonstelling Onder Ons, gecureerd door Evelyn Simons en Isabel Van Bos, stelt de zogenaamde neutraliteit van deze locatie ter discussie. De curatoren vertrokken van de ideologische en moraliserende voorstellingen in het gebouw – schilderijen die het goede burgerschap verbeelden, sculpturen, een glasraam uit de jaren vijftig dat het gezin als hoeksteen van de samenleving propageert – om vragen te stellen over de manier waarop normen en waarden worden doorgegeven. De tentoonstelling bestaat uit werken van niet minder dan zeventien kunstenaars, kunstenaarskoppels of collectieven, die in en rond een architecturale ingreep van Olivier Goethals zijn geplaatst. Deze interventie imiteert een tweedelige woonruimte die scheef in het gebouw is gezet, en refereert aldus aan de thematiek van de tentoonstelling: de woonkamer wordt opgevoerd als producent en ‘gatekeeper’ van culturele en ethische waarden; ze symboliseert de ‘plaats waar waarden en normen binnen het gezin worden geïnternaliseerd, overgedragen en indien nodig worden afgestraft’, aldus de curatoren.

Bij binnenkomst wordt de bezoeker geconfronteerd met een muur waarop het behangpapier Polar (2016) van Marina Pinsky is aangebracht, met onschuldig ogende tekeningen van vier publieke gebouwen (het Justitiepaleis in Brussel, de gevangenis van Sint-Gillis, de gebouwen van de NAVO en het Europese parlement). Ondanks de lichtheid waarmee deze gebouwen getekend zijn, maakt het behangpapier een zwaarmoedige indruk en roept het zelfs de permanente controlemaatschappij van George Orwells roman 1984 (1949) voor de geest.

In het eerste deel van Goethals’ ‘huis’ zijn erg verschillende kunstwerken ondergebracht. Het zijden wandtapijtje getiteld The Love Generation (2008) van Billie Zangewa – helaas achter een tafel met een computer gehangen en onvoldoende belicht – toont vier personen aan een gedekte eettafel: een jongen kijkt gespannen naar een object dat hij in zijn handen houdt (zijn telefoon?); een volwassen vrouw, een meisje en een klein jongetje kijken met hem mee. De tekst bij de tentoonstelling stelt dat het werk een typerend idyllisch familietafereel afbeeldt en aantoont hoezeer de zorg voor kinderen nog steeds met moederschap en vrouwelijkheid in verband wordt gebracht. Die standaardverklaring gaat echter voorbij aan tal van specifieke elementen in het werk, zoals de bezigheid van het viertal, het motief van de keurig gedekte tafel, de betekenis van de titel, of het materiaal (zijde) en het subtiele feit dat de personen ‘blank’ lijken te zijn terwijl de voorstelling gedomineerd wordt door bruinachtige tinten – een mogelijke verwijzing naar het (donkerhuidige) huispersoneel dat de tafel heeft gedekt.

Wat wel duidelijk wordt, is dat de curatoren de positie van de vrouw in de huidige samenleving in vraag willen stellen. Zo hangt in dezelfde ruimte !Vrouwenvragen? (1965) van Jef Geys. Een ingelijste aflevering van het (door Geys uitgegeven) Kempens Informatieblad leert dat dit werk in de jaren zestig ontstond toen hij als leraar ‘typisch vrouwelijke’ vragen verzamelde die hij aantrof in boeken en tijdschriften van de plaatselijke openbare bibliotheek. De vragen, die hij op een grote rol bruin papier schreef en in de klas hing om discussie te stimuleren, tonen aan hoe complex de positie van de vrouw in de samenleving was en is – een groot deel ervan is vandaag immers nog actueel. Geys maakte talrijke versies van dit werk in verschillende talen. Hier toont hij een Japanse versie op wasdoektafelkleed, een symbool voor de traditionele rol van de vrouw in de keuken – waarmee de link met de huiselijke context van de tentoonstelling is gelegd.

Het werkje The Beauty You Offer Under the Electric Light (2016) van Monica Bonvicini is een – moeilijk vindbare – lichtschakelaar die in zijn twee standen beurtelings de woordjes ‘on’ en ‘no’ laat zien. Het werk zou aantonen dat architectuur niet genderneutraal is, maar het blijft onduidelijk hoe het dit precies doet.

Achter een wand van deze eerste ruimte zit het grappige werkje Me Again (2015) van Gerard Herman verstopt. Door een druk op de rode knop begint een mechaniekje te draaien waarop vier pasfoto’s van de kunstenaar zijn geplaatst: met zijn ‘Him Again’-effect vormt het een lichtvoetige parodie op de selfies waarmee social media zoals Instagram en Facebook gevuld zijn.

Het tweede deel van Goethals’ constructie kan je enkel aan de achterkant binnengaan. Vóór die ingang kunnen we in een huiselijke setting — een fauteuil met daarnaast een plant – naar een drietal video’s kijken. Parallellogram (2000) van De Gruyter & Thys is een bevreemdende video waarin een familie een inbreker betrapt en door middel van eigenrichting bestraft. Een ander intrigerend werk is Symbolic Threats (2015) van Wermke/Leinkauf, waarin getoond wordt hoe de kunstenaars de Amerikaanse vlaggen op de Brooklyn Bridge in New York vervingen door witte vlaggen, gevolgd door de reacties daarop in Amerikaanse newsreels. In eerste instantie lijkt het om digitaal gemanipuleerde nieuwsuitzendingen te gaan, maar na een tiental uitzendingen en een snelle zoektocht op Google wordt duidelijk dat deze artistieke interventie wel degelijk heeft plaatsgevonden; vandaar de paniek in de newsreels over het feit dat de verwisseling van de vlaggen aan de veiligheidscamera’s is ontsnapt. Los van de kracht van het werk, wordt de link met de thematiek van de tentoonstelling hier wel duidelijk: niet alleen dringen dergelijke newsreels dagelijks de woonkamer binnen,

Wermke en Leinkauf leggen ook de paranoïa bloot waarmee de Amerikaanse samenleving op deze interventie reageert: waar de witte vlag normaliter een symbool is van vrede of overgave, worden de witte vlaggen hier geïnterpreteerd als het alarmerende bewijs van een falende beveiliging, die als onontbeerlijk wordt beschouwd in tijden van mogelijke terreurdreiging. Hiermee doen Wermke en Leinkauf ook een uitspraak over hoe waarden en normen worden overgedragen: enkel via het schrikbeeld van een denkbeeldige vijand kunnen ze blijkbaar nog tot leven worden gewekt.

In het tweede deel van Goethals’ huiskamer springen vooral de grote Drill (2014) van Atelier Van Lieshout, een spiraalboor van bijna drie meter hoog, en het werk Masterbed including ‘Sie Haben es Sich Verdient’ (2014) van Kasia Fudakowski in het oog, een ligstoel waarop een keramieksculptuur ligt. Beide verwijzen ze naar de vervaagde grenzen tussen arbeid en vrije tijd. De ligstoel en de tekst ‘Sie Haben es Sich Verdient’ op de keramieksculptuur beloven rust, maar die belofte wordt ironisch genoeg tegengesproken doordat de sculptuur de stoel ‘bezet houdt’. Ook Drill suggereert dat arbeid in de woonruimte om elke hoek loert.

Na het verlaten van deze ruimte komt de bezoeker bij het laatste werk van de tentoonstelling aan: SEVEN (Cecil) (2012) van Mika Rottenberg en Jon Kessler. Drie beeldschermen zijn in een soort driedelig apothekerskastje geplaatst. Ze worden geflankeerd door scheikundige objecten, fotolijstjes en stukken steen. Op de drie video’s zien we respectievelijk personen die in een ‘zweetcabine’ genaamd ‘Chakra Juicer’ zweet afstaan, een medewerker die de cabine bedient en het zweet verwerkt, en de aankomst van het zweet, inmiddels getransformeerd tot stenen blokken, in de Afrikaanse savanne waar het ‘aan de grond wordt teruggegeven’ – een omkering van de gangbare situatie waarbij het westen op het zweet van Afrika draait, aldus de curatoren. Het is een interessant werk, maar de relatie met het thema van de tentoonstelling is opnieuw onduidelijk. Wordt het ‘zweet’ uit de savanne aangewend om onze huiselijke levensstijl te faciliteren? Verwijst het werk naar waarden die door de woonkamer zijn geproduceerd, en zo ja welke?

Al bij al omvat deze tentoonstelling heel diverse werken, die op verschillende maatschappelijke thema’s alluderen. Ze gaat niet echt diep in op de aangekondigde thematiek van de overdracht van waarden, of van de woonkamer als producent van culturele en ethische waarden. Vaak roepen de werken belangwekkende vragen op die in de tekst van de curatoren niet worden gethematiseerd. Vanwege enkele interessante bijdragen, en een aangename mix van jonge en gevestigde kunstenaars, is de tentoonstelling evenwel een bezoek waard.

 

Onder ons, 8 maart – 14 mei 2017, CIAP, Lombaardstraat 23, 3500 Hasselt (011/22.53.21; ciap.be).