Onvergetelijke fotografie (of zoiets)
Sla er het schamele deel over fotokritiek in het inmiddels wellicht godvergeten “Vel van Cambyses” (Deel II: Fragmenten van een kritisch vertoog over theater, dans, opera, fotografie, film, televisie en video) nog eens op na en je weet het weer. Er hebben in Vlaanderen nooit veel meer dan twee mensen iets geschreven over fotografie. In ernst. Op langere termijn en zonder al te veel bijbedoelingen. Dirk Lauwaert, ongetwijfeld. En Johan De Vos. Zo nu en dan heb ik het (wellicht al te) gemakkelijke gevoel dat beide mekaar niet onprettig aanvullen. Dirk Lauwaert: het rationele kader, de contextualisering, de betekenisgeving van fotobeelden. Johan De Vos: de eerder intuïtieve registratie van een kijkervaring, het soms uitschuivende commentaar, de vaak accurate afwijking, roekeloosheid en lichte dronkenschap. Zo, schijnbaar “zonder er veel over na te denken”.
Het fotokritisch werk van Dirk Lauwaert werd jammer genoeg nog niet echt in een boek gevat. Van Johan de Vos verscheen onlangs een opvolger voor zijn eerste werkje “Wilde Fotografie” uit 1984. Met dit recente boek”Nogal onfatsoenlijk maar zeker verleidelijk.” schenkt Johan De Vos ons voorwaar niet minder dan de acht redenen die een foto onvergetelijk maken. Ze worden aangebracht in acht hoofdstukken, die verder met korte spitse praatjes bij plaatjes uit het eigenzinnige, peilloze beeldenarsenaal van de auteur worden ingevuld. Ik stel me dat fotografisch reservoir inmiddels voor als een behaaglijk verwarmde hangar, waar zonder enige rangorde of pretentie onnoemelijke aantallen foto’s rondslingeren. Ze worden er zonder onderscheid van rang of stand gekoesterd, bepoteld en af en toe beschreven. Er brandt dag en nacht een helder licht, want “foto’s zijn er om te bekijken, en daar is licht bij nodig, en als de foto’s kapotgaan, dan is dat zo”.
Het handelsmerk van Johan De Vos blijft zijn gespeelde onschuld, het laatste wat hij lijkt te willen is “specialist” zijn, al kan je ook niet over zijn nonchalant gecamoufleerde vakkennis en ervaring heen lezen. Johan De Vos beseft van huis uit hoe foto’s worden gemaakt, wat camera’s kunnen en wat niet, onderscheidt blindelings het geluid van sluiters en flitsen, hij ademde de geur van de doka. Hij heeft weet van de mythes van de fotogeschiedenis, doorziet veel sterke verhalen. Militeert overtuigd tegen de goede smaak en kent de ingebakken leugenachtigheid van beelden. Weet waarom hij de knepen van de beroeps wantrouwt en de argeloze stunteligheid van de amateur hem aan het denken zet. Hij kent echter de mensen en niets menselijks is hem vreemd. Dus blijft onzekerheid een van zijn leidmotieven. “Een nogal weldadige onzekerheid. Begrijpen is een eindpunt, het mysterie is de diepte”. Of nog: “De belangrijke foto’s gaan ons verstand te buiten”.
Hoe innemend en prikkelend en verleidelijk de wijze mag zijn waarop Johan De Vos foto’s aanpakt – hij heeft mij alvast ooit onherstelbaar besmet met zijn enthousiaste fotoboulemie – toch ontwaar ik in de synthese die dit boek biedt af en toe een zweem van een systeem. Een systeem van vereenvoudiging en van beveiliging. Een subtiel mechanisme dat zo nu en dan, onbewust, doorschemert in de amusante, lichtcynische schrijfstijl van zijn cursiefjes, in woordkeuzen en zinswendingen en ook in de selectie (of in zekere zin non-selectie) van foto’s. En ik vraag me dan af of het bijvoorbeeld niet mogelijk zou zijn om aan dit boek nog 125 of wat delen toe te voegen vol onvergetelijke foto’s. Ik vraag me ook af of het systeem soms niet helpt om alsnog bij tijd en wijle een beetje op veilig te spelen, voor alle zekerheid. Of het soms niet een kamerscherm is (ergens in een hoek van zijn hangar) van waarachter hij oprecht onfatsoenlijk en ondeugend, maar in de grond ook lief en braaf, tracht om niemand echt voor het hoofd te stoten?
Terwijl ik me dit afvraag laat ik de pagina’s van het boek toch nog eens voorbijglippen en stoot terug op beelden als die van de jonge Hamlet, op Bernard Plossu’s meisje met het witte hondje, op de vrouw die BB wilde zijn, op de spreidstand van Loes en de contacts van de dode vader van Hans Aarsman, waarbij Johan De Vos noteerde: “Fotograferen is een schermutseling met de dood en dat is het leven in feite ook”. En lees opnieuw over het behangselpapier aan de binnenkant van onze ogen, over het onbestaande zwart in foto’s of over het vallende légion d’honneur.
• “Nogal onfatsoenlijk maar zeker verleidelijk” van Johan De Vos kwam uit bij Uitgeverij Jan Mets, Amsterdam/Kritak, Leuven en kost 898 Bfr. Onder dezelfde titel toont de auteur een zeventigtal foto’s in het Antwerpse Museum voor Fotografie, van 16 februari tot 16 april. Op 18 maart om 14.00 uur spreekt hij daar over het fotografische “zwart”.