width and height should be displayed here dynamically

Palais de Tokyo. Playlist

De verhouding tussen kunst en cultuur wordt hoe langer hoe vager. Van het interessante spanningsveld tussen beide domeinen schiet haast niets meer over. Stelde Jean-Luc Godard dat la culture c’est la règle, l’art c’est l’exception, dan lijkt de kunst vandaag meer en meer de regel die de uitzondering bevestigt.

Met Playlist maakte Nicolas Bourriaud voor het Palais de Tokyo een tentoonstelling met kunstenaars die de cultuur gebruiken als basismateriaal voor hun werk. Films, kunstwerken en boeken worden gerecycleerd. Kunstenaars tonen ons nieuwe manieren om informatie te verwerken en te interpreteren. Het resultaat van zijn tentoonstelling lijkt dan ook meer op een ‘remix’ dan op een ‘playlist’.

Het denken van Nicolas Bourriaud is doordrongen van het situationisme, en de radicale maatschappijkritiek van de situationisten vertrekt steeds van de culturele waarden die de maatschappij zelf produceert: zo primeert in de spektakelmaatschappij de afbeelding boven de realiteit en werkt de consumptie de algehele vervreemding in de hand. Uitgangspunt van Bourriauds tentoonstelling is dan ook een citaat van Guy Debord. “Tout peut servir. Il va de soi que l’on peut non seulement corriger une oeuvre ou intégrer divers fragments d’oeuvres périmées dans une nouvelle, mais encore changer le sens de ces fragments et truquer de toutes les manières que l’on jugera bonnes ce que les imbéciles s’obstinent à nommer citations.” (Mode d’emploi du détournement in Les Lèvres nues, 1956).

Playlist is geen thematische tentoonstelling, maar de demonstratie van een werkwijze. Bourriaud spreekt over cultural navigation, de kunstenaar als zoekmachine die tussen de culturele tekens manoeuvreert. Daarmee ligt Playlist in het verlengde van GNS – Global Navigation System, Bourriauds vorige tentoonstelling voor het Palais de Tokyo (zie De Witte Raaf nr. 104), waarbij hij de kunstenaar eveneens definieerde als iemand die de cultuur beschouwt als een chaotisch veld waarin hij navigeert. Ook hier hangt de betekenis van het kunstwerk samen met de manier waarop men het ‘gebruikt’. “Pourquoi le sens d’une oeuvre ne proviendrait-il pas de l’usage qu’on en fait, autant que du sens que lui donne l’artiste?” De leidende gedachte van de in Playlist getoonde werken is “l’usage du monde à travers l’usage des oeuvres du passé et de la production culturelle en général.”

Zo realiseert Bertrand Lavier een werk van Frank Stella in neon, hermaakt Bruno Peinado een kleurrijke expansion van César, schildert John Armleder in de stijl van Larry Poons, reconstrueert Sam Durant een werk van Robert Smithson en maakt Jonathan Monk een cinematografische versie van een aquarel van Sol LeWitt. Hier gaat het niet meer om een citaat, maar om het innemen van een kritisch standpunt. In de catalogus staat een reactie van Gus van Sant. Toen hij Hitchcock’s Psycho scrupuleus verfilmde, kreeg hij het verwijt zich met Hitchcock te willen meten. “I don’t know how I would challenge him if I’m using his own material.”

De Nurse Paintings van Richard Prince zijn gebaseerd op omslagen van doktersromans, Rémy Markowitsch laat voorlezen uit Bouvard et Pécuchet van Gustave Flaubert en The Singing Posters van Allen Ruppersberg zijn een typografische interpretatie van Allen Ginsbergs beroemde gedicht Howl. De tentoonstelling wordt aangevuld met een bibliotheek en een videoprogramma met onder andere werk van John Baldessari, Kendell Geers, Pierre Huyghe en Mark Lewis.

Eerder dan een ‘playlist’ of een ‘remix’, als men dan toch een vergelijking zou willen maken met de muziek, lijken deze ingrepen op improvisaties uit de jazz, waarbij de geciteerde of geappropieerde kunstwerken kunnen worden beschouwd als een ‘standard’– wat de werken van Smithson, Stella en zeker Marcel Duchamp zonder twijfel zijn.

Maar de cultuur hoeft niet per se gerecupereerd en getransformeerd te worden; een eenvoudige verzameling van informatie, “la production des formes par collecte d’information”, volstaat om kunst te definiëren als “une activité permettant de se diriger, de s’orienter, dans un monde de plus en plus numérisé”. Zo fotografeerden Clegg & Guttmann hun eigen bibliotheek, die hier als een soort driedimensionale dummy gereconstrueerd werd, en schilderde Dave Muller de ruggen van zijn 3500 vinylplaten.

Bourriaud ziet kunst als een evenement: “l’oeuvre d’art est un événement qui constitue la réplique d’une autre ou d’un objet préexistant; éloignée dans le temps de ‘l’original’, auquel elle est liée, cette oeuvre appartient toutefois à la même chaîne d’événements.” De ‘playlist’ is dan niet alleen een ‘cartografie’ van culturele gegevens, maar ook een ‘parcours’ dat door anderen gebruikt en gewijzigd kan worden. Volgens Bourriaud zou hierdoor de grens tussen productie en consumptie oplossen, en ook het fetisjkarakter van het kunstwerk onherroepelijk verdwijnen. “Devenant génératrice de comportements et de réemplois potentiels, l’art vient contredire la culture ‘passive’, opposant des marchandises et leurs consommateurs, en faisant fonctionner les formes à l’intérieur desquelles se déroulent notre existence quotidienne et les objets culturels proposés à notre appréciation.” (Nicolas Bourriaud, Postproduction, Presse du Réel, 2004)

Zoals de meeste tentoonstellingen van Nicolas Bourriaud is ook Playlist een interessante denkoefening, maar helaas blijken zijn theoretische modellen niet bevestigd te worden door wat er wordt getoond. De complexe problematiek van toe-eigening, participatie en auteurschap (om maar enkele aspecten van zijn veelzijdig onderzoek te vermelden) die Bourriaud al bezighoudt sinds L’esthétique rélationnelle, en die in de catalogus slechts summier wordt aangehaald, komt in deze tentoonstelling niet uit de verf. Het intellectuele plezier situeert zich op het niveau van een gezelschapsspel dat erin bestaat om als eerste te raden welk kunstwerk hier toegeëigend of afgebeeld wordt.

 

• Playlist loopt tot 25 april in het Palais de Tokyo, 13 avenue du Président Wilson, 75116 Paris (01/47.23.38.86; www.palaisdetokyo.com).