width and height should be displayed here dynamically

Essays

Besprekingen

Beeldende Kunst

Architectuur & Vormgeving

Publicaties

108

maart-april 2004

Retroactieve kritiek

In de intellectuele geschiedenis van het moderne westen volgen de verschijningsvormen van de kritiek elkaar op: romantische rebellie, artistieke onaangepastheid, spotzucht en publieksbeschimping, existentialistische opstand, burgerlijke ongehoorzaamheid, revolutionair engagement, demonstratie en bezetting, politiek terrorisme en zelfmoord, hermetisme, cryptomessianisme. De motivaties en theorieën die deze vormen van kritiek en verzet gedragen en gerechtvaardigd hebben, zijn de een na de ander in vraag gesteld, en werden vervangen door – zo meende men althans – meer lucide en meer radicale vormen van kritiek. Hierbij werden de ongedachte (sociale, conceptuele, esthetische…) vooronderstellingen en inconsequenties van de voorgaande acties en bewegingen blootgelegd, tot uiteindelijk diverse varianten van deconstructivistisch denken de naïef-humanistische uitgangspunten van de naoorlogse, existentialistische en de neomarxistische kritiek ontmaskerd hebben: geloof in redelijkheid en in de representatie als vorm van kennis; consensus, identiteit, eurocentrisme, machisme, en – ten slotte – het geloof in de ‘kritiek’ zelf. De kritiek lijkt daarmee aan haar limiet gekomen. Zowel de waarden in naam waarvan een maatschappelijke kritiek beoefend werd, als de ‘normale’ middelen die daarvoor werden ingezet, zijn verdacht gemaakt. De stap ‘voorbij’ de humanistische kritiek houdt in dat men denkt ‘voorbij de representatie’ en het logocentrisme, buiten de codes van de klassieke ‘kritische’ redelijkheid, zodat er plaatsgemaakt wordt voor ‘alteriteit’, en men om te beginnen ‘anders denkt’ en/of subliem zwijgt. De vraag die zich opdringt is echter of deze radicale kritiek, die zich nog moeilijk – tenzij mediatiek en symbolisch – met een concrete sociale of politieke zaak kan verbinden, ook nog een vorm van verzet inhoudt. Het is een open vraag: hoe ver reikt de verantwoordelijkheid van het denken en/of van de kunst? De inflatoire ‘radicale’ kritiek, zoals men die vandaag voornamelijk aantreft in sommige vertakkingen van de zogenaamde cultural studies, heeft nauwelijks nog maatschappelijke impact of relevantie, de winst aan inzicht door het stereotiep ondermijnen van andermans vooronderstellingen wordt steeds kleiner, en men ziet dan ook hoe de inzet verschuift naar de ‘andersheid’ van de eigen reflectie en dus van de eigen schriftuur. De denkervaring zelf, de esthetiek van de ‘andere schriftuur’, het problematiseren van de auteursinstantie, het ‘in het bestaan brengen van de andere tekst’ enzovoort, worden daarbij opgevoerd als een beslissend en kritisch moment in een geschiedenis met bijna messianistische allure. Wat met radicale kritiek wanneer die maatschappelijk irrelevant en intellectueel oninteressant wordt? Na de sociale kritiek blijft enkel wanhoop + ethiek – of opnieuw religie? Positief denken? In het licht van het debacle van de radicale kritiek verdienen de structureel naïeve vormen van ‘nieuw verzet’ aandacht, en dient tegelijk onderzocht op welke manieren historische en gedateerde vormen van intellectuele en artistieke kritiek – romantisch, expressionistisch, existentialistisch, neomarxistisch – meegedragen kunnen worden in het denken.

Bart Verschaffel