width and height should be displayed here dynamically

Pedro Cabrita Reis. True Gardens

Het Kunsthaus Graz is ongetwijfeld een van de meest controversiële tentoonstellingsgebouwen die in de voorbije jaren neergezet werden. Deze biomorfe bubbel met blauwe gevel, ronde neonlichten en noppenvormige dakramen werd ontworpen door Spacelab Cook-Fourier en heeft zich als een ongewerveld dier in het stadscentrum van Graz ingeplant. Door velen wordt het gebouw aanzien als een zoveelste idiosyncratische uitspatting van een architect, als babbelzieke en zelfingenomen architectuur waartegen de kunst moet opboksen. Het instituut levert echter zelf het bewijs dat het excentrieke gebouw allerminst een spannend tentoonstellingsbeleid in de weg staat.

Sinds de opening werd onder leiding van Peter Pakesch een boeiende serie tentoonstellingen opgezet, waarin de confrontatie met het gebouw resoluut werd aangegaan. Sol LeWitt beet de spits af met Wall. Hij bracht geometrische tekeningen aan op een slingerende wand op de bovenverdieping of Space01, een indrukwekkende ruimte met golvend plafond, foedraalachtige bovenlichten en spiraalvormige neons. Nadien volgden meerdere thematentoonstellingen met aangepaste tentoonstellingsarchitectuur, maar ook solotentoonstellingen van John Baldessari en Cerith Wyn Evans. De collectie van minimalistische en conceptuele kunst van Anton en Annick Herbert gedijde eveneens goed in de ruimtes van het Kunsthaus (zie hiervoor de recensie van Bart Verschaffel in De Witte Raaf van juli 2006).

Dit voorjaar is het de beurt aan de Portugese kunstenaar Pedro Cabrita Reis, bekend van zijn delicate sculpturen en intrigerende constructies met gerecycleerde (bouw)materialen als hout, baksteen, mortel, plaaster, glas, plakband, kabels, bitumen en buislampen. Reis realiseerde een zesde werk in de reeks True Gardens, waarvan er vroegere edities te zien waren in Crestet, Stockholm, Dijon en Londen. De installatie bestaat uit 88 kaders van gelamineerd hout, aan de binnenzijde voorzien van buislampen en afgewerkt met een glimmende glasplaat. De keuze voor Reis, zo stelt Pakesch in de inleiding van de begeleidende catalogus, lag voor de hand. Reis geldt als een van de “meest vooraanstaande figuren […] in het bevragen van de grenzen tussen architectuur, sculptuur en schilderkunst” en zijn werk “roept vragen op” die sterk resoneren binnen de architecturale context van het Kunsthaus Graz.

Het gebouw draagt duidelijk de stempel van Peter Cook, een van de legendarische figuren binnen het Britse Archigram. In de vroege jaren ’60 maakte deze groep furore met visionaire projecten als Plug-In City (1964) of Walking City (1964), waarin de hoop en de ambitie schuilde dat architectuur zichzelf zou overstijgen door middel van de hedendaagse technologie – zoals cybernetica, informatica en robotica. In het Kunsthaus Graz wordt deze utopie gereanimeerd, zij het dan in een eerder gedateerde versie. Terwijl het gebouw met zijn organische vorm en oplichtende gevel een ontegensprekelijk futuristische aanblik biedt, blijkt het technologische karakter bijlange niet zo hoog als verhoopt. De ambitie om het instituut te transformeren tot een interactieve machine met een “intelligente huid” werd slechts ten dele gerealiseerd. De voorziene digitale buitenzijde bleek bij nader inzien niet haalbaar wegens de hoge kostprijs voor de LED-lampen. Uiteindelijk werd geopteerd voor een lowtechoplossing waarbij 930 ronde, standaard buislampen fungeren als computergestuurde pixels van een gigantisch beeldscherm.

Deze gedeeltelijk onvervulde hoogtechnologische droom biedt inderdaad een prikkelende context voor het werk van Reis. Zijn precaire assemblages van afgedankte bouwmaterialen, glasplaten en buislampen vertrekken immers niet van de ongebreidelde mogelijkheden van de industrialisering, maar zinspelen op de impact ervan op architectuur en het (stads)landschap. Reis, zo betoogt Philip Ursprung in de tekst ‘Ruins in Reverse’: The Art of Pedro Cabrita Reis and the Eternal Present, actualiseert het project omtrent entropie en verval in het postindustriële tijdperk van figuren als Robert Smithson en later Gordon Matta-Clark. Ursprung leest de onafgewerkte en bouwvallige structuren van Reis als hedendaagse interpretaties van de ‘omgekeerde ruïnes’ die Smithson ontdekte tijdens zijn tocht langs ‘de monumenten van Passaic’.

Felicity Scott is alvast iets voorzichtiger in haar One or Many Truths. Van bij de eerste regels wordt duidelijk dat Scott het werk van Reis niet vertrouwt en zijn woorden nog minder. Ze struikelt over Reis’ nadruk op de schilderkunstige inslag van zijn werk enerzijds en over zijn poëtische uitspraken en melancholische bespiegelingen over architectuur anderzijds. Meticuleus ontrafelt Scott de verhouding van Reis tot de onderscheiden artistieke ‘erfenissen’ waarmee zijn werk steevast in verband wordt gebracht, van het abstract expressionisme, minimalisme, postminimalisme tot de arte povera, en vergelijkt daarbij de respectievelijke houdingen ten opzichte van architectuur. Via onder meer de buislamp bij Dan Flavin en het glimmende glas bij Dan Graham doorprikt ze fijntjes Reis’ begrip van architectuur. Zijn uitspraak dat enkel de architecturale praktijk nog in staat is de wereld werkelijk ‘begrijpelijk’ te maken en architectuur een ‘oefening in realiteit’ is, zo stelt Scott, bezit nog weinig geloofwaardigheid in de huidige postindustriële samenleving. Bovendien staat het antwoord van Reis op de impact van de industrialisering haaks op dat van Spacelab Cook-Fourier. Voorafgaand aan de tentoonstelling vraagt Scott zich nieuwsgierig af tot welke radicale confrontatie dit in de context van het Kunsthaus Graz zal leiden. De romantische nostalgie van Reis’ True Gardens is volgens haar immers even ‘onrealistisch’ als de technofiele euforie van de zoom-wave-architectuur van het Kunsthaus Graz.

In de catalogus wordt de opbouw en de uiteindelijke installatie True Gardens #6 uitvoerig gedocumenteerd. En zoals steeds bij Pedro Cabrita Reis is het een intrigerend en zelfs betoverend mooi werk geworden. Van de verhoopte clash tussen gebouw en werk is er geen sprake. Precies omwille van de totaal tegenovergestelde architecturale premisses, lijken ze een boeiende dialoog te genereren. En laat dat op zijn minst een even belangrijk besef zijn.

 

Pedro Cabrita Reis. True Gardens (catalogus met essays van Adam Budak, Philip Ursprung, Felicity Scott, José Mirande Justo, Allesandra Ponte en George Teyssot en een gesprek tussen Pedro Cabrita Reis en Peter Pakesch) werd door Kunsthaus Graz uitgegeven naar aanleiding van de tentoonstelling Pedro Cabrita Reis True Gardens #6. ISBN 9783865603913. De tentoonstelling loopt tot 18 mei in het Kunsthaus Graz am Landesmuseum Joanneum, Graz, Oostenrijk (0316/8017.9200; www.kunsthausgraz.at).