Pélagie Gbaguidi. Antre

Hoewel diep geëngageerd met het trauma van kolonialisme en globale ongelijkheid, oogt het werk van Pélagie Gbaguidi (1965) bedrieglijk spontaan en lichthartig. Met vlotte gebaren schildert en tekent ze op verschillende dragers, zoals karton, broodzakken en muren. Ze werkt vaak seriematig en thematisch vanuit een archief, een reis of een lokale context.
Gbaguidi is geboren in Dakar. Ze studeerde in Luik en woont en werkt al jaren in Brussel. Haar werk is in Belgische collecties opgenomen, maar een overzichtstentoonstelling kwam er vooralsnog niet. Een aanzet is te zien in La Verrière, de verborgen kunstplek achter in de Hermès-winkel in Brussel. Antre is een ‘alternatieve solotentoonstelling’ of een ‘solo-groepstentoonstelling’ waarin het werk van Gbaguidi de ruimte deelt met dat van andere kunstenaars. Curator Joël Riff selecteerde, dwars door series van Gbaguidi, schilderijen, tekeningen en grafiek, en combineerde ze met installaties van het Brusselse collectief Espace Aygo, met werk van Marianne Berenhaut en Hessie, en met een poëtische tekst van writer in residence Sophie-Marie Larrouy.
Gbaguidi omschrijft zichzelf als een hedendaagse griot – een bewaarder en verteller van orale geschiedenis in de West-Afrikaanse traditie. Ze put uit archieven en wisselt kennis en vaardigheden uit met lokale gemeenschappen. Een voorbeeld is Acide (2023): vrouwen in Congo hebben tafereeltjes geborduurd over de enorme exploitatie door de lokale mijnbouw, in ruil voor schilderles van Gbaguidi. De figuren zijn zwanger, breken stenen met de hand, en worden omringd door het internationale icoon voor gif. Een figuur in ketenen representeert slavernij, maar verwijst ook naar hoe afhankelijk mensen zijn van hun smartphone: de productie van telefoons is een belangrijke markt voor de Congolese mijnbouw. De keten wordt optimistisch doorgeknipt met een grote schaar. Gbaguidi heeft het katoenen doek gifgroen en felrood geschilderd, zelfs met wat glitter. Ernaast hangt het grote Icon in Progress. Milk (2015), waarvoor ze onderzoek verrichtte in het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren. Op het canvas zijn borsten te ontwaren, tropische planten en exotische dieren: populaire onderwerpen van de koloniale fotografie. Acide en Icon in Progress. Milk zijn vol en gelaagd, en eenduidig noch makkelijk te lezen. Als griot vertelt Gbaguidi haar verhalen niet rechtlijnig zoals een historicus of docent dat meestal zou doen; bepaalde vormen van traditionele geschiedschrijving sluiten dan ook aan bij het koloniale project.
In de praktijk van Gbaguidi komt geschiedenis voort uit het lichaam. Lichamen bevolken haar werk, zoals de grote geborduurde, staand plassende vrouw in Care. La femme qui pisse (2019-2020). Het schilderen zelf is een uitgesproken fysiek proces: Gbaguidi werkt soms hurkend, gebruikt haar lichaam op het doek, en legt dragers op de grond om ze daarna weer op te hangen, waardoor er verfdruipers ontstaan. Voor Le jour se lève. Eurotopia (2022) gebruikte ze haar gehele lichaam om drie kleurrijke en elkaar omhelzende vrouwfiguren te schilderen die in elkaar lijken op te gaan, wat doet denken aan de ets Europe Supported by Africa and America (1796) van William Blake. Incandescence. Table of Negotiation* (2023) toont de handen van witte wereldleiders die rond de tafel zitten, terwijl Gbaguidi met de serie Marche (1999), tekeningen van voeten en soms handen, benadrukt dat demonstreren meestal met stampende voeten gebeurt. Omdat de werken op verschillende hoogtes zijn opgehangen, wordt de bezoeker uitgenodigd het lichaam op andere manieren te gebruiken. Tijdens de opening deed Gbaguidi dat voor, door te demonstreren hoe de expositie gehurkt bekeken kan worden. Het letterlijk innemen van een andere positie, zo lijkt ze te suggereren, kan leiden tot veranderingen die de wereld nodig heeft.
Terwijl het werk van Gbaguidi de muren bekleedt, is het midden van de ruimte ingericht met grote meubelstukken van Espace Aygo, een collectief van vijf jonge ontwerpers dat een negentiende-eeuws Brussels rijhuis, om de hoek van La Verrière, tot een Cronenbergachtig gesamtkunstwerk getransformeerd heeft. Het gebruikte materiaal werd op straat verzameld, met de vuistregel nooit met lege handen thuis te komen. De bank is een gigantische installatie van gelast staal dat een golvend landschap vormt. De prullenbak is een metershoog amorf monster van papier-maché, met een open mond om het vuil te vangen. Esthetisch zijn er parallellen tussen Gbaguidi’s werk en Aygo’s kleurrijke installaties, en ook de meubels refereren uiteraard aan lichamen. De bezigheden van het collectief lijken echter niet geworteld in postkoloniaal engagement of in eenzelfde mate van inhoudelijk onderzoek. Dat is geen inherent gemis, maar het is op zijn minst gedurfd om zoveel ruimte te geven aan objecten die vooral met de lichthartige esthetiek van Gbaguidi’s werk resoneren, maar haar diepe engagement – het verhaal van de griot – missen.
De verbindingen met andere kunstenaars spreken meer tot de verbeelding. Gbaguidi ontmoette textielkunstenaar Hessie (1936-2017) in 2016, toen er van haar een solotentoonstelling liep in La Verrière. Op de expo Antre wordt die schakel bestendigd door het kleine geborduurde Dessin microscopie (1969-1970). De mysterieuze Hessie, in Jamaica of in Cuba geboren, liet een indrukwekkend oeuvre na van wat zij survival art noemde: veelal textielwerken met soms minutieus geborduurde, minimalistische patronen op wit doek. Het andere werk op de expo van Gbaguidi is …mais qui est-elle? (2024) van Marianne Berenhaut (1934): een installatie van een grijze jurk, gedrapeerd over de rugleuning van een antiek bankje. Berenhaut overleefde de Holocaust, en haar objets trouvés dragen vaak een melancholische poëzie over. Net zo roept deze jurk een fysieke afwezigheid op, maar lijkt ze toch ook, zoals vaker in het werk van Berenhaut, een eigen persoonlijkheid ontwikkeld te hebben.
Antre verbindt het oeuvre van Gbaguidi dus speels met werk van kunstenaars uit verschillende generaties. Het netwerk van verbindingen dat ontstaat is interessant, maar slaagt er niet in de dorst naar een grote solo geheel te laven. Wellicht is het de structuur van de expo zelf die verhindert diep in de thema’s, contexten en verhalen te duiken. Om het vanuit het lichaam te zeggen: Antre is niet voldoende ‘gegrond’ voor een duidelijk standpunt, maar bevat genoeg verhalen om te blijven bewegen.
• Pélagie Gbaguidi. Antre, tot 29 maart, La Verrière, Fondation Hermès, Waterloolaan 50, Brussel.