The Last Place They Thought Of

In de jaren veertig toonden Kenneth en Mamie Clark experimenteel aan dat zelfs jonge kinderen van kleur vaak de voorkeur geven aan een witte pop. Deze diepgewortelde raciale vooroordelen werden in 2021 opnieuw bevestigd, met dezelfde proefopstelling, door Dieter Coppens in het televisieprogramma De wonderjaren van de VRT. In Kunsthal Mechelen staan op de groepstentoonstelling The Last Place They Thought Of honderd zwartgeverfde poppetjes opgesteld als stille getuigen van deze problematiek. Met de recente installatie Give Me Back My Black Dolls (2024) confronteert kunstenaar Zohra Opoku het publiek met de blijvende impact van racisme op identiteitsvorming.
Curator Sorana Munsya brengt elf zwarte vrouwelijke kunstenaars samen, geboren tussen 1976 en 1996. Verrijkt met een publiek programma van het collectief Black Archive, onderzoekt de tentoonstelling de gevolgen van kolonialisme, de trans-Atlantische slavenhandel en hedendaags racisme. Vanuit een zelden getoond zwart, vrouwelijk of non-binair perspectief herinterpreteert Munsya ingrijpende episodes uit de menselijke geschiedenis en stelt ze fundamentele vragen over wie het recht heeft deze verhalen te vertellen. Tegelijkertijd wordt de structurele genderongelijkheid in de kunstwereld aan de kaak gesteld.
Vertrekpunt is Katherine McKittricks boek Demonic Grounds. Black Women and the Cartographies of Struggle (2006), waarin wordt gesteld dat ‘zwarte kwesties ruimtelijke kwesties zijn’. Geografie is geen neutrale ruimte, maar een construct gevormd door macht, koloniale geschiedenis en de strijd om zichtbaarheid. Deze veronderstelling roept vragen op: Wie bepaalt wat een geografie betekent? Is het de fysieke ruimte, zoals bergen en rivieren, of zijn het de verhalen, herinneringen en ervaringen die aan een plek verbonden zijn?
De tentoonstellingstekst beschrijft hoe geografie in het Westen vaak is gebruikt als middel voor macht en uitsluiting. Historische kaarten en geografische kennis legitimeren koloniale dominantie en versterken de marginalisering van zwarte vrouwen die vaak geassocieerd worden met wat als ‘verboden’ of ‘duister’ wordt gezien. In de tentoonstelling doorbreken kunstenaars deze mechanismen en creëren ze nieuwe plekken van verzet, zoals queer en imaginaire landschappen. Als een daad van postkoloniale vergelding laten ze zien dat gemeenschappen niet alleen het slachtoffer kunnen zijn van geografische uitsluiting, maar ook actief hun positie kunnen heroveren.
Zo opent Ophélie Mac alias Mac Coco de tentoonstelling met een intieme installatie zonder titel, waarin kleurrijk waxtextiel, zwarte muziek en literatuur een safe space creëren. Met deze queer geografie maakt de kunstenaar een plek van reflectie waarin zwarte cultuur en protest samenkomen. De ruimte is uitnodigend, maar lijkt niet actief gebruikt te worden, en fungeert eerder als een autoreferentiële scenografie die de symbolische waarde van veilige plekken benadrukt. Het werk is dus niet functioneel, maar daagt, als een scène, de kijker uit om na te denken over veilige ruimtes en waarom ze nodig zijn. In Tending to the Harvest of Dreams (2021) wikkelt Lungiswa Gqunta kleurrijk garen rond prikkeldraad, dat zich uitstrekt als struiken in een tuinlandschap. Het is een krachtig symbool van koloniale controle dat de segregatie in Zuid-Afrika oproept. In de ruimte weerklinken woorden in het Xhosa, uitgesproken door vrouwelijke genezers die de tuin proberen te helen. Hoewel het apartheidsregime dertig jaar geleden werd beëindigd, blijven machtsdynamieken tussen wit en zwart hardnekkig bestaan. Zoals de zaaltekst duidelijk maakt, is het merendeel van de rijkdom nog steeds in handen van voornamelijk witte Zuid-Afrikanen.
In een uithoek van de tentoonstellingsruimte hangt Underwaterscapes (2024) van Lou Cocody-Valentino: plantaardig geverfd textiel zweeft door de lucht, terwijl schilderijen van papierpulp de muren bedekken. De parallellen met Highway Gothic (2017) van Ellen Gallagher en Edgar Cleijne zijn onmiskenbaar, zowel inhoudelijk als vormelijk: in beide werken fungeert water als een krachtige metafoor voor ‘verbinding’. Hoewel water een gedeelde moleculaire oorsprong symboliseert, blijven machtsstructuren verdeeldheid zaaien.
In het hart van de expositie staat een triptiek van Mónica de Miranda, As If the World Had No West (2024). Op drie schermen ontvouwen zich hyperesthetische beelden van lichamen die door de uitgestrekte Namibwoestijn in Angola bewegen. Gekleed in contrasterend wit en zwart, dansen ze in harmonie met het ritme van de zon. Hun bewegingen raken verweven in een stille dialoog met flora en fauna. Miranda ziet de natuur niet langer als een object van exploitatie, maar als een gelijkwaardige partner in een gedeelde wereld. Een vergelijkbare benadering is aan te treffen in het werk van Gaëlle Choisne, winnaar van de Prix Marcel Duchamp in 2024. In haar film Creole Garden in Normandy (2024), onderdeel van het project Temple of Love, brengt zij de geschiedenis van Creoolse tuinen in beeld. Het werk legt een poëtische verbinding tussen Normandië en Haïti dankzij beelden van een intieme, huiselijke tuin waarin protagonisten koloniale verhalen delen. Felle kleuren creëren een dromerige, bijna buitenaardse sfeer en gesprekken roepen op tot zorg voor de planeet.
De tentoonstelling stelt het artistieke object ter discussie. Passen Opoku’s Black Dolls en Mac Coco’s safe space binnen de traditionele definities van kunst? Dekoloniale praktijken zetten vooronderstellingen en vooroordelen op losse schroeven door alternatieven te zoeken voor een monocultureel perspectief. Ze verschuiven de nadruk op kunst als een object naar een zintuiglijke en emotionele ervaring van de toeschouwer. Het is een visie gekenmerkt door ‘pluriversaliteit’, een concept dat werd geïntroduceerd door de zapatisten in Mexico en dat een streven uitdrukt naar een wereld waarin vele werelden naast elkaar kunnen bestaan. Dit idee weerklinkt in het posthedendaagse denken, waarin kunst niet langer wordt gedefinieerd door materialiteit, maar door haar vermogen om kennis te genereren, collectieve ervaringen te vormen en betekenissen te verschuiven – een beweging weg van het object.
The Last Place They Thought Of verweeft vele complexe thema’s: ecologie, de postantropocene wereld, kolonisatie, queerness, identiteit, rituelen en de moeilijke relatie tussen het esoterische en het politieke. Wat op het eerste gezicht een overdaad aan onderwerpen lijkt, blijkt een scherp narratief te vormen waarin de discriminatie van zwarte vrouwen wordt bekritiseerd. Dergelijke diversiteit wordt in grote musea vaak als een trend gepresenteerd, door vooral aandacht te schenken aan de erfenis van het kolonialisme en verouderde gender- en seksualiteitsnormen. Deze tentoonstelling in Kunsthal Mechelen gaat verder: in plaats van een bitter verhaal te vertellen over afkomst, objecten en biografieën, wordt vrouwelijke en non-binaire intelligentie vanuit de marge gevierd, als een transformerende kracht die het oude conservatieve denken vastberaden weglacht.
• The Last Place They Thought Of, 14 december 2024 tot 2 maart 2025, Kunsthal Mechelen, Onder den Toren 12.