width and height should be displayed here dynamically

Philip Guston

Wie herinnert zich nog de virulente discussies tussen voor- en tegenstanders van de abstracte of figuratieve kunst? Vandaag kan men zich dat nog moeilijk voorstellen, maar toen Philip Guston (1913-1980) op het eind van de jaren zestig als één van de meest prominente abstract-expressionisten beweerde dat niet-figuratieve kunst niet bestond, werd hem dit door zijn collega’s niet in dank afgenomen. Mogelijk is dit de reden waarom deze uitzonderlijke schilder nooit de erkenning kreeg die hij verdiende, in tegenstelling tot Jackson Pollock, Willem de Kooning en Mark Rothko, met wie hij regelmatig tentoonstelde. Toen Guston in 1970 in de Marlborough Gallery voor het eerst figuratief werk tentoonstelde, na meer dan tien jaar abstract-expressionisme, oogstte hij een storm van verontwaardiging en protest. “Mandarin pretending to be a Stumblebum,” schreef Hilton Kramer in The New York Times. Guston was nooit een mandarijn en zeker geen idioot. Hij was in de eerste plaats een geëngageerd kunstenaar. Om zich in een bepaalde politieke realiteit staande te houden, was hij best in staat zijn carrière als elegant schilder van verfijnde verfstreken en subtiele tonaliteiten op te offeren.

De verdienste van het Centre Pompidou is zeker dat het werk van Guston hier eindelijk getoond wordt. Maar de vijftig schilderijen uit de periode 1947-1979 bevestigen nogmaals het misverstand van de formeel abstracte schilder die zich plotseling bekeert tot een rauwe figuratie, die bovendien nog geïnspireerd was door ordinaire stripverhalen en de door de New York School zo gehate pop art. Begin jaren zestig hadden de abstract-expressionisten, onder wie Guston, nog de Sidney Janis Gallery verlaten omdat deze werk van Andy Warhol en Roy Lichtenstein tentoonstelde.

Omdat het vroege werk, en ook de tekeningen die voor een beter begrip van zijn oeuvre onontbeerlijk zijn, op deze tentoonstelling ontbreken, kan de toeschouwer zich moeilijk voorstellen dat het werk van Guston in se altijd al figuratief en geëngageerd was. Al bij al zijn de abstracte schilderijen slechts een kort intermezzo. Als zoon van joods-Russische immigranten –  Guston werd in 1913 in Montreal geboren als Philip Goldstein – ontwikkelde hij reeds op zeer jonge leeftijd een sterk sociaal bewustzijn. Zijn belangstelling voor het marxistische gedachtegoed en zijn ontmoeting met de Mexicaanse muralisten David Alfaro Siqueiros en José Clemente Orozco versterkten zijn geloof in de sociale rol van een nieuwe kunst, die even groots zou zijn als de renaissancekunst, populair en voor iedereen toegankelijk. Het racistische geweld van de Ku Klux Klan behoorde in de jaren dertig reeds tot zijn belangrijkste onderwerpen. Een belangstelling die de Klan maar matig kon appreciëren – leden van de Klan vernietigden ooit tekeningen van Guston die in een boekenwinkel te Los Angeles werden tentoongesteld. Onder impuls van de oorlog in Viëtnam en de populaire beeldtaal van de pop art, verzette Guston zich radicaal tegen het conformisme van de toen geldende esthetiek. Daarom is het late werk geen echte breuk, maar een terugkeer naar de bron. Ook in zijn geschriften, waarvan in de catalogus verschillende passages zijn opgenomen, toont Philip Guston zich een gedreven verdediger van zijn zaak. Een lezing aan de universiteit van Minnesota, die hij in 1978 voor studenten heeft gegeven, begint hij met de volgende uitspraak: “Sommigen denken dat kunstenaars hun mond moeten houden. Maar deze stilte veroordeelt de schilder om enkel een soort schilderende aap te zijn.” Mandarijn noch idioot, maar een mondig kunstenaar die door zijn tijdgenoten geïsoleerd werd. Vandaag wordt hij opnieuw getolereerd, maar hij moet zich wel gedragen volgens de regels van de musea. Op de ultieme Philip Guston tentoonstelling zullen we dus nog wel even moeten wachten.

 

• Philip Guston, peintures 1947-1979 tot 4 december in het Centre Pompidou, Rue Beaubourg, 75191 Paris (01.44.78.12.33).