width and height should be displayed here dynamically

Carel Blotkamp

Kassel bezocht ik voor het laatst voor Documenta 11 in 2002. Ook de Biënnale van Venetië heb ik in de laatste twintig jaar aan me voorbij laten gaan, met uitzondering van de jaargang 2013. Ik heb in de loop der tijden een fikse weerzin ontwikkeld tegen dit soort manifestaties, die steeds massaler zijn geworden en zich als een inktvlek over de desbetreffende steden hebben uitgebreid. Wat ze te bieden hebben staat ver af van de kunstbeleving waarbij ik me gelukkig voel. Ik heb geen zin meer om van kloostertuin naar schilderachtig vervallen industrieterrein te pendelen en overal naar kunst te zoeken als naar eieren op paasmorgen.

Pas onlangs las ik de persberichten over Documenta 15 die later dit jaar wordt gehouden – daar hoef ik dus ook niet heen. De artistieke leiding is in handen van het Indonesische kunstenaarscollectief ruangrupa, met een antiautoritaire kleine letter geschreven – curieus genoeg, dat zal wel een lapsus zijn, kregen de namen van de groepsleden wel hoofdletters. Voor de tentoonstelling hebben ze ruim vijftig exposanten geselecteerd, waaronder een aantal individuele kunstenaars, maar toch overwegend ‘community-oriented collectives, organizations and institutions from around the world’. Kennelijk gaat ruangrupa er van uit dat kunstenaars in meervoud automatisch meer bijdragen aan het heil van de mensheid dan een kunstenaar in enkelvoud.

Wat me tegenstaat in het huidige kunstbedrijf is dat de kunst in het keurslijf van de moraliteit dreigt te worden geperst. Musea en andere faciliterende instellingen, ook subsidiërende overheden, doen daar druk aan mee, al dan niet uit angst om ervan beschuldigd te worden dat ze de tekenen des tijds niet verstaan. Als de relevantie van kunst wordt verengd tot wat politiek en moreel correct wordt bevonden, ontstaat er uiteindelijk zoiets als sociaal wenselijke staatskunst. Dat kunst ook op allerlei andere manieren betekenis kan hebben voor de ontvanger, ook onverwacht, ook langs duistere wegen, misschien ook niet altijd even aangenaam van aard, wordt dan niet meer erkend als wezenlijke waarde.

Dat het individuele kunstenaarschap gedoemd is te verdwijnen, weiger ik te geloven. Je hebt orkesten nodig, maar ook solisten die hun eigen partij spelen, eventueel tegen de melodie in. Ik opteer voor die positie. In de beslotenheid van mijn atelier ben ik vrijwel dagelijks bezig uit te vinden wat kunst zou kunnen zijn en wat ze zou kunnen betekenen, tegenwoordig met gebruikmaking van vele flacons Pipoos’ hobbylijm en vele duizenden pailletten. Ben ik als solist community-oriented? Wis en waarachtig.

 

Carel Blotkamp (1945) was van 1982 tot 2007 hoogleraar moderne kunst aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, parttime, om daarnaast tijd te hebben voor zijn beeldende werk. Sinds 1976 had hij solotentoonstellingen in galeries en musea, onder andere in 2007 in Museum De Pont in Tilburg. Hij wordt vertegenwoordigd door andriesse eyck galerie in Amsterdam.