width and height should be displayed here dynamically

QUICKSCAN NL #01

Met Quickscan NL creëert het Nederlands Fotomuseum een nieuw instrument om de recentste ontwikkelingen en tendensen binnen de Nederlandse fotografie aan een breed publiek te tonen. De formule van een quadriënnale zou het museum moeten toelaten om de vinger aan de pols te houden, zonder daarom al snel in herhaling te vallen. De eerste exploratie van wat er momenteel zoal leeft in de hedendaagse nationale fotografie is in elk geval uitgemond in een prikkelend overzicht. Er broeit wat in de Nederlandse fotografie!

De tentoonstelling zoekt bewust de marge op van de fotografische praktijk. Ze wil een forum zijn voor de eigengereide fotopraktijk die de consensus over wat fotografie is en kan in vraag stelt. Vandaar dat niet leeftijd als ultiem selectiecriterium wordt gehanteerd – sommige fotografen zijn al meer dan een decennium aan het werk, anderen zijn dan weer pas afgestudeerd – maar wel de bereidheid van de fotograaf om de bestaande referentiekaders uit te dagen. Er is dan ook weinig ‘klassiek’ fotografisch werk te bespeuren in de tentoonstelling: de geselecteerde fotografen tasten de technische grenzen af van de fotografische praktijk, integreren hun beelden in installaties en vermengen verschillende presentatievormen (fotografische prints, dia’s, video…) op een uitdagende manier. Niet dat de ‘klassieke’ genres of gevoeligheden waarmee de Nederlandse fotografie vaak geassocieerd wordt hier afwezig zijn, integendeel zelfs. Het portret en het (al dan niet stedelijk) landschap kunnen nog steeds op heel wat aandacht rekenen, maar in hun benadering van deze genres nemen deze fotografen vaak radicaal afstand van de documentaire traditie van hun voorgangers. (Een uitzondering hierop is het werk van Kim Bouvy. Haar stadslandschappen passen zowel qua thematiek – de desolaatheid van de Rotterdamse binnenstad – als qua formele behandeling – sobere, descriptieve zwart-witbeelden in een klein formaat – binnen een gangbare documentaire werkwijze.)

De tentoonstelling dient als een momentopname die de diversiteit van deze dwarse beeldpraktijken louter registreert; ze grijpt niet naar een theoretische machinerie die de wildgroei ordent in mooi omschreven rubrieken. En toch is ze meer dan een pure opsomming van in zichzelf besloten artistieke werelden. Voor de alerte toeschouwer zijn er wel degelijk enkele grote lijnen te bespeuren. Een van de meer opmerkelijke vaststellingen is bijvoorbeeld dat het fotoboek nog steeds een vitale plaats inneemt. Centraal in de tentoonstelling ligt een representatief staal van de recente boekproductie op een tafel geëtaleerd. Het gaat niet om het fotoboek als een commercieel vehikel om beelden aan de massa te slijten, maar eerder om een reflexieve ruimte waarin volop geëxperimenteerd wordt met de mogelijke verhoudingen tussen tekst en beeld en tussen beelden onderling.

Deze reflexieve benadering van fotografie keert ook terug in de doorgedreven belangstelling van de hier getoonde fotografen voor de traditie en geschiedenis van hun medium. Soms neemt die aandacht heel concrete vormen aan, zoals in de talloze reeksen waarin een archief een belangrijke rol speelt. Fotograferen verschijnt hier als een denken met (en soms tegen) het al aanwezige reservoir aan beelden. Enkele fotografen zetten dit archiefmateriaal in om bepaalde vooronderstellingen rond het fotografische beeld (zijn vermeende transparantie bijvoorbeeld) in vraag te stellen. De ‘remixes’ van Luuk Wilmering waarbij beelden en teksten uit NRC Handelsblad in nieuwe constellaties worden samengebracht of de door Andrea Stultiens gemaakte scans van sterk geretoucheerde portretnegatieven uit vroegtwintigste-eeuwse fotostudio’s zijn daar voorbeelden van. Elders, zoals in de installatie van Petra Stavast, wordt een privaat archief gebruikt om de sociale gelaagdheid van het fotografische beeld naar voren te halen. In 2003 trof Stavast in een verlaten huis in Italië de fotografische correspondentie aan tussen een naar de Verenigde Staten geëmigreerde Italiaan en zijn in Calabrië achtergebleven zus. Haar reconstructie van het archief (in boekvorm en als installatie) maakt zichtbaar dat deze intieme en persoonlijke beelden niet enkel binnen de familiale kring een betekenis hebben, maar ook een ruimer maatschappelijk verhaal vertellen van immigratie, culturele ontworteling en assimilatie.

Naast deze interesse voor de concrete beelden die de geschiedenis van de fotografie ons nalaat, wordt er verder ook gewerkt rond historische technieken en concepten. De gelaagde landschappen van Kim Boske gaan bijvoorbeeld na hoe tijd zichtbaar kan worden gemaakt in het stilstaande fotografische beeld. Katja Mater experimenteert dan weer met technieken die in de loop van de fotogeschiedenis om een of andere reden in de vergetelheid zijn geraakt (vaak omdat ze niet het verhoopte resultaat opleverden). In het werk van het fotografenduo Wassink/Lundgren wordt er dan weer kritisch ingezet op een van die sleutelconcepten van de fototheorie: het beslissende moment. Beiden fotograferen hetzelfde onderwerp op hetzelfde moment, maar vanuit een licht ander standpunt, waardoor het ‘beslissende moment’ elke geldingskracht verliest. Ook Paulien Oltheten speelt met dit concept. Als een scherpzinnige observator noteert ze de microscopische details die haar tijdens haar wandelingen opvallen: de wind die zwierig in de jas van een voorbijwandelende man speelt, het synchrone ballet van twee mannen die wachten om over te steken, de herhaling van een trede in de scherpe snede van een jurk…

Het prikkelende werk van Oltheten geeft meteen een goed beeld van de ‘nieuwe’ fotograaf zoals die in deze tentoonstelling gestalte krijgt, en wat dit werk aan beloftes en problemen inhoudt. Zowel in haar onderwerpskeuze – de aandacht voor het alledaagse – als in haar presentatie herhaalt ze strategieën die we ook elders aan het werk zien: zo mengt zij verschillende media speels door elkaar (getekende schetsen, foto’s en video), combineert ze snapshots met geënsceneerde beelden, jongleert ze met formaten en speldt ze beelden nonchalant aan de wand, waardoor ze elke artistieke ernst lijken te ontberen. Ze doet zoveel moeite om de lichte toets waarmee ze haar fotografisch onderwerp benadert in haar presentatie door te trekken dat juist hierdoor de installatie ontspoort: de charmante lichtzinnigheid van haar thema kantelt uiteindelijk in een irritante vrijblijvendheid. Ook in die zin is dit werk een perfecte illustratie van wat er in deze expo op het spel staat: het experimentele, zoekende (en soms mistastende) karakter ervan plaatst het in een vaak broze positie. Het is dan ook een moedige zet van het fotomuseum om dit ‘tere’ werk op deze manier te ondersteunen. Misschien kan de Vlaamse pendant van het museum hier inspiratie vinden om ook eens wat vaker de gebaande paden te verlaten?

 

QUICKSCAN NL #01. Fotografie nu loopt nog tot 24 mei in het Nederlands Fotomuseum, Wilhelminakade 332, Rotterdam (010/203.04.05; www.nederlandsfotomuseum.nl).