Ria Pacquée. Slam, Ramble, Perform
Bij het betreden van de overzichtstentoonstelling van het werk van de Antwerpse kunstenaar Ria Pacquée (Merksem, 1954) in de Warande wordt de toeschouwer meteen geconfronteerd met een klein obstakel: een installatie die bestaat uit op de grond verspreide kasseien, waaronder foto’s liggen van gevonden teksten in het straatbeeld (Text and Bricks, 2018). De losliggende kasseien brengen niet alleen de openbare ruimte binnen die zo belangrijk is in haar werk, ze lijken ook klaar te liggen om gebruikt te worden als geïmproviseerd wapen. Men zou kunnen denken aan de bekende anonieme woorden die in mei ’68 op een muur in Parijs werden geschreven, en die iconisch zijn geworden voor het verlangen naar een groter en vrijer leven voorbij de bestaande maatschappelijke en culturele tegenstellingen: ‘Sous les pavés la plage.’ Dat antiautoritaire verlangen kenmerkt zeker de tentoonstelling, al reikt Paqcuées strijdvaardigheid naar iets wat minder romantisch — menselijker, tegenstrijdiger, rumoeriger — is dan een strand.
Slam, Ramble, Perform is geen chronologisch overzicht, maar deelt het oeuvre van de kunstenaar op in twee zalen. De eerste staat in het teken van performance, het medium waarmee Pacquée begon en dat de laatste twee decennia opnieuw een belangrijke plaats kreeg in haar werk. De tweede focust op de documentaire foto’s en video’s die ze voornamelijk sinds de jaren 2000 maakte op basis van wandelingen (de slam uit de titel verwijst naar het performen van tekst). Een andere mogelijke grens die de opstelling duidelijk maakt, is die tussen de aan- en afwezigheid van de figuur van de performer. Ook als wandelend kunstenaar is Pacquée immers een ‘performer’: de act van het wandelen is een essentieel, zij het vluchtig en minder zichtbaar deel van het documentaire werk. Het verschil is vooral dat de figuur van Pacquée in de tweede zaal niet op de beelden voorkomt (tussen de ruimtes zijn twee video’s opgesteld waarin we de kunstenaar respectievelijk door een maïsveld en rond objecten in het straatbeeld zien lopen, en die de wandelende kunstenaar wel nadrukkelijk als performer tonen).
Vooral voor het vroege werk geldt dat ‘tentoonstellen’ altijd een serieuze vertaalslag, en dus het nodige verlies van betekenis inhoudt. In het midden van de ruimte staat een tafel opgesteld met de schaarse documentatie van negentien performances, waaronder vooral werk uit de vroege jaren tachtig. Enkele kleine foto’s gaan vergezeld van korte beschrijvingen. Bij La nausée pour la vache sacrée qui pisse dans les marais, in 1983 uitgevoerd in Ruimte Stalker in Brussel, lezen we: ‘Ik betreed de ruimte volledig naakt en draag twee koeienhoofden. Ik leg ze op een tafel en lees de krant. Dan sta ik op, pis op de grond en verlaat het podium.’ Je kan de elementen van dit werk wel interpreteren, maar het blijft moeilijk om je de energie in te beelden van dergelijke daden van transgressie, die teren op fysieke aanwezigheid, duur, uitputting en (shock)effect.
Op de muren van de eerste zaal worden video’s en (grote) foto’s van beter gedocumenteerde performances getoond. Het merendeel daarvan is van na 2000, na een lange periode waarin Pacquée nauwelijks nog performde voor een publiek (vanaf eind de jaren tachtig richtte ze zich op seriële fotografie, weliswaar vaak met een performatieve inslag, zoals in de verderop beschreven reeksen rond de personages Madame en IT). Veel van die recente performances refereren expliciet aan collectiviteit, religie en rituelen (zoals processies en gebeden, maar ook dansen en zingen). In All I Have to Do is Breathe (2017) dragen vier meisjes een brancard met een smeltend ijsblok rond de Sint-Jozefskerk in Oostende terwijl Pacquée in de kelder van de kerk onder meer knielt en een tekst prevelt bij een ijsblok van dezelfde grootte. Op de achtergrond weerklinken het geluid van een hartslag en vrouwelijke Arabische gezangen. Bij het verlaten van de kerk incanteert Pacquée ‘Everybody should be able to move wherever they want, whenever they want and for whatever reason they want.’ De circulaire, repetitieve processie rond de kerk roept samen met het ijs het schijnbaar nutteloze maar ongebonden ritueel van de kunst op, en breekt dat bekende beeld ook open door het te verbinden met andere rituelen. Zo krijgt het smeltende ijs de veel klassiekere lading van het vlietende leven, dat Pacquée hier verbeeldt als een vrije bewegingsruimte voor een begrensd lichaam.
Werken als deze tonen de groeiende aandacht van Pacquée voor de openbare ruimte, die ze vanaf het einde van de jaren tachtig voor het eerst nadrukkelijk opzocht in fotoreeksen waarin twee personages terugkeren: Madame, een grijs, kleinburgerlijk figuur met pruik en brilletje, en IT, een anoniem mannetje met zonnebril en een ambtenarenpak. Die laatste duikt op in twee werken: in een reeks foto’s waarop hij een stenen bal ronddraagt, en op een grote poster waarop hij in een bouwput staat. Uit de ‘Madame’-reeks is enkel de tragikomische reeks Madame Searching for the Right Direction Without Seeing the Beauty of the City of Spoleto (1991) te zien: op elke foto verliest Madame zich in haar zoektocht naar het bezienswaardige, en lijkt ze niet echt aanwezig in de werkelijkheid die wel degelijk op de achtergrond wordt getoond.
In de foto’s en video’s in de tweede zaal is de performer uit het beeld verdwenen om ruimte te maken voor de werkelijkheid zoals die zich toevallig aandient bij het wandelen. Logischerwijze verdwijnt de ironie hier op de achtergrond. Een aantal documentaire reeksen werden hier naast elkaar opgehangen, als een lange lijn van straatbeelden. De foto’s tonen mensen in groep, rustende mensen, mannen die naar bouwwerken kijken, gesloten handelszaken, ballen. Die onderwerpen zijn niet geheel willekeurig, maar ze zijn ook niet louter representatief; ze werken vooral als een bewust gekozen beperking, die ritme aanbrengt in het glijdende perspectief van de wandelaar. Maar als beperking impliceren ze ook nadrukkelijk wat niet geselecteerd werd: de rest van de wandeling. De ophanging, de herhaling van het straatbeeld en de uniforme kadrering zorgen ervoor dat je de tussenruimte er onwillekeurig bij denkt.
In deze zaal zijn ook video’s te zien die een logische conclusie lijken van Pacquées zoektocht naar een vorm die recht doet aan de disparate veelheid aan indrukken die de straat genereert. Een rust- en hoogtepunt aan het einde van de tentoonstelling is het hypnotiserende en ontroerende As Long as I See Birds I Know I’m Still Alive (2015), dat bestaat uit een opeenvolging van schijnbaar niet verwante taferelen. We zien beelden van samenkomsten in de naam van godsdienst, politieke actie en gay pride, dieren die geslacht worden, mensen die in een repetitieve activiteit verwikkeld zijn, traag stromende rivieren, vluchten vogels, enzovoort. De abrupte veranderingen van context – de taferelen spelen zich afwisselend af in een (voornamelijk) oosterse en westerse setting – worden voortdurend tegengesproken door een continuïteit van visuele associaties: het slachten van een geit wordt gevolgd door een kapbeurt met een scheermes, meeuwen en stadsduiven zwermen onverschillig voor grenzen en culturen door de lucht. De klassieke, in deze tentoonstelling meermaals opgevoerde tegenstellingen tussen Avond- en Morgenland – maar ook die tussen seculier en spiritueel, mens en dier… – worden zo voortdurend tegengesproken. Het terugkerend motief van de rook – afkomstig van vaporizers, rookmachines, rioolputten, verbrandingen – functioneert niet alleen als lijm bij afwezigheid van een voortstuwend narratief, maar in contrast met de vele kadavers ontpopt de rook zich ook (net als het ijs in de eerste video in de tentoonstelling) als een vanitasmotief dat zowel het vluchtige als het onvatbare leven oproept.
De video maakt een drijvende kracht expliciet die sluimerend aanwezig is in Pacquées ander werk: een beeldende, lichamelijke en existentiële zoektocht naar gemeenschappelijkheden voorbij ingesleten tegenstellingen; naar alternatieve en vitale vormen van het universele – dus niet het universalisme van een Europese, mannelijke, individuele hemel na de vooruitgang, waar darmloze lichtwezens elke dag een ideële portie rijstpap krijgen voorgeschoteld, noch dat van een stil, eenzaam en meditatief ruisend exotisch strand. Het mobiele universalisme van Pacquée is dat van een levenskunstenaar – al klinkt dat woord tegelijk te zwaar en te zweverig als beschrijving van haar werk, dat tast naar een veelheid van vaak onvermoede, soms grappige en bovenal momentane samenhangen.
• Ria Pacquée. Slam, Ramble, Perform. A Monograph liep van 10 juni tot 19 augustus in Cultuurhuis de Warande, Warandestraat 42, 2300 Turnhout.