Rirkrit Tiravanija
Er heerst vandaag een tendens om de retrospectieve als een reactionair en achterhaald verschijnsel terzijde te schuiven, vanwege te auteursgericht en te zeer verstrengeld met de romantische cultus van de individuele kunstenaar. Toch blijft dit tentoonstellingsgenre de beste manier om een oeuvre te bevragen op zijn consistentie, zijn contradicties en consequenties, en om dus verder te gaan dan het idée reçue dat van kunstenaar X bestaat. Anderzijds degenereert de retrospectieve tentoonstelling vaak tot een onwrikbaar en ongeïnspireerd format dat met het nodige kunst- en vliegwerk ook aan kunstenaars wordt opgelegd die geen traditionele kunstobjecten en dus geen traditioneel oeuvre produceren.
Het pleit voor Rirkrit Tiravanija dat hij zich met zijn Boijmans-tentoonstelling A Retrospective (Tomorrow Is Another Fine Day) aan dit automatisme heeft onttrokken. Het is een retrospectieve zonder fysiek aanwezige werken: de grote Bodonzaal van het Boijmans is gevuld met lege ruimten, doorgaans uit hout opgetrokken, die tentoonstellingsruimten reproduceren waarin Tiravanija ooit heeft tentoongesteld. Informatie over de ontbrekende werken is vooral afkomstig van drie ‘scripts’ die zijn geschreven door Philippe Parreno, Bruce Sterling en de kunstenaar zelf. Het script van Sterling, dat op diverse plekken in de tentoonstelling uit luidsprekers klinkt, werd in de mond gelegd van het spook van een overleden gourmet annex kunstliefhebber. Tiravanija’s eigen tekst is te horen via een audiogids waarop een goed gecaste Amerikaanse vrouwenstem in het Engels op een betuttelend-didactische toon uitleg verschaft over de carrière van Tira Ven Itsch (zoals zij het uitspreekt). Tegen het script van Parreno kan men aanlopen in de vorm van een performer, wederom een ghost, maar een gematerialiseerde. Er zijn ook gidsen die het didactische script van Tiravanija live voordragen.
Vooral in de vroege jaren negentig maakte Tiravanija zich wel eens schuldig aan de romantische suggestie van een ongedwongen sociabiliteit; in een fraaie dialectische volte transformeerde hij de kunstwereld van een domein van vervreemding en commodification tot een utopisch gebied van ongedwongen samenzijn. De Franse curator Nicolas Bourriaud kon de Thaise kookgeurtjes van Tiravanija goed vermengen met zijn eigen gebakken lucht; welke kunstenaar was beter geëigend dan Tiravanija om te suggereren dat de kunstwereld de beste van alle mogelijke werelden is? Bourriaud promoveerde Tiravanija tot een van de hoofdrolspelers van een ‘relationele kunst’ die vormen van sociabiliteit ensceneert die in het alledaagse kapitalistische leven nauwelijks nog bestaan, en die daarom een modelkarakter zou hebben. Nu kan kunst onder bepaalde omstandigheden wel als model functioneren, maar Bourriauds constructie was vooral een vorm van branding zonder duidelijke consequenties. Dat maakte zijn notie juist aantrekkelijk voor een schuldbewuste kunstwereld, die zichzelf plots getransformeerd zag tot een speelse elite die de rest van de maatschappij tot voorbeeld kon strekken.
In Untitled (Tomorrow is Another Day), dat in 1996 te zien was in de Kölnischer Kunstverein, liet Tiravanija al een zekere onvrede doorschemeren met een al te rooskleurige enscenering van sociabiliteit. De ruimte van de Kunstverein – die voor een van de grootste leegtes in het Boijmans zorgt – bevatte een kopie van zijn New Yorkse appartement, dat door bezoekers 24 uur per dag gebruikt kon worden om te eten, te slapen en tv te kijken. Gerelativeerd werd deze utopie van gastvrijheid doordat het appartement achter de grote ramen van de Kunstverein stond, en dus als het ware in een etalage terechtkwam. Het bouwsel bood wel enige beschutting voor blikken van buitenaf, maar het kreeg ook iets van een showroom, een Big Brotherattractie avant la lettre. Naast de houten constructie stonden potpalmen die onvermijdelijk aan Marcel Broodthaers herinnerden. Toch bleven deze elementen ondergeschikt aan de sfeer van hippieromantiek, aan de hypocriete suggestie dat de kunst asiel verleent aan het leven. In de Boijmans-retrospectieve komt Tiravanija echter veel dichter in de buurt van Broodthaers’ analyse van kunst en kunstinstellingen. Het spel met echte gidsen en audiogidsen is zo nadrukkelijk dat de sturende, zelfs dwingende rol ervan in de huidige tentoonstellingscultuur aan de orde wordt gesteld. Waar Tiravanija afwijkt van wat educatieve diensten doorgaans bekokstoven, wordt die sturende werking dan weer tegengegaan.
Het lijkt er Tiravanija dus minder om te doen een ‘progressief’, ‘performatief’ alternatief te ontwikkelen voor de conventionele retrospectieve; eerder is zijn tentoonstelling een spookachtige dubbelganger van museale standaardretrospectieven. Door de haast karikaturale overdrijving van sommige trekken krijgen we een betere kijk op het functioneren van het retrospectieve model. Ook het feit dat de kunstwerken ontbreken, betekent goedbeschouwd geen radicale afwijzing van de norm maar juist een consequente omarming van de canoniserende en aura vergrotende werking van retrospectieven: wat is unieker dan afwezigheid, wat is auratischer dan tentoonstellingen en processen die onherroepelijk voorbij zijn? Juist door zijn werk of (in zijn geval) de relicten van zijn werk niet te tonen, vergroot Tiravanija het aura ervan. Tiravanija bedrijft cynische Aufklärung: hij verschaft inzicht door zijn werk te mystificeren. Het resultaat is een exemplarische tentoonstelling, die een plaats in het achterhoofd van iedere kunstenaar en tentoonstellingsmaker zou moeten krijgen. Het valt evenwel te hopen dat Tiravanija, na deze doorlichting van het tentoonstellingswezen, geen pas op de plaats maakt en dat hij op een minder romantiserende manier, met meer oog voor de institutionele en ideologische randvoorwaarden, zal proberen om in tentoonstellingsruimtes situaties te creëren die de grenzen van de kunstcontext doorbreken.
• Rirkrit Tiravanija, A Retrospective (Tomorrow Is Another Fine Day), tot 6 februari in Museum Boijmans Van Beuningen, Museumpark 18/20, 3015 CX Rotterdam (010/441.94.75; www.boijmans.nl).