width and height should be displayed here dynamically

Roni Horn. Recent Drawings

Roni Horn, Wits’ End Mash (get under my skin), 2019, Xavier Hufkens, Brussel

Roni Horn (1955) werd vooral bekend met haar fotografische essays – portretreeksen waarin door kleine variaties, zoals in You Are the Weather uit 1997, herhaling tegen eigenheid wordt uitgespeeld. Ook op haar tentoonstelling in 2016 in De Pont in Tilburg (De Witte Raaf, nr. 180) stond fotografie centraal. Als er echter iets is dat Horn de afgelopen vier decennia nagenoeg dagelijks heeft gedaan, dan is het tekenen of ander tweedimensionaal – niet-fotografisch – werk maken. In 2019 liep in het Menil Drawing Institute in Texas de programmatisch getitelde, tweedelige tentoonstelling When I Breathe, I Draw, en ook in de zaaltekst van Horns solo dit voorjaar in galerie Xavier Hufkens wordt benadrukt dat de tekening ‘het enige medium is waarmee ze consistent heeft gewerkt gedurende haar uitgebreide carrière’.

Recent Drawings toont drie reeksen op evenveel verdiepingen van de in 2022 geopende uitbreiding van de galerie – een ontwerp van Robbrecht en Daem Architecten, bijna integraal in lichtgrijs beton uitgevoerd. De eerste reeks, vlak na de ingang, heet Wits’ End Mash en bestaat uit negen zeefdrukken op papier van ongeveer 150 centimeter breed en 130 centimeter hoog. Wat ze tonen lijkt op woordwolken of tag clouds: visuele weergaves van termen die op een website gehanteerd worden, waarin de woorden (tags) die vaker gebruikt worden groter staan afgebeeld. In de versies van Horn zijn er uiteraard een paar significante verschillen. Het gaat niet om afzonderlijke woorden, maar om Engelstalige uitdrukkingen, zegswijzen, gemeenplaatsen of metaforen, zoals happy as a clam, too sad for words, don’t bite the hand, when in Rome, close but no cigar, now or never en see the writing on the wall. Horn liet deze uitspraken in verschillende kleuren met de hand neerschrijven door verschillende mensen en zette ze vervolgens naast en over elkaar in een zeefdruk. Het onderstreept het menselijke eerder dan het digitale of technologische karakter van deze word clouds: dit is wat mensen tegen elkaar zeggen – het is, met andere woorden, omgangstaal, die op een wat knullige manier aangeeft hoe moeilijk het kan zijn om iets tot uitdrukking te brengen en met anderen te communiceren. Dat de priegelige krabbels op gelijke grootte worden weergegeven is eveneens betekenisvol: er is geen hiërarchie te ontdekken; er zijn geen frasen die belangrijker, dominanter of ‘impactvoller’ te noemen zijn en die daarom groter zouden moeten worden afgedrukt. Wits’ End Mash toont – in een tijdperk waarin chatbots als Cassandra’s een onbegrijpelijke toekomst prevelen – hoe taal altijd tekortschiet, en net daarom onmisbaar en waardevol is. We zijn haast onafgebroken at our wits’ end, maar toch blijven we dergelijke woordgroepen gebruiken om aan die situatie gevolg te geven en dingen met elkaar te delen. Vanuit die optiek geeft de reeks van Horn – monumentaal in formaat, maar opgebouwd uit minuscule graffiti – uiting aan zowel het falen als het standhouden van menselijke taal.

Op de kelderverdieping – die dankzij de royale lichtinval allesbehalve als dusdanig wordt ervaren – hangt de reeks Frick and Fracks: negen groepen van acht vellen papier, beschilderd in gouache en waterverf. Ook deze werken hebben een niet-artistieke tegenhanger: het geheugenspel waarbij een veertigtal kaartjes omgekeerd op tafel liggen en je moet zien te onthouden waar de identieke paren zich bevinden. Elke Frick and Frack – de titel verwijst naar een komisch duo uit Zwitserland en is een uitdrukking die gebruikt wordt om te verwijzen naar twee mensen die nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn – bestaat uit vier keer twee ‘koppels’ van afbeeldingen die net niet identiek zijn, want ze zijn met de hand geschilderd. De onmogelijkheid van totale equivalentie – of omgekeerd: de mogelijkheid van echt verschil – wordt aanschouwelijk gemaakt, net als het inzicht dat enkel in een even perfecte als helse wereld het ene met het andere kan samenvallen.

Op de bovenverdieping, tot slot, hangt een reeks die anekdotischer van aard is, of die alleszins minder conceptueel te duiden valt, hoewel ook hier gebruik wordt gemaakt van de spanning tussen de twee delen van één geheel, of van de relatie tussen twee naar elkaar verwijzende elementen. Het gaat om een suite van 33 beeldparen, als dubbelpagina’s van een geïllustreerd boek. De titel van deze reeks (afgekort tot Red Figure) is een lange, in principe oneindige zin – een opsomming, tussen puntkomma’s, van ogenschijnlijk totaal ongerelateerde fenomenen of gebeurtenissen, zoals ‘een vervelende bende snotneuzen in rode skipakken in een Noord-Amerikaanse buitenwijk’, of ‘een aantrekkelijke jonge Italiaanse vrouw, gekleed in het rood, die achtervolgd wordt door een lesbische seriemoordenaar’. In de afbeeldingen zelf komt die willekeur ook terug, bijvoorbeeld wanneer de foto van een witte raaf naast een vel papier wordt gezet met, tegen een rode achtergrond, de tientallen keren herhaalde, handgeschreven uitroep ‘I am paralyzed with hope’. Samenhang ontstaat, in deze juxtapositie, dankzij de biografie van de kunstenaar, die elke afzonderlijke tekening van een datum en een plek heeft voorzien: de vogel werd gespot op 13 februari 2020 in New York City; de even wanhopige als hoopvolle kreet werd neergeschreven op 15 februari 2020 in Austerlitz, een stadje in de staat New York, en wordt middels een lichtblauwe post-it toegeschreven aan de Amerikaanse stand-upcomedian Maria Bamford. Red Figure toont dus, als een aan de muur gehangen visueel dagboek, wat Roni Horn de afgelopen jaren zoal heeft gezien, gedacht, gehoord, gelezen en vervolgens op papier heeft gezet. De reeks wordt aangeboden als een invitatie om eenheid en coherentie, of alleszins patronen en motieven te ontwaren in het leven van iemand anders – iets wat meestal makkelijker is, en vaak ook aangenamer, dan hetzelfde ondernemen in je eigen bestaan.

 

• Roni Horn. Recent Drawings, van 17 maart tot 6 mei, Xavier Hufkens, Sint-Jorisstraat 6, Brussel.