Sam Durant
Op lichtbakken in telkens andere kleuren staan slogans te lezen: “Strike” op een rode lichtbak, “Legality is not morality” op een oranje exemplaar, of “No lie can live forever” in zwarte letters op geel. De letters zijn uitgerafeld en onregelmatig neergezet. Ze passen niet bij het professionele reclamemedium van de lichtbak, en ze zijn dan ook van amateuristische borden geplukt die in allerlei demonstraties werden meegedragen.
Sam Durant, de eerste kunstenaar die wordt voorgesteld door de nieuwe S.M.A.K.-directeur Peter Doroshenko, hing deze lichtbakken in 2003 op aan de gevels van Amerikaanse huizen (Project Row Houses, Houston, Texas). Ook museumgevels en tentoonstellingspaviljoenen (op de Biënnale van Venetië) gebruikte hij reeds als fond, en verder toont hij deze lichtbakken uiteraard in gewone kunstruimtes, zoals nu in het Gentse museum, waar twaalf van deze lumineuze SIGNS in groepjes van vier over drie zalen zijn verspreid. In twee van die zalen combineert Durant de lichtbakken met werk dat meteen de herkomst van de opschriften verduidelijkt: hij blijkt zich te hebben gebaseerd op foto’s uit kranten en tijdschriften waarop manifestanten met borden rondlopen. Op een tafeltje liggen affiches waarop deze foto’s opnieuw zijn afgedrukt, en in de andere ruimte presenteert Durant tekeningen met dezelfde taferelen in een wazige, pseudo-fotografische tekenstijl. Waar het nagetekende beeld op de cover van een tijdschrift stond, werden de kop en de referenties gewoon mee overgenomen – één tekening blijkt gebaseerd op een Newsweek-cover van 6 mei 1968. Tegelijk ontdoen deze ‘kopieën’ het oorspronkelijke beeld van zijn documentaire evidentie. Op de grofkorrelige posters en de wazige tekeningen verschijnt het oorspronkelijke beeld als nabeeld. Durant kopieert de beelden om een holte in de tijd uit te graven, waardoor de beelden kunnen terugkeren in een nieuwe tijd, of in de altijd ‘oneigentijdse’ tijd van een museum.
Zijn materiaal is ontegensprekelijk sixties. De demonstraties vonden plaats in de jaren zestig, en ook de slogans stammen uit die tijd. Toch gaat het niet om de legendarische frasen van de jaren zestig: geen Make love, not war, niet de overbekende peace– en flower power-boodschappen. Zinnen als Tell it like it is! of Welcome back hebben zelfs iets onbestemds en nonsensicaals – vandaar dat ze ook makkelijker door de tijd kunnen reizen. Tegelijk is duidelijk dat Durant wel degelijk door de jaren zestig gefascineerd is: hij is gebiologeerd door de mythe van dat tijdperk, door het beeld van een periode waarin alles ‘in beweging’ is – dat is in de betogingen en manifestaties op de foto’s zelfs letterlijk het geval. Overigens heeft Durant ook werk gemaakt dat verwijst naar het artistieke erfgoed uit die tijd, meer bepaald naar Robert Smithson, wiens Nachleben bij de jonge kunstenaarsgeneratie al een studie-onderwerp op zich is.
Durants procédé van toe-eigening en decontextualisering is nogal doorzichtig: zinnen die functioneerden in betogingen keren terug in de ijle openbaarheid van een lichtbak, en verwerven zo een raadselachtige actualiteit. Vervolgens kun je een beetje mediteren over de ‘betekenis’ die dergelijke zinnen vandaag hebben, maar dat neemt niet weg dat het werk zich tot één simpele operatie beperkt en zich daarom snel uitput. Wel nodigt dergelijk werk uit om vragen te stellen over de relatie tussen leven en kunst, maar Durant thematiseert die vragen niet echt.
Durant is nochtans wel degelijk geboren in 1961, en heeft de jaren zestig dus beleefd als kind. Wat betekent het om een dergelijke periode door onbegrijpende kinderogen te zien, en ze pas te kunnen vatten als ze al ‘naverteld’ wordt? Is het niet vreemd om die grote puberale opstand, dat grote verzet van de jeugd, die tijd van revolutie en revolte in een dergelijke toestand van onrijpheid te hebben ‘meegemaakt’? Waarom zijn veel kunstenaars van Durants generatie zo aan die periode verslingerd? Misschien neemt de mythe van de bewogen jaren zestig juist een aanvang bij deze kinderen van de jaren zestig. Misschien zijn zij de uitverkoren dragers van die mythe van opstand en emancipatie, van bevrijding en ontgoocheling. Met wat goede wil zou men kunnen zeggen dat de grofkorrelige affiches, de wazige tekeningen en de ontheemde lichtbakslogans van Durant die mythologisering aftasten, en het had de moeite geloond hier verder op in te gaan. Jammer genoeg bevat het boekje dat bij deze tentoonstelling verscheen enkel een tekst met de nodige kromspraak, en met even onhandige als obligate verwijzingen naar Barthes en Benjamin, naast een volstrekt nietszeggend interview met de kunstenaar door de nieuwe directeur. In dat gesprek weet Doroshenko aan Durant onder meer de bedenking te ontlokken dat hij historische teksten gebruikt omdat ze “voor de actuele situatie” relevant zijn. De tekeningen zouden dan weer het voordeel hebben dat ze met de hand gemaakt zijn, waardoor mensen er met meer aandacht naar kijken, en dus meer belangstelling ontwikkelen voor het onderwerp. Er vooral niet te veel achter zoeken, is de boodschap. Terwijl het gesprek erg kort is, mag Durant van Doroshenko nog een blad volwauwelen over de amusante en onthutste reacties van ‘het publiek’. Voorlopig lijkt er in de discursieve armoede van het Citadelpark nog weinig beweging te komen.
• 12 SIGNS. Transposed and illuminated (with various indexes) van Sam Durant loopt nog tot 5 september 2004 in het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst, Citadelpark, 9000 Gent (09/221.17.03; www.smak.be).