width and height should be displayed here dynamically

Seconde main

Parallel met de tentoonstelling van Helen Sturtevant (zie De Witte Raaf nr. 144) besteedt het Musée d’art moderne de la Ville de Paris in zijn collectiepresentatie aandacht aan het fenomeen van de kopie, de herneming of het zich toe-eigenen van bestaande kunstwerken. Hiermee tracht men aan te tonen dat het museum geen statisch gegeven is, maar een context die voortdurend in ontwikkeling is en vooral een belangrijke bron van inspiratie. In tegenstelling tot de mythe van de tabula rasa die de moderne avant-gardes zouden hebben teweeggebracht, hebben alle grote kunstenaars van de twintigste eeuw gewerkt in weerwil van of dankzij de kunstgeschiedenis. Paradoxaal genoeg aanbaden ze wat ze wilden overtreffen.

Het belang of de waarde van het kunstwerk bestaat ook uit datgene waaruit het is ontstaan en datgene wat het genereert. De tentoonstelling kadert in het ruimere debat over de traditie van het nieuwe, de plaats van de auteur en de commercialisering en de mondialisering van het kunstwerk als massaproduct. De belangrijkste boodschap van de tentoonstelling is dat de herneming een meer inventieve en subversieve attitude is dan men op het eerste gezicht zou denken. En uit de titel Seconde main blijkt dat deze attitude ook plaatsmaakt voor een zekere vorm van ironie. Of om het met Picasso te zeggen: ‘Il n’y a pas de faux, il n’y a que des faux.’

In zijn verhalenbundel Ficciones uit 1944 vertelt de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges het verhaal van de schrijver Pierre Ménard, die zijn leven heeft opgeofferd aan het identiek herschrijven van Cervantes’ Don Quichotte. De onderliggende stelling is dat de betekenis van een kunstwerk niet alleen afhangt van de inhoud en van de vorm, maar ook van de context waarin en de intenties waarmee het gemaakt werd.

Uit de tentoonstelling blijkt dat alle kunstenaars de strategie van de appropriation of de toe-eigening gebruiken, zij het om zeer uiteenlopende redenen. Was het kopiëren vroeger een klassieke methode om het metier te leren, dan zijn de kopieën van Pollock door Art & Language of Braco Dimitrijevic gemaakt vanuit conceptuele en ideologische overwegingen. De pose van Gavin Turk als Jack de Dripper, naar de foto’s van Hans Namuth, situeren hem in een bepaalde schilderkunstige traditie. Tevens breekt Turk een lans voor de attitudekunstenaar en speelt hij een troebel spel met valse documenten en een ontleende identiteit. After Walker Evans en After Edward Weston van Sherrie Levine stellen het museum in staat om het werk van deze Amerikaanse fotografen, dat niet in de verzameling aanwezig is, toch te tonen. Ernest T. reconstrueert aan de hand van de titel en de afmetingen verloren schilderijen van de Douanier Rousseau.

Het zijn allemaal verschillende strategieën waarmee een honderdtal kunstwerken in de verzameling geïnfiltreerd raken. Als appropriations worden ze in de nabijheid van hun ‘originelen’ bijna onzichtbaar. Alleen een geoefend oog, geholpen door roze naambordjes, is in staat om het onderscheid te maken, de dubbele bodem te ontdekken en de eigenlijke betekenis van de ingreep in te schatten.

Maar met deze tentoonstelling stelt ook het museum zichzelf en zijn autoriteit in vraag. In 1980 verwierf het Musée d’art moderne de la Ville de Paris een fauvistisch schilderij van een anonieme kunstenaar. Authentiek of toe-eigening? In 1954 verwierf het museum uit de verzameling van Dokter Girardin een Modigliani die vandaag gecontesteerd wordt. Hij hangt naast een Modigliani van Elmyr de Horny, de meestervervalser die door Orson Welles vereeuwigd werd in F for Fake.

Evenals de verzameling, die begint bij het begin van de twintigste eeuw, verloopt de tentoonstelling chronologisch. Ze begint met een verloren gewaande Douanier Rousseau van Ernest T. en een niet bestaande ontwerpschets voor Picasso’s Les Demoiselles d’Avignon van André Raffray. Een authentieke Picasso uit de verzameling van het museum hangt er naast een Not Picasso van Mike Bidlo. De achterkleindochter van Henri Matisse, Sophie Matisse, herneemt schilderijen van onder anderen haar achtergrootvader, waarin elk spoor van menselijke aanwezigheid werd uitgewist. Hierdoor wordt elk schilderij een stilleven. Een zekere Kasimir Malevitsj herneemt in 1985 in een appartement in Belgrado De laatste futuristische tentoonstelling 0.10 en Nicolas Chardon schildert diens fameuze zwarte kruis. Sherrie Levine plaatst een doorzichtige versie van Brancusi’s Nouveau né op een tafel van Gerrit Rietveld.

Van de vier ‘valse’ Mondriaans is deze van Tom Sachs de meest authentieke. In tegenstelling tot de aquarellen van Sherrie Levine, de assemblage van Mathieu Mercier of de met groen geïnfiltreerde versie van General Idea, ligt de met tape gerealiseerde late Mondriaan het dichtst bij zijn eigen gebricoleerde oeuvre.

De meest ‘gekopieerde’ werken zijn deze van Marcel Duchamp (General Idea, André Raffray) en Andy Warhol (Richard Pettibone, Mike Bidlo), die deze problematiek ook in hun eigen werk behandelden. In een ontluisterende deconstructie toont Richard Baquié de manier waarop Duchamps geheime werk Etant donnés, dat in Philadelphia enkel door een kijkgaatje te zien is, in elkaar steekt.

Yang Zhenzhong reconstrueert foto’s van Rineke Dijkstra en Cindy Sherman met Aziatische modellen. Jonathan Monk vroeg aan Chinese schilders om schilderijen die Martin Kippenberger in opdracht liet schilderen, na te schilderen. Maurizio Cattelan maakte een kindermaat van Beuys’ vilten pak, Mike Bidlo conservenblikken met Artist’s Shit, Simon Nicaise een Stack Piece van Donald Judd waar een extra element werd aan toegevoegd, Olivier Mosset een schilderij van Buren met verticale banden van 10 cm breed in plaats van de gebruikelijke 8,5. Hugo Pernet maakte op zijn beurt dan weer een schilderij van Mosset et cetera, et cetera, et cetera.

Maar de mooiste interpretatie van d’après of after een bekende meester is Olivier Babins After but before (3 janvier 1966). Zijn On Kawara is gedateerd op 3 januari 1966, de dag voor de eerste date painting van de kunstenaar zelf.

 

Seconde main loopt tot 24 oktober in het Musée d’art moderne de la Ville de Paris, Avenue du Président Wilson 11, 75116 Parijs (01/53.67.40.00; www.mam.paris.fr).