width and height should be displayed here dynamically

Stretch Release

We hebben het alweer een tijdje niet gehoord: de rituele doodverklaring van de schilderkunst. Zeker in Nederland – van oudsher een schilderland bij uitstek – wordt iedere drie, vier jaar beweerd dat het medium definitief geen toekomst meer heeft en dat eenieder die nu nog een penseel oppakt een reactionair is die produceert voor intellectueel luie consumenten. Maar misschien heeft die radicale afwijzing haar ‘bite’ wel verloren. Zo overtuigend als Catherine David het nog beweerde op de Documenta van 1997 heeft het in ieder geval al tijden niet meer geklonken. Wie de afstudeertentoonstellingen van de academies afloopt, ziet bovendien dat de nieuwe generatie kunstenaars zich weinig aantrekt van het vermeend achterhaalde karakter van verf op canvas. Ook de jaarlijkse uitreiking van de Koninklijke Prijs voor de Vrije Schilderkunst in oktober – de officieuze nationale schildervlootschouw – is steevast van hoog niveau. En braaf is het getoonde allerminst. Onder de winnaars van vorige edities bevonden zich onder andere een wasbak van kunststof (Mike Pratt) en foto’s achter bijenwas (Lennart Lahuis).

Ook Stretch Release in de Haagse galerie Dürst Britt & Mayhew bewijst dat er nog volop wordt geëxperimenteerd in de schilderkunst en dat dat spannende resultaten kan opleveren. Wat het werk van de acht kunstenaars in deze tentoonstelling verbindt, is de afwezigheid van het spieraam. Dat neemt niet weg dat bepaalde doeken wel degelijk opgespannen zijn geweest toen ze werden bewerkt, zoals het geval is bij Marije Gertenbach. Na het opdrogen van de verf heeft zij haar abstracte voorstelling in matte en warme kleuren als het ware ‘bevrijd’. Het doek is losjes aan de wand geprikt, waarbij de onbeschilderde zij- en achterkant fungeren als een soort omlijsting die de overgang tussen doek en muur verzacht. Gertenbach refereert in haar werk veelal aan fresco’s en is gefascineerd door de restauratie-ingrepen waarbij stukken muur met schildering en al worden uitgehakt en verplaatst. Wat site-specific was, wordt autonoom, en toch werkt er iets van de oude ruimtelijkheid in door – op een analoge manier voel je bij haar nog het verwijderde spieraam achter het doek.

Het nadrukkelijk weglaten van het spanraam laat de kijker nadenken over de rol, werking en status van die paar latten die je alleen ziet als je het schilderij omdraait. Het skelet achter het canvas blijkt een soort voetstuk te zijn. Zonder de structuur die het levert, krijgt een schilderij van de weeromstuit iets informeels en intiems. Kristan Kennedy benadrukt dat nog eens extra door een van haar doeken half op de vloer te leggen. Die nonchalance hoort bij haar werkwijze, die bepaald wordt door toeval en ‘liefdevolle verwaarlozing’. Ze schildert met eender wat ze in haar atelier vindt, tot boter aan toe. Ze knoopt en verfrommelt haar doeken, laat ze in een hoekje achter en vergeet ze, totdat ze ze weer vindt. Schilderkunst, die voorheen wel kon worden omschreven als de registratie van min of meer bewuste handelingen, is hier een poëtische lofzang op de entropie geworden.

Ook Paul Beumer, die tijdens zijn verblijf aan de Rijksakademie Amsterdam al testjes deed met plantaardige kleurstoffen, zoekt naar alternatieve manieren om kleur op canvas aan te brengen. Hij heeft de kwast definitief neergelegd en zich verdiept in klassieke Chinese landschappen waarbij het doek wordt gevouwen om daarna met inkt te worden bewerkt. Het effect is grillig en onvoorspelbaar, maar het ziet er te veel als jaren zeventig tie-dye uit om echt te verrassen.

Voor sommige deelnemers aan Stretch Release is de drager zonder meer het onderwerp van hun werk. Koen Doodeman geeft er nog een conceptuele draai aan met zijn Schotse ruiten – tegelijkertijd een knipoog naar Daan van Goldens theedoeken en een referentie aan de culturele identiteit die vaak wordt ontleend aan kleding. Doodeman gaat inmiddels een stap verder door ook zelf te weven. Net als Sarah Parke, wier met de hand geweven doeken pointillistisch worden beschilderd door haar partner Mark Barrow, waardoor het net lijkt alsof ze met gekleurd garen heeft gewerkt. Dat geeft een nieuwe draai aan het idee van een trompe-l’oeil.

Het verste in het oprekken van de schilderkunstige praktijk gaan David Roth en Alexis Teplin. De eerste combineerde voor de installatie A History of Painting alle doekjes die hij tussen 2008 en 2012 gebruikte om zijn penselen aan af te vegen tot vier grote vlaggen. Het werk geurt nog van de terpentine en olieverf, iets wat je niet kunt zeggen van Teplins doeken. Die bestaan uit aan elkaar genaaide kledingstukken, van stukken tafellaken tot schouderstukken. Deze kunstenaar heeft niet alleen het spieraam losgelaten, maar ook de verf. De vraag is of we hier nog kunnen spreken van schilderkunst en of we hier niet de grens naar textielkunst zijn overgestoken.

 

Stretch Release, 8 april – 27 mei, galerie Dürst Britt & Mayhew, Van Limburg Stirumstraat 47, 2515 PB Den Haag (070/444.36.39; 06/246.206.63; durstbrittmayhew.com).